Toekomstige uitbreidingen van de EU en het cohesiebeleid

Met dank overgenomen van Europees Parlement (EP) i, gepubliceerd op dinsdag 24 april 2007.

Het cohesiebeleid moet met het oog op de verdere uitbreiding van de Unie worden hervormd. Als Turkije, Kroatië en de westelijke Balkanlanden tot de EU toetreden is er, onder de huidige regels, € 150 mrd extra geld nodig voor de structuurfondsen.

Met het oog op de voor 2008/2009 geplande herziening van de begroting, waarbij juist het structuur- en regionaal beleid als een van de grootste kostenposten onderwerp van discussie wordt, dient het structuurbeleid te worden heroverwogen. In het kader van deze herziening zijn institutionele, financiële en politieke hervormingen nodig.

Volgens het EP mogen toekomstige uitbreidingen niet tot gevolg hebben dat door statistische ontwikkelingen steeds meer regio's in de oude lidstaten niet meer in aanmerking zouden komen voor doelstelling-1-steun in het kader van het cohesiebeleid. Dit zou namelijk het geval zijn wanneer, door de toetreding van relatief arme nieuwe lidstaten, het gemiddelde BNP in de EU daalt waardoor regio's in oude lidstaten "rijker" lijken dan ze werkelijk zijn. Maar dit effect is afhankelijk van het toetredende land: als Kroatië nu lid zou worden van de EU heeft dit geen of weinig statistische gevolgen, maar in het geval van Turkije zijn de gevolgen aanzienlijk.

Het Parlement verzoekt de Commissie om, in het kader van komende uitbreidingen, met regelmatige tussenpozen te berekenen welke uitgaven in het kader van het regionaal beleid de EU waarschijnlijk te wachten staan en welke gevolgen extra uitgaven zouden hebben op het in aanmerking komen van regio's voor steun. Het EP beveelt daarbij aan om gebruik te maken van ervaringen opgedaan met eerdere uitbreidingen teneinde scenario's te ontwikkelen voor de toekomstige financiering van het Europese cohesiebeleid.

De leden roepen de Commissie op om gefaseerde modellen voor het cohesiebeleid te ontwikkelen, die het mogelijk maken om verder onderscheid te maken tussen pretoetredingssteun en volledig lidmaatschap. Met name ten aanzien van Turkije roepen de leden op tot een dergelijke gefaseerde aanpak die sterker gericht is op bepaalde subsidieterreinen en bepaalde te steunen regio's.

Daarnaast stelt het EP een aantal manieren voor om regionale uitgaven effectiever te maken:

  • toekomstige structurele steunverlening dusdanig organiseren dat verplaatsingseffecten evenals EU-financiering van bedrijfsverplaatsingen voorkomen worden;
  • ervoor zorgen dat financiering voor regionaal concurrentievermogen en territoriale samenwerking meer gericht wordt op Europeanisering van de regionale economie en op infrastructuur van Europees belang;
  • ervoor zorgen dat het Europees Sociaal Fonds (ESF) meer gebruikt wordt om de regio's te helpen de sociale gevolgen van de globalisering en de effecten van demografische veranderingen op te vangen.

Het Parlement vindt dat het integratievermogen van de Europese Unie met name inhoudt "dat zij onder de gegeven begrotingsomstandigheden in staat moet zijn om aan de doelstelling van sociale, economische en territoriale cohesie te beantwoorden" en dat het daarom bij de toetreding van elke lidstaat noodzakelijk is vast te stellen of de EU in staat is de bedoelde staat in zich op te nemen. Van de hierboven genoemde extra € 150 mrd zou Turkije alleen al 63% ontvangen, terwijl Kroatië slechts 7% van deze extra structuurfondsen voor zijn rekening zou nemen en de andere staten van de westelijke Balkan die momenteel pretoetredingssteun ontvangen goed zouden zijn voor 9,2%.