Spreektekst burgemeester Deetman

Toespraak door burgemeester Deetman i bij de opening van het Montesquieu Instituut, 9 mei 2007.

Alleen het gesproken woord geldt

 

Excellentie,

Dames en heren,

Het verheugt me zeer om vandaag, samen met minister Plasterk, de opening te mogen verrichten van het Montesquieu Instituut, het centrum voor Europees-vergelijkende parlementaire geschiedenis en constitutionele ontwikkeling. En u zult wel begrijpen dat het me des te meer verheugt, omdat wij dit in Den Haag mogen doen.

Dames en heren,

De opening van het Montesquieu Instituut vindt plaats op een bijzonder passende datum: 9 mei 2007. Bovenal natuurlijk omdat het vandaag de Dag van Europa is. Precies 57 jaar geleden vond in het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Quai d'Orsay in Parijs die beroemde persconferentie plaats, waarop Robert Schuman de oprichting van de Europese Kolen en Staal Gemeenschap aankondigde.

Ik citeer uit het begin van Schumans verklaring:

De wereldvrede kan alleen worden beschermd door een krachtsontplooiing die evenredig is aan de gevaren die haar bedreigen. Door de gezamenlijke productie van de oorlogsindustrieën onder gezag te plaatsen van een nieuwe Hoge Autoriteit, wier beslissingen bindend zijn voor Frankrijk, Duitsland en de andere landen die zich aansluiten, legt dit voorstel de eerste concrete fundamenten voor een Europese federatie, die onontbeerlijk is voor het handhaven van de vrede.

Woorden die ons nu misschien wat plechtstatig in de oren klinken. Maar laten we niet vergeten dat Europa vijf jaar eerder er verwoest bij lag (en ook in 1950 waren de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog nog overal zichtbaar). De eenwording van Europa hangt nauw samen met die vernietigende oorlog, die niet alleen ons continent zo heeft doen lijden en waarvan we de miljoenen slachtoffers afgelopen vrijdag weer herdachten. De wens om ervoor te zorgen dat zoiets nooit meer herhaald zou worden lag aan de basis van de Europese eenheid.

Ik wil dat graag hier nog eens benadrukken, als burgemeester van Den Haag, dat zich internationale stad van vrede, recht en veiligheid mag noemen en waar bovendien in 1948 onder voorzitterschap van Sir Winston Churchill het allereerste Europese Congres plaatsvond. Een gebeurtenis van zo mogelijk nog groter historisch belang dan de aankondiging van de oprichting van de EGKS. Want het was daar dat er voor het eerst op grote schaal, door 800 afgevaardigden, concreet werd nagedacht over verregaande Europese samenwerking.

De deelnemers riepen op tot de oprichting van een Europese Beraadslagende Vergadering en een speciale Europese Raad die samen de politieke en economische integratie van de Europese landen moesten voorbereiden. Ook raadde het Congres aan een handvest van de rechten van de mens te op te stellen en, om de toepassing ervan te verzekeren, een Hof van Justitie in het leven te roepen.

Kortom, dames en heren, op dat Europese Congres van 1948, het jaar waarin óók de communistische staatsgreep in Praag en de Russische blokkade van Berlijn de beginnende deling van Europa juist verder cementeerden, op die bijeenkomst hier in de Ridderzaal werd een begin gemaakt met het proces dat uiteindelijk zou leiden tot de ontstaan van de Europese Unie, 15 jaar geleden in Maastricht. Die Unie omvat anno 2007 27 lidstaten, waarvan er 10 in het verleden achter het IJzeren Gordijn lagen en voor wie met de toetreding tot de EU een proces van terugkeer, terugkeer naar Europa, lijkt te zijn voltooid.

Bij de grote uitbreiding van de Unie in 2004 heb ik dan ook steeds benadrukt wat in mijn ogen de grote verdiensten van de Europese eenwording zijn: meer dan een halve eeuw vrede in West Europa (dat niet lang daarvoor binnen 30 jaar twee wereldoorlogen had meegemaakt), een enorme groei van de welvaart en de uiteindelijke overwinning van de tweedeling van ons continent.

Mooie, idealistische woorden, zal menigeen gedacht hebben om vervolgens, een jaar later, keihard 'NEE' te zeggen tegen het ontwerp voor de Europese Grondwet. Dat was een koude douche, ook voor mij. Daarna kwam de ontnuchtering en de vraag: hoe nu verder? Al gauw werd duidelijk dat, alle bevlogen woorden ten spijt, het niet gelukt was de meerderheid van de Nederlanders te overtuigen van het nut van de voorgestelde veranderingen in de EU. Vooral het tekort aan informatie over Europa, informatie die men kon vertrouwen en makkelijk kon gebruiken, heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de uitslag van het referendum. Daar moest dus verandering in komen. Het resultaat, het Montesquieu Instituut, waarin de universiteiten van Maastricht, Groningen, Nijmegen en Leiden samenwerken, houden wij vandaag ten doop.

Ik ben natuurlijk heel blij dat de hoofdvestiging van dit nieuwe instituut in Den Haag zetelt. In mijn ogen is het hier ook zeer op zijn plaats. Immers, Den Haag is niet alleen een internationale stad, waar ook een deel van de Europese eenwording is geschreven, zoals dat natuurlijk ook in Maastricht is gebeurd. Den Haag is ook, sinds eeuwen, het bestuurlijke en politieke centrum van ons land.

Kortom, de plaats bij uitstek om de parlementaire geschiedenis en constitutionele ontwikkeling van Nederland en de andere 26 EU-lidstaten te onderzoeken en te analyseren.

Persoonlijk verwacht ik veel van het Montesquieu Instituut. Ik hoop van harte dat het, door de verspreiding van hanteerbare kennis van de staatkundige geschiedenis van de Europese landen, zal bijdragen aan een heldere en zakelijke, op feiten gestoelde discussie over de verdere ontwikkeling van de Europese Unie.

Dames en heren,

Gisteren, op 8 mei, was het 62 jaar geleden dat in het plaatsje Karlshorst bij Berlijn de Duitse capitulatie werd getekend, een einde kwam aan een verschrikkelijke oorlog en een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van Europa begon. Dat hoofdstuk kenmerkte zich door verzoening van voormalige aartsvijanden, politieke stabiliteit, intensieve economische samenwerking en een uiteindelijk overwonnen deling van ons werelddeel. Het was een proces dat almaar verder ging, soms sneller, soms langzamer. Dat proces is nog altijd gaande. Ik weet daarom zeker dat de medewerkers van het Montesquieu Instituut de komende jaren veel te onderzoeken hebben. Ik wens hen daarbij dan ook alle succes!