De macht van de raad
In Trouw van zaterdag 15 december ( "De Verdieping", p. 3) poneert de Tilburgse bestuurskundige, Marcel Boogers, dat wij steeds vaker zullen worden geconfronteerd met wat hij "powerburgemeesters" noemt, die hun macht bouwen op hun populariteit onder de burgerij en die derhalve het vertrouwen van college en gemeenteraad van secundair belang vinden. Hij ziet de oplossing in de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, omdat de kiezer dan echt over zijn (of haar) lot beschikt en niet via manipuleerbare opiniepeilingen en optochten.
Ter voorkoming van misverstand: persoonlijk ben ik voorstander van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, maar liever niet om de verkeerde reden. Ik ben er niet zo voor om burgemeesters die het staatsrecht van secundair belang vinden een handje te helpen. Op dit moment is volgens Grondwet en gemeentewet de raad immers het hoogste orgaan in de gemeente en niet de burgemeester.
Boogers verwisselt, dunkt mij, oorzaak en gevolg. Dat burgemeesters soms King Kong gedrag vertonen, is te herleiden tot een politieke ontwikkeling die tot voor kort onweerstaanbaar leek te voeren naar hun rechtstreekse verkiezing. Een aantal burgemeesters, die veel zagen in zulke verkiezing, begonnen daarop vanaf 2002 te anticiperen door hun public relations intensief te organiseren, door met enig rumoer werk te maken van hun formele bevoegdheden en door zich soms zelfs expliciet los te maken van hun eigen politieke partij. Zij gedroegen zich alvast als een gekozen burgemeester om daarmee hun verkiezing in 2006 naar vermogen zeker te stellen.
Wethouders en raadsleden lieten dit, soms grommend soms glimlachend, gebeuren. Ook zij gingen immers uit van burgemeestersverkiezingen in 2006. Totdat in 2005 de fractie van de PvdA in de Eerste Kamer het vuurtje voortijdig uitblies.
Nu was het zaak voor de betrokken burgemeesters om hun gedrag weer ijlings aan te passen aan de klassieke verhoudingen, waarin niet het volk - laat staan de straat - de baas was maar de gemeenteraad. Sommige burgemeesters deden dit even spoedig als elegant: de pirouette van Ivo Opstelten in Rotterdam mag daarvan als voorbeeld gelden. Andere burgemeesters hadden meer rommel op te ruimen uit de tijd dat zij zich onaantastbaar waanden. Voorbeeld daarvan: Gerd Leers in Maastricht, die zich de vijandschap van de oude garde in het Maastrichtse CDA op de hals had gehaald. Gezien het treurige niveau van dit gezelschap zal hij dit wel doorstaan, zij het niet geheel onbeschadigd.
Ten slotte zijn er de burgemeesters die blijkbaar niet kunnen wennen aan de terugkeer van oude tijden. Voorbeelden daarvan vormen de burgemeesters van Wieringermeer, Vlissingen en Dinkelland, die het vertrouwen verloren van hun respectieve raden maar moeilijk konden geloven dat zoiets heden ten dage maar één gevolg kan hebben: hun ontslag.
De dames Lont (Wieringermeer) en Van Dok-van Weele (Vlissingen) zijn intussen teruggetreden. Mijnheer Willeme in Dinkelland meende de raad te kunnen trotseren omdat de straat hem wilde behouden. Zelfs van het wijs advies van de Overijsselse Commissaris van de Koningin wenste hij zich niets aan te trekken. Met minder dan een bevel van de minister was hij niet tot betere gedachten te brengen. Terwijl het toch heel eenvoudig is: de straat noch de opiniepeiling komt in onze Grondwet voor; in geen enkele grondwet trouwens.
Het is dus omgekeerd aan wat Boogers wil doen geloven. Burgemeesters hadden tot 2005 reden tot hoge verwachtingen omtrent hun toekomstige macht, maar zij hebben sedertdien moeten inbinden. Wij kunnen nu waarnemen dat hun dat her en der nogal moeilijk is gevallen. Misschien temeer, omdat het aantal "powerraden" is gegroeid dankzij de dualisering van het gemeentebestuur sedert 2002. De gekozenen - wethouders en raadsleden - hebben hun rechten hernomen. Niet steeds even elegant, maar dat doet er voor de zaak zelf niet toe. De vestiging van de parlementaire vertrouwensregel jegens ministers, zo'n honderd en vijftig jaar geleden, is ook niet elegant verlopen maar wel effectief gebleken.