24803 - Initiatiefvoorstel Rehwinkel c.s. - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot opneming van de mogelijkheid actief en passief kiesrecht voor provinciale staten te verlenen aan ingezetenen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten
Dit wetsvoorstel werd op 11 juli 1996 aanhangig gemaakt door de Tweede Kamerleden Rehwinkel (PvdA) i, De Graaf (D66) i en Oedayraj Singh Varma (GL) i.
Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot opneming van de mogelijkheid actief en passief kiesrecht voor provinciale staten te verlenen aan ingezetenen die geen Nederlander zijn.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Aanhangig gemaakt
11 juli 1996
Volledige titel
Voorstel van wet van de leden Rehwinkel, De Graaf en Oedayraj Singh Varma houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot opneming van de mogelijkheid actief en passief kiesrecht voor provinciale staten te verlenen aan ingezetenen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten
Ondertekenende bewindslieden
Kamercommissies
Het kiesrecht heeft zich in Nederland in de loop der tijd ontwikkeld van een privilege voor weinigen – degenen die voldoende belasting betaalden, het mannelijk deel van de bevolking – tot een recht dat in principe iedere burger toekomt. Een steeds grotere groep volwassen en wilsbekwame inwoners van ons land moet het echter zonder dit burgerschapsrecht stellen. Het gaat om de groeiende groep van niet-Nederlanders die zich binnen onze grenzen hebben gevestigd.
Niet-Nederlanders die legaal en langdurig – minimaal vijf jaar ononderbroken – in ons land verblijven, hebben sinds 1985 wel stemrecht op lokaal niveau, maar niet op provinciaal (of landelijk) niveau. Dat is een te betreuren zaak. Immers, in het Nederlandse vertegenwoordigende politieke stelsel is de democratisch gekozen overheid gelegitimeerd aan alle burgers bepaalde plichten op te leggen, juist vanwege het feit dat ze al deze burgers representeert. De aanwezigheid van een aanzienlijke groep onvolwaardig behandelde ingezetenen ondermijnt de democratische staat in haar wortels. Onze democratie is niet gebaat bij een tweedeling tussen mensen die wel, en mensen die geen volledige burgerrechten hebben. Ieder die betrokken is bij de maatschappij, werkt of een uitkering ontvangt, belasting betaalt, pensioen krijgt of schoolgaande kinderen heeft, moet de kans krijgen als volwaardige burger op te treden. Nederland is een samenleving waarin meerdere nationaliteiten naast elkaar leven. Het is van het grootste belang dat allen die hierin functioneren dezelfde rechten en plichten krijgen.
Ondertekenaars menen dat het logisch en gewenst is het kiesrecht voor niet-Nederlanders uit te breiden. Dit wetsvoorstel strekt ertoe niet-Nederlandse ingezetenen kiesrecht te geven voor de provinciale staten.
De argumenten die indertijd werden aangevoerd om niet-Nederlanders stemrecht te geven bij gemeenteraadsverkiezingen, waren helder. Voor de integratie van de niet-Nederlanders die in ons land zijn gevestigd, is het van belang dat ze kunnen meebeslissen over het beleid dat hun leven direct raakt, zo werd gesteld. En voor de Nederlandse democratie in het algemeen zou het goed zijn om gemeentebesturen te krijgen die een betere afspiegeling vormen van de bevolking.
Diezelfde argumenten kunnen worden aangevoerd om niet-Nederlanders kiesrecht op provinciaal niveau te geven. Ook de provincies houden zich bezig met zaken die alle inwoners, onder wie de niet-Nederlandse, rechtstreeks raken. Met de bestuurlijke vernieuwing zijn bovendien de grenzen tussen de van oudsher gemeentelijke en provinciale taken aan het verschuiven. Steeds meer verantwoordelijkheden worden doorgeschoven naar het regionale niveau. Vele issues – op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, huisvesting, werkgelegenheid, verkeer, bejaardenzorg etc. – worden behandeld op provinciaal (regionaal) niveau. De belangen van niet-Nederlanders bij de besluitvorming op deze terreinen zijn even groot als die van Nederlanders: het is dan ook goed hun door middel van actief of passief kiesrecht de mogelijkheid te bieden invloed uit te oefenen op deze besluitvorming.
Het is volgens ondertekenaars niet meer van deze tijd om het bezit van de «juiste» nationaliteit als voorwaarde te stellen voor volwaardig burgerschap. Het nationaliteitsbeginsel staat door allerlei mondiale ontwikkelingen – bijvoorbeeld de ontwikkeling richting multiculturele samenleving, de internationalisering van de economie en de Europese eenwording – al geruime tijd op de tocht. Als principe heeft Nederland het nationaliteitsbeginsel reeds laten varen toen niet-Nederlanders het kiesrecht voor de gemeenteraden werd gegeven.
Nationaliteit als criterium voor kiesrecht is ook zeker niet iets vanzelf-sprekends of iets wat «altijd al zo is geweest»: het begrip is pas halverwege de negentiende eeuw ingevoerd. In ons lange Republikeinse verleden (1588–1806) kende men het begrip «nationaliteit» überhaupt nog niet, wat telde was ingezetenschap.
Het wordt tijd om het negentiende-eeuwse nationaliteitsbeginsel ten principale te relativeren en minstens een even zwaar gewicht toe te kennen aan het domiciliebeginsel. De feitelijke situatie waarin iemand verkeert en de mate waarin iemand wordt beïnvloed door besluitvorming, moet in belangrijke mate bepalend zijn voor zijn democratische betrokkenheid, niet zijn nationaliteit of de plaats waar hij geboren is.
(8 stuks, sortering chronologisch) sortering omkeren2 |
11 juli 1996, geleidende brief, nr. 1
KST15733 Geleidende brief publicatie: 16 juli 1996 |
2 |
11 juli 1996, voorstel van wet, nr. 2
KST15734 Voorstel van wet publicatie: 16 juli 1996 |
2 |
11 juli 1996, memorie van toelichting, nr. 3
KST15735 Memorie van toelichting publicatie: 16 juli 1996 |
2 |
7 juli 1997, memorie van toelichting, nr. 4
KST22581 Memorie van toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State publicatie: 9 juli 1997 |
2 |
7 juli 1997, advies Raad van State en nader rapport, nr. A
KST22582 Advies en nader rapport publicatie: 9 juli 1997 |
2 |
3 november 1997, verslag, nr. 5
KST25011 Verslag publicatie: 10 november 1997 |
2 |
19 mei 1998, nota naar aanleiding van het verslag, nr. 6
KST29758 Nota n.a.v. het verslag publicatie: 27 mei 1998 |
2 |
2 maart 2005, brief houdende intrekking van een of meer wetsvoorstellen, nr. 7
KST84535 Brief houdende intrekking van het wetsvoorstel publicatie: 4 maart 2005 |