Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de "EG-concentratieverordening") (Voor de EER relevante tekst)

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

32004R0139

Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de "EG-concentratieverordening") (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 024 van 29/01/2004 blz. 0001 - 0022

Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad

van 20 januari 2004

betreffende de controle op concentraties van ondernemingen

(de "EG-concentratieverordening")

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 83 en 308,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen(4) is ingrijpend gewijzigd. In verband met nieuwe wijzigingen moet duidelijkheidshalve een herschikking van deze verordening plaatsvinden.
  • (2) 
    Teneinde de doelstellingen van het Verdrag te bereiken, stelt artikel 3, lid 1, onder g), van dat Verdrag de Gemeenschap ten doel een regime in te stellen waardoor wordt verzekerd dat de mededinging binnen de interne markt niet wordt vervalst. Artikel 4, lid 1, van het Verdrag bepaalt dat de lidstaten en de Gemeenschap optreden met inachtneming van het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging. Deze beginselen zijn van wezenlijk belang voor de verdere ontwikkeling van de interne markt.
  • (3) 
    De voltooiing van de interne markt en van de economische en monetaire unie, de uitbreiding van de Europese Unie en de beperking van de internationale belemmeringen voor handel en investeringen zullen aanleiding blijven geven tot ingrijpende structuurveranderingen in het bedrijfsleven, met name in de vorm van concentraties.
  • (4) 
    Die structuurveranderingen moeten positief worden beoordeeld, voorzover zij aan de vereisten van een dynamische mededinging beantwoorden en tot versterking van het concurrentievermogen van de Europese industrie, verbetering van de voorwaarden voor de groei en verhoging van de levensstandaard in de Gemeenschap kunnen leiden.
  • (5) 
    Er moet evenwel voor worden gezorgd dat het herstructureringsproces de mededinging niet blijvend schaadt; daarom moet het Gemeenschapsrecht bepalingen bevatten welke gelden voor concentraties die de daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze kunnen belemmeren.
  • (6) 
    Een specifiek rechtsinstrument is dan ook vereist waardoor alle concentraties daadwerkelijk kunnen worden getoetst op hun effect op de mededingingsstructuur in de Gemeenschap, en dit moet het enige voor concentraties geldende instrument zijn. Verordening (EEG) nr. 4064/89 heeft het mogelijk gemaakt op dit gebied een Gemeenschapsbeleid tot ontwikkeling te brengen. Thans dient deze verordening evenwel in het licht van de opgedane ervaring te worden herschikt en omgezet in bepalingen die aan de uitdagingen van een sterker geïntegreerde markt en de komende uitbreiding van de Europese Unie zijn aangepast. Overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zoals bedoeld in artikel 5 van het Verdrag, gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is voor het bereiken van de doelstelling dat de mededinging op de gemeenschappelijke markt niet wordt vervalst, in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging.
  • (7) 
    De artikelen 81 en 82 gelden volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie weliswaar voor bepaalde concentraties, maar zijn toch niet voldoende om alle transacties te toetsen die onverenigbaar kunnen blijken met het door het Verdrag gewenste regime van niet vervalste mededinging. Deze verordening dient derhalve niet alleen op artikel 83, maar hoofdzakelijk op artikel 308 van het Verdrag te worden gebaseerd, op grond waarvan de Gemeenschap zich de aanvullende bevoegdheden kan toe-eigenen welke voor de verwezenlijking van haar doelstellingen noodzakelijk zijn, ook met betrekking tot concentraties op de markten voor landbouwproducten zoals genoemd in bijlage I bij het Verdrag.
  • (8) 
    De in deze verordening vast te stellen bepalingen dienen te gelden voor ingrijpende structuurveranderingen waarvan de gevolgen voor de markt verder reiken dan de nationale grenzen van één lidstaat. Dergelijke concentraties dienen in de regel alleen op Gemeenschapsniveau te worden onderzocht, overeenkomstig het eenloketssysteem en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Concentraties waarop deze verordening niet van toepassing is, behoren in beginsel tot de bevoegdheid van de lidstaten.
  • (9) 
    Het toepassingsgebied van deze verordening dient aan de hand van het geografische bereik van de activiteit van de betrokken ondernemingen te worden vastgesteld en door kwantitatieve drempels te worden beperkt, teneinde daaronder die concentraties te doen vallen welke een communautaire dimensie hebben. De Commissie dient aan de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van de geldende drempels en criteria, zodat de Raad deze, evenals de regels betreffende verwijzing vóór aanmelding, op grond van artikel 202 van het Verdrag geregeld kan aanpassen in het licht van de opgedane ervaring. Dit veronderstelt dat de lidstaten aan de Commissie statistische gegevens verstrekken die haar in staat stellen dergelijke verslagen en eventuele voorstellen voor aanpassingen op te stellen. De verslagen en voorstellen van de Commissie moeten gebaseerd zijn op relevante informatie die regelmatig door de lidstaten wordt verstrekt.
  • (10) 
    Er moet worden geacht sprake te zijn van een concentratie met een communautaire dimensie indien de gezamenlijke omzet van de betrokken ondernemingen bepaalde drempels overschrijdt; hierbij speelt het geen rol of de ondernemingen die de concentratie tot stand brengen, hun zetel of hun belangrijkste werkterreinen in de Gemeenschap hebben, mits zij er aanzienlijke activiteiten ontplooien.
  • (11) 
    De regels voor de verwijzing van concentraties door de Commissie naar de lidstaten en door de lidstaten naar de Commissie dienen in het licht van het subsidiariteitsbeginsel als een doeltreffend correctiemechanisme te functioneren. Deze regels beschermen op afdoende wijze de belangen op concurrentiegebied van de lidstaten en houden rekening met de rechtszekerheid en het eenloketsbeginsel.
  • (12) 
    Concentraties tussen lidstaten kunnen in aanmerking komen voor onderzoek op grond van een aantal nationale stelsels van concentratiecontrole indien zij beneden de in deze verordening genoemde omzetdrempels blijven. Meervoudige aanmelding van dezelfde transactie vergroot de rechtsonzekerheid, alsmede de moeite en de kosten voor de ondernemingen, en kan leiden tot tegenstrijdige beoordelingen. Het systeem volgens hetwelk concentraties door de betrokken lidstaten naar de Commissie kunnen worden verwezen, dient derhalve verder te worden ontwikkeld.
  • (13) 
    De Commissie dient te handelen in nauw en voortdurend contact met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarvan zij opmerkingen en inlichtingen krijgt.
  • (14) 
    De Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten dienen tezamen een netwerk van overheidsinstanties te vormen die hun respectieve bevoegdheden in nauwe samenwerking toepassen, waarbij zij zich bedienen van doelmatige kennisgevings- en raadplegingsmechanismen, teneinde te waarborgen dat de zaak wordt behandeld door de meest geschikte autoriteit, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en teneinde meervoudige aanmeldingen van eenzelfde concentratie zoveel mogelijk te vermijden. Verwijzingen van concentraties door de Commissie naar de lidstaten en door de lidstaten naar de Commissie dienen doelmatig te geschieden en er moet zoveel mogelijk worden vermeden dat een concentratie zowel vóór als na aanmelding ervan het voorwerp van een verwijzing is.
  • (15) 
    De Commissie moet in staat zijn aangemelde concentraties met een communautaire dimensie die in significante mate gevolgen voor de mededinging dreigen te hebben op een markt in een lidstaat welke alle kenmerken van een afzonderlijke markt vertoont, naar die lidstaat te verwijzen. Indien de concentratie gevolgen heeft voor de mededinging op een dergelijke markt, die geen wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt vormt, moet de Commissie verplicht zijn de zaak, op verzoek, geheel of gedeeltelijk naar de betrokken lidstaat te verwijzen. Een lidstaat moet in staat zijn een concentratie die geen communautaire dimensie heeft maar die de handel tussen de lidstaten beïnvloedt en in significante mate gevolgen voor de mededinging op zijn grondgebied dreigt te hebben, naar de Commissie te verwijzen. Andere lidstaten die ook bevoegd zijn om de concentratie te toetsen, moeten in staat zijn zich bij het verzoek aan te sluiten. In dergelijke situaties dienen ter wille van de doelmatigheid en de voorspelbaarheid van het systeem nationale termijnen opgeschort te worden totdat een besluit is genomen over de verwijzing van de zaak. De Commissie moet de bevoegdheid hebben om namens een verzoekende lidstaat of verzoekende lidstaten een concentratie te onderzoeken en in behandeling te nemen.
  • (16) 
    De betrokken ondernemingen dienen in de gelegenheid te worden gesteld te verzoeken om verwijzing naar of door de Commissie voordat een concentratie wordt aangemeld, teneinde de doelmatigheid van het stelsel van concentratiecontrole in de Gemeenschap verder te verbeteren. In dergelijke situaties dienen de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten ter wille van de doelmatigheid van het stelsel binnen korte en duidelijk bepaalde termijnen te besluiten of er een verwijzing naar of door de Commissie moet plaatsvinden. Op verzoek van de betrokken ondernemingen moet de Commissie in staat zijn een concentratie met een communautaire dimensie die in significante mate gevolgen kan hebben voor de mededinging op een markt in die lidstaat welke alle kenmerken van een afzonderlijke markt vertoont, naar een lidstaat te verwijzen. De betrokken ondernemingen zouden evenwel niet moeten hoeven aantonen dat de gevolgen van de concentratie schadelijk zouden zijn voor de mededinging. Een concentratie dient door de Commissie niet naar een lidstaat te worden verwezen die te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met de verwijzing. Voordat een concentratie bij de nationale autoriteiten wordt aangemeld, dienen de betrokken ondernemingen in de gelegenheid te worden gesteld, te verzoeken dat een concentratie zonder een communautaire dimensie die vatbaar is voor toetsing krachtens de nationale mededingingswetgeving van ten minste drie lidstaten, naar de Commissie wordt verwezen. Dergelijke verzoeken om verwijzing naar de Commissie vóór aanmelding zouden met name pertinent zijn in situaties waarin de concentratie ook buiten het grondgebied van een bepaalde lidstaat gevolgen voor de mededinging zou hebben. Indien een concentratie die vatbaar is voor toetsing krachtens de mededingingswetgeving van drie of meer lidstaten, vóór enige nationale aanmelding naar de Commissie wordt verwezen en geen enkele tot toetsing bevoegde lidstaat te kennen geeft het niet eens te zijn met deze verwijzing, dient de Commissie de uitsluitende bevoegdheid te worden gegeven om de concentratie te toetsen, en een dergelijke concentratie zou geacht moeten worden een communautaire dimensie te hebben. Dergelijke verwijzingen vóór aanmelding door lidstaten naar de Commissie dienen evenwel niet plaats te vinden, indien ten minste één tot toetsing van de zaak bevoegde lidstaat te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met een dergelijke verwijzing.
  • (17) 
    Onverminderd het toezicht door het Hof van Justitie, moet aan de Commissie de uitsluitende bevoegdheid worden toegekend om deze verordening toe te passen.
  • (18) 
    De lidstaten mogen hun nationale mededingingswetgeving niet op concentraties met een communautaire dimensie toepassen, tenzij deze verordening daarin voorziet. De desbetreffende bevoegdheden van de nationale autoriteiten moeten worden beperkt tot de gevallen waarin een daadwerkelijke mededinging op het grondgebied van een lidstaat, wanneer de Commissie niet optreedt, op significante wijze dreigt te worden belemmerd en de mededingingsbelangen van die lidstaat niet voldoende anderszins door deze verordening kunnen worden beschermd. De betrokken lidstaten moeten in dergelijke gevallen snel optreden. In deze verordening kan vanwege het uiteenlopende karakter van de nationale wetgevingen niet één enkele uiterste datum voor het geven van eindbeschikkingen krachtens het nationale recht worden vastgesteld.
  • (19) 
    De exclusieve toepassing van deze verordening op concentraties met een communautaire dimensie laat overigens artikel 296 van het Verdrag onverlet en verhindert niet dat de lidstaten passende maatregelen nemen ter bescherming van andere rechtmatige belangen dan die welke in deze verordening in aanmerking worden genomen, voorzover die maatregelen verenigbaar zijn met de algemene beginselen en de overige bepalingen van het Gemeenschapsrecht.
  • (20) 
    Het is wenselijk het begrip "concentratie" dusdanig te definiëren dat het betrekking heeft op transacties welke een blijvende wijziging in de zeggenschap over de betrokken ondernemingen en derhalve in de structuur van de markt teweegbrengen. Het is daarom dienstig dat alle gemeenschappelijke ondernemingen die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervullen, onder de toepassing van deze verordening vallen. Bovendien is het wenselijk om transacties die nauw verweven zijn, in die zin dat zij van elkaar afhangen of de vorm aannemen van een reeks effectentransacties die binnen een redelijk korte tijdspanne plaatsvinden, als één concentratie te behandelen.
  • (21) 
    Deze verordening dient van toepassing te zijn wanneer de betrokken ondernemingen beperkingen aanvaarden die rechtstreeks verband houden met en nodig zijn voor de totstandbrenging van de concentratie. Beschikkingen van de Commissie waarbij concentraties uit hoofde van deze verordening verenigbaar worden verklaard met de gemeenschappelijke markt, dienen automatisch betrekking te hebben op dergelijke beperkingen, zonder dat de Commissie verplicht is deze beperkingen in ieder afzonderlijk geval te beoordelen. Op verzoek van de betrokken ondernemingen dient de Commissie evenwel in zaken die aanleiding geven tot werkelijke onzekerheid omdat hierin nieuwe of onopgeloste vragen rijzen, uitdrukkelijk te beoordelen of een beperking al dan niet rechtstreeks verband houdt met en nodig is voor de totstandbrenging van de concentratie. In een zaak rijst een nieuwe of onopgeloste vraag die aanleiding geeft tot werkelijke onzekerheid indien de vraag niet wordt bestreken door de daarop toepasselijke mededeling van de Commissie of door een bekendgemaakte beschikking van de Commissie.
  • (22) 
    Bij de in te voeren regeling voor controle op concentraties moet, onverminderd artikel 86, lid 2, van het Verdrag, het beginsel van non-discriminatie ten aanzien van de overheids- en particuliere sector worden gehonoreerd. In de overheidssector moet daarom bij de berekening van de omzet van een onderneming die aan de concentratie deelneemt, rekening worden gehouden met ondernemingen die een economisch geheel vormen met een zelfstandige beslissingsbevoegdheid, ongeacht de vraag wie het kapitaal ervan bezit of welke regels inzake administratief toezicht daarop van toepassing zijn.
  • (23) 
    Vastgesteld moet worden of concentraties met een communautaire dimensie al dan niet verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, in verband met de noodzaak op de gemeenschappelijke markt een daadwerkelijke mededinging te handhaven en te ontwikkelen. Bij haar beoordeling moet de Commissie uitgaan van het algemene kader van de verwezenlijking van de in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde fundamentele doelstellingen.
  • (24) 
    Om een stelsel van ongestoorde mededinging op de gemeenschappelijke markt te waarborgen, in het kader van een in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging gevoerd beleid, moet deze verordening een daadwerkelijke toetsing van alle concentraties op hun gevolgen voor de mededinging in de Gemeenschap mogelijk maken. Daarom is in Verordening (EEG) nr. 4064/89 het beginsel vastgelegd dat concentraties met een communautaire dimensie die een machtspositie op de markt in het leven roepen of versterken welke tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging in de gemeenschappelijke markt of in een wezenlijk gedeelte van die markt op significante wijze wordt belemmerd, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt moeten worden verklaard.
  • (25) 
    Gelet op de gevolgen die concentraties in oligopolistische marktstructuren kunnen hebben, is het des te meer noodzakelijk op dergelijke markten de daadwerkelijke mededinging te handhaven. Op vele oligopolistische markten bestaat een gezonde mate van mededinging. Onder bepaalde omstandigheden kunnen concentraties die gepaard gaan met het wegvallen van aanzienlijke remmingen die de fuserende partijen van tevoren door de mededinging op elkaar uitoefenden, en met een verlaging van de concurrentiedruk voor de overige concurrenten, evenwel tot gevolg hebben dat daadwerkelijke mededinging op significante wijze wordt belemmerd, zelfs wanneer coördinatie tussen leden van de oligopolie onwaarschijnlijk is. Tot dusverre hebben de communautaire rechtscolleges Verordening (EEG) nr. 4064/89 echter niet uitdrukkelijk uitgelegd in die zin dat concentraties die dergelijke niet aan coördinatie toe te schrijven gevolgen teweegbrengen, onverenigbaar dienen te worden verklaard met de gemeenschappelijke markt. De rechtszekerheid gebiedt derhalve te expliciteren dat deze verordening voorziet in effectieve controle op dergelijke concentraties door uit te gaan van het beginsel dat concentraties die de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zouden belemmeren, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt moeten worden verklaard. Het bepaalde in artikel 2, leden 3 en 4, heeft ten doel het begrip "significante belemmering van daadwerkelijke mededinging" uit te leggen in die zin dat het, naast het begrip "machtspositie", alleen de mededingingbelemmerende gevolgen van een concentratie bestrijkt welke voortvloeien uit niet-gecoördineerd gedrag van ondernemingen die geen machtspositie op de betrokken markt zouden hebben.
  • (26) 
    Aangezien significante belemmering van daadwerkelijke mededinging pleegt voort te vloeien uit het in het leven roepen of versterken van een machtspositie en teneinde de richtsnoeren die kunnen worden ontleend aan de vaste jurisprudentie van de Europese rechtscolleges en de beschikkingen van de Commissie uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 4064/89 te vrijwaren en tegelijkertijd consistentie te betrachten met de standaarden van schade voor de mededinging die door de Commissie en de communautaire rechtscolleges zijn gehanteerd om te bepalen of een concentratie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, moet in deze verordening het beginsel worden vastgelegd dat concentraties met een communautaire dimensie die de daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze zouden belemmeren, met name door een machtspositie in het leven te roepen of te versterken, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt moeten worden verklaard.
  • (27) 
    Voorts moeten de criteria van artikel 81, leden 1 en 3, van het Verdrag worden toegepast op gemeenschappelijke ondernemingen die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervullen, voorzover de oprichting ervan tot gevolg heeft dat de mededinging tussen onafhankelijk blijvende ondernemingen merkbaar wordt beperkt.
  • (28) 
    Om te verduidelijken en uit te leggen hoe de Commissie in het licht van deze verordening concentraties beoordeelt, is het wenselijk dat de Commissie richtsnoeren bekendmaakt die een degelijk economisch kader bieden voor de beoordeling van concentraties, teneinde vast te stellen of zij al dan niet verenigbaar kunnen worden verklaard met de gemeenschappelijke markt.
  • (29) 
    Bij het vaststellen van de invloed van een concentratie op de mededinging in de gemeenschappelijke markt is het dienstig rekening te houden met alle waarschijnlijke efficiëntieverbeteringen die de betrokken ondernemingen aannemelijk maken. Het is mogelijk dat de efficiëntieverbeteringen die de concentratie teweegbrengt, opwegen tegen de gevolgen voor de mededinging, in het bijzonder tegen de mogelijke schade voor de consumenten, die er anders uit zouden kunnen voortvloeien en dat de concentratie bijgevolg de daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan niet op significante wijze zou belemmeren, met name door een machtspositie in het leven te roepen of te versterken. De Commissie dient te verduidelijken onder welke voorwaarden zij rekening kan houden met efficiëntieverbeteringen.
  • (30) 
    Indien de betrokken ondernemingen een aangemelde concentratie wijzigen, met name door het aanbieden van verbintenissen om de concentratie verenigbaar te maken met de gemeenschappelijke markt, moet de Commissie de gewijzigde concentratie verenigbaar kunnen verklaren met de gemeenschappelijke markt. Dergelijke verbintenissen dienen in verhouding te staan tot het mededingingsprobleem en dit probleem volledig weg te werken. Het is tevens dienstig vóór de inleiding van de procedure verbintenissen te aanvaarden, voorzover het mededingingsprobleem scherp is omlijnd en gemakkelijk kan worden verholpen. Er dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat de Commissie aan haar beschikking voorwaarden en verplichtingen kan verbinden die moeten waarborgen dat de betrokken ondernemingen tijdig en doelmatig de verbintenissen nakomen die zij zijn aangegaan om de concentratie verenigbaar te maken met de gemeenschappelijke markt. Transparantie en daadwerkelijke raadpleging van zowel de lidstaten als belanghebbende derden dienen gedurende de gehele procedure te worden verzekerd.
  • (31) 
    De Commissie dient over passende instrumenten te beschikken om de nakoming van verbintenissen af te dwingen en om op te treden in gevallen waarin ze niet worden nagekomen. In gevallen waarin niet voldaan wordt aan een voorwaarde die is opgelegd bij een beschikking waarbij de concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt, komt de situatie waardoor de concentratie verenigbaar zou zijn met de gemeenschappelijke markt niet tot stand en wordt de aldus tot stand gebrachte concentratie derhalve niet door de Commissie goedgekeurd. Indien de concentratie tot stand wordt gebracht, dient deze bijgevolg op dezelfde wijze te worden behandeld als een niet-aangemelde concentratie welke zonder goedkeuring tot stand is gebracht. Bovendien dient de Commissie de bevoegdheid te hebben om rechtstreeks de ontbinding van de concentratie te gelasten indien zij reeds heeft vastgesteld dat de concentratie bij ontbreken van de voorwaarde onverenigbaar zou zijn met de gemeenschappelijke markt, zulks om de situatie te herstellen die vóór de totstandbrenging van de concentratie bestond. Indien een verplichting die verbonden is aan een beschikking waarbij de concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt, niet wordt nagekomen, dient de Commissie in de gelegenheid te zijn haar beschikking in te trekken. Voorts dient de Commissie in staat te zijn passende financiële sancties op te leggen indien voorwaarden of verplichtingen niet worden nagekomen.
  • (32) 
    Van concentraties die, wegens het beperkte marktaandeel van de betrokken ondernemingen, de daadwerkelijke mededinging niet kunnen belemmeren, kan worden vermoed dat zij met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn. Onverminderd de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, is een indicatie in die zin aanwezig wanneer het marktaandeel van de betrokken ondernemingen noch in de gemeenschappelijke markt, noch in een wezenlijk gedeelte daarvan, 25 % overschrijdt.
  • (33) 
    De Commissie dient tot taak te hebben alle beschikkingen te geven die nodig zijn om vast te stellen of concentraties met een communautaire dimensie al dan niet verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, alsmede beschikkingen waarmee het herstel van de situatie vóór de totstandbrenging van een concentratie die onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, wordt beoogd.
  • (34) 
    Met het oog op een doeltreffende controle moet aan ondernemingen de verplichting worden opgelegd concentraties met een communautaire dimensie vooraf aan te melden, na de sluiting van de overeenkomst, de aankondiging van het openbare overnamebod of de verwerving van een zeggenschapsdeelneming. Aanmelding dient eveneens mogelijk te zijn indien de betrokken ondernemingen ten overstaan van de Commissie hun voornemen aannemelijk maken een overeenkomst voor een voorgestelde concentratie aan te gaan, alsook aan de Commissie aantonen dat hun plan voor die voorgenomen concentratie voldoende concreet is, bijvoorbeeld aan de hand van een principeakkoord, een memorandum van overeenstemming of een intentieverklaring welke door alle betrokken ondernemingen is ondertekend of, in het geval van een openbaar overnamebod, indien zij publiekelijk een voornemen tot het doen van een dergelijk bod hebben aangekondigd, voorzover de voorgenomen overeenkomst of het voorgenomen bod zou leiden tot een concentratie met een communautaire dimensie. Concentraties moeten worden opgeschort totdat een eindbeschikking is gegeven. Het moet evenwel mogelijk zijn in voorkomend geval, op verzoek van de betrokken ondernemingen, van deze opschorting af te zien. Bij haar besluit om al dan niet van opschorting af te zien, moet de Commissie rekening houden met alle terzake doende factoren, zoals de aard en de ernst van de schade voor de betrokken ondernemingen of voor derden en de bedreiging die de concentratie voor de mededinging inhoudt. In het belang van de rechtszekerheid moet de geldigheid van de transacties niettemin zoveel als nodig is worden beschermd.
  • (35) 
    Er moet worden voorzien in een termijn waarbinnen de Commissie terzake van een aangemelde concentratie de procedure moet inleiden, alsmede in een termijn waarbinnen zij over verenigbaarheid of onverenigbaarheid van een concentratie met de gemeenschappelijke markt een eindbeschikking moet geven. Deze termijnen moeten worden verlengd indien de betrokken ondernemingen verbintenissen aanbieden om de concentratie verenigbaar te maken met de gemeenschappelijke markt, teneinde voldoende tijd te bieden voor de analyse van en het marktonderzoek betreffende de voorgestelde verbintenissen, alsmede voor de raadpleging van de lidstaten en belanghebbende derden. Een beperkte verlenging van de termijn waarbinnen de Commissie haar eindbeschikking moet geven, moet eveneens mogelijk zijn, teneinde voldoende tijd te bieden voor het onderzoek van de zaak en de verificatie van de feiten en argumenten die aan de Commissie zijn voorgelegd.
  • (36) 
    De Gemeenschap eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die erkend zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie(5). Derhalve dient deze verordening te worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen.
  • (37) 
    Aan de betrokken ondernemingen moet het recht worden toegekend om, zodra de procedure is ingeleid, door de Commissie te worden gehoord. Ook aan de leden van de bestuurs- of toezichtorganen en aan de erkende werknemersvertegenwoordigers in de betrokken ondernemingen, alsmede aan belanghebbende derden, moet de gelegenheid worden geboden om te worden gehoord.
  • (38) 
    Teneinde haar in staat te stellen concentraties correct te beoordelen, dient aan de Commissie het recht te worden verleend in de gehele Gemeenschap alle noodzakelijke inlichtingen op te vragen en alle noodzakelijke inspecties te verrichten. Daartoe en met het oog op een doeltreffende bescherming van de mededinging dienen de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie te worden uitgebreid. De Commissie moet met name het recht hebben iedere persoon te horen die mogelijkerwijs over nuttige informatie beschikt, en diens verklaringen op te tekenen.
  • (39) 
    Tijdens een inspectie moeten de door de Commissie gemachtigde functionarissen het recht hebben alle informatie op te vragen die met het voorwerp en het doel van de inspectie verband houdt. Zij dienen tevens het recht te hebben zegels aan te brengen tijdens inspecties, met name in omstandigheden waarin er redelijke gronden bestaan om te vermoeden dat een concentratie tot stand is gebracht zonder aanmelding, dat onjuiste, onvolledige of misleidende informatie aan de Commissie is verstrekt of dat de betrokken ondernemingen of personen een bij een beschikking van de Commissie opgelegde voorwaarde of verplichting niet zijn nagekomen. Zegels dienen slechts in uitzonderlijke omstandigheden te worden aangebracht, en slechts gedurende de periode die strikt noodzakelijk is voor de inspectie, normaliter niet meer dan 48 uur.
  • (40) 
    Onverminderd de rechtspraak van het Hof van Justitie, is het zinvol te bepalen hoe ver het toetsingsrecht van de nationale rechter reikt wanneer die overeenkomstig het nationale recht en bij wijze van voorzorgsmaatregel machtiging verleent voor bijstaan van de handhavingsinstanties om het mogelijke verzet van een onderneming tegen een bij beschikking van de Commissie gelaste inspectie, waaronder het aanbrengen van zegels, te overwinnen. Uit de rechtspraak vloeit voort dat de nationale rechter de Commissie met name om nadere informatie mag verzoeken die hij voor die toetsing nodig heeft, en dat hij die machtiging kan weigeren indien hij die informatie niet krijgt. De rechtspraak bevestigt tevens de bevoegdheid van de nationale rechter om te toetsen of de nationale voorschriften betreffende het gebruik van dwangmaatregelen correct zijn toegepast. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten de Commissie bij de uitoefening van haar onderzoeksbevoegdheden actief medewerking verlenen.
  • (41) 
    Indien zij gevolg geven aan een beschikking van de Commissie, kunnen de betrokken personen en ondernemingen niet worden gedwongen te erkennen dat zij inbreuken hebben gepleegd, maar zij zijn er steeds toe gehouden vragen over feiten te beantwoorden en documenten te verstrekken, zelfs als deze informatie kan dienen om ten aanzien van hen of van anderen het bestaan van een inbreuk aan te tonen.
  • (42) 
    Ter wille van de transparantie dient aan alle beschikkingen van de Commissie die niet van louter procedurele aard zijn, een ruime bekendheid te worden gegeven. Het recht van verdediging van de betrokken ondernemingen, met name het recht op inzage in het dossier, moet worden gewaarborgd, maar het is van essentieel belang dat zakengeheimen worden beschermd. Voorts moet de vertrouwelijkheid van de binnen het netwerk en met de bevoegde autoriteiten van derde landen uitgewisselde gegevens worden gewaarborgd.
  • (43) 
    De naleving van deze verordening moet in voorkomend geval met geldboeten en dwangsommen kunnen worden afgedwongen. Aan het Hof van Justitie dient in dezen overeenkomstig artikel 229 van het Verdrag volledige rechtsmacht te worden verleend.
  • (44) 
    De voorwaarden waaronder in derde landen concentraties tot stand komen waaraan ondernemingen deelnemen die hun zetel of hun belangrijkste werkterreinen in de Gemeenschap hebben, moeten worden bestudeerd en de Commissie moet de mogelijkheid hebben om van de Raad een passend onderhandelingsmandaat te krijgen teneinde voor ondernemingen uit de Gemeenschap een non-discriminatoire behandeling te verkrijgen.
  • (45) 
    Deze verordening doet op geen enkele wijze afbreuk aan de collectieve rechten van werknemers, zoals die in de betrokken ondernemingen zijn erkend, met name voor wat betreft een eventuele verplichting om op grond van het Gemeenschapsrecht of het nationale recht hun erkende vertegenwoordigers te informeren of te raadplegen.
  • (46) 
    De Commissie moet bepalingen tot uitvoering van deze verordening kunnen vaststellen volgens de procedure voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden. Voor de vaststelling van die uitvoeringsbepalingen dient de Commissie te worden bijgestaan door een adviescomité zoals bedoeld in artikel 23, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening geldt onverminderd artikel 4, lid 5, en artikel 22, voor alle concentraties die in de zin van dit artikel worden beschouwd als concentraties met een communautaire dimensie.
  • 2. 
    Een concentratie heeft een communautaire dimensie indien
  • a) 
    de totale omzet die over de gehele wereld door alle betrokken ondernemingen tezamen is behaald, meer dan 5 miljard EUR bedraagt, en
  • b) 
    ten minste twee van de betrokken ondernemingen elk afzonderlijk een totale omzet hebben behaald die meer dan 250 miljoen EUR bedraagt,

tenzij elk van de betrokken ondernemingen meer dan tweederde van haar totale omzet binnen de Gemeenschap in een en dezelfde lidstaat behaalt.

  • 3. 
    Een concentratie die niet voldoet aan de in lid 2 vastgestelde drempels, wordt beschouwd als een concentratie met een communautaire dimensie indien
  • a) 
    de totale omzet die over de gehele wereld door alle betrokken ondernemingen tezamen is behaald, meer dan 2,5 miljard EUR bedraagt,
  • b) 
    de totale omzet die door alle betrokken ondernemingen in elk van ten minste drie lidstaten is behaald, meer dan 100 miljoen EUR bedraagt,
  • c) 
    in elk van de drie lidstaten die ten behoeve van letter b) in aanmerking zijn genomen, ten minste twee van de betrokken ondernemingen elk afzonderlijk een totale omzet hebben behaald die meer dan 25 miljoen EUR bedraagt, en
  • d) 
    ten minste twee van de betrokken ondernemingen elk afzonderlijk een totale omzet hebben behaald die meer dan 100 miljoen EUR bedraagt,

tenzij elk van de betrokken ondernemingen meer dan tweederde van haar totale omzet binnen de Gemeenschap in een en dezelfde lidstaat behaalt.

  • 4. 
    De Commissie brengt uiterlijk op 1 juli 2009 op basis van statistische gegevens die haar regelmatig door de lidstaten kunnen worden verstrekt, aan de Raad verslag uit over de toepassing van de in de leden 2 en 3 bepaalde drempels en criteria en zij kan voorstellen uit hoofde van lid 5 indienen.
  • 5. 
    Ingevolge het in lid 4 bedoelde verslag kan de Raad, op voorstel van de Commissie, de in lid 3 bepaalde drempels en criteria met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen.

Artikel 2

Beoordeling van concentraties

  • 1. 
    Concentraties in de zin van deze verordening worden aan de hand van onderstaande bepalingen getoetst op hun verenigbaarheid of onverenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt.

Bij die beoordeling houdt de Commissie rekening

  • a) 
    met de noodzaak, op de gemeenschappelijke markt de daadwerkelijke mededinging te handhaven en te ontwikkelen in het licht van, met name, de structuur van alle betrokken markten en van de bestaande of potentiële mededinging van binnen of buiten de Gemeenschap gevestigde ondernemingen;
  • b) 
    met de marktpositie van de betrokken ondernemingen, hun economische en financiële macht, de keuzemogelijkheden van leveranciers en afnemers, hun toegang tot voorzieningsbronnen en afzetmarkten, het bestaan van juridische of feitelijke hinderpalen voor de toegang tot de markt, de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van de betrokken producten en diensten, de belangen van de tussen- en eindverbruikers, alsmede de ontwikkeling van de technische en economische vooruitgang voorzover deze in het voordeel van de consument is en geen belemmering vormt voor de mededinging.
  • 2. 
    Concentraties die de daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan niet op significante wijze zouden belemmeren, met name door een machtspositie in het leven te roepen of te versterken, moeten verenigbaar verklaard worden met de gemeenschappelijke markt.
  • 3. 
    Concentraties die de daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze zouden belemmeren, met name als het resultaat van het in het leven roepen of versterken van een machtspositie, moeten onverenigbaar verklaard worden met de gemeenschappelijke markt.
  • 4. 
    Indien de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die een concentratie vormt in de zin van artikel 3, de coördinatie beoogt of tot stand brengt van het concurrentiegedrag van ondernemingen die onafhankelijk blijven, dan wordt die coördinatie beoordeeld overeenkomstig de criteria van artikel 81, leden 1 en 3, van het Verdrag, teneinde vast te stellen of de transactie al dan niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.
  • 5. 
    Bij die beoordeling houdt de commissie onder meer rekening met
  • het significant en gelijktijdig actief blijven van twee of meer oprichtende ondernemingen op dezelfde markt als die van de gemeenschappelijke onderneming, of op een downstream- of upstreammarkt van laatstgenoemde markt, of op een nauw met die markt verbonden aangrenzende markt,
  • de mogelijkheid die aan de betrokken ondernemingen wordt gegeven om, via de coördinatie die het rechtstreekse gevolg is van de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming, de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken producten en diensten uit te schakelen.

Artikel 3

Definitie van concentraties

  • 1. 
    Een concentratie komt tot stand indien er een duurzame wijziging van zeggenschap voortvloeit uit:
  • a) 
    de fusie van twee of meer voorheen onafhankelijke ondernemingen of delen van ondernemingen, of
  • b) 
    het verkrijgen, door één of meer personen die reeds zeggenschap over ten minste één onderneming bezitten, of door één of meer ondernemingen, van zeggenschap - door de verwerving van participaties in het kapitaal of vermogensbestanddelen, bij overeenkomst of op elke andere wijze -, rechtstreeks of middellijk, over één of meer andere ondernemingen of delen daarvan.
  • 2. 
    Zeggenschap berust op rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of gezamenlijk, met inachtneming van alle feitelijke en juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name
  • a) 
    eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;
  • b) 
    rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de ondernemingsorganen.
  • 3. 
    Zeggenschap wordt verkregen door de persoon/personen of de onderneming/ondernemingen:
  • a) 
    die zelf rechthebbenden zijn of aan deze overeenkomsten rechten ontlenen, of
  • b) 
    die, hoewel zij zelf geen rechthebbenden zijn, noch aan deze overeenkomsten rechten ontlenen, de bevoegdheid hebben de daaruit voortvloeiende rechten uit te oefenen.
  • 4. 
    De oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult, vormt een concentratie in de zin van lid 1, onder b).
  • 5. 
    Een concentratie wordt geacht niet tot stand te komen
  • a) 
    wanneer kredietinstellingen of andere financiële instellingen of verzekeringsmaatschappijen tot de normale werkzaamheden waarvan de verhandeling van effecten voor eigen rekening of voor rekening van derden behoort, tijdelijke deelnemingen houden die zij in een onderneming hebben verworven, teneinde deze deelnemingen weer te verkopen, mits zij de aan deze deelnemingen verbonden stemrechten niet uitoefenen om het concurrentiegedrag van deze onderneming te bepalen of mits zij deze stemrechten slechts uitoefenen om de verkoop van deze onderneming of van haar activa, geheel of gedeeltelijk, of de verkoop van deze deelnemingen voor te bereiden en deze verkoop plaatsvindt binnen een jaar na de verwerving; deze termijn kan op verzoek door de Commissie verlengd worden, wanneer deze instellingen of maatschappijen aantonen dat de verkoop binnen de gestelde termijn redelijkerwijs niet mogelijk was;
  • b) 
    wanneer de zeggenschap door een lasthebber van de overheid is verkregen krachtens de wetgeving van een lidstaat inzake liquidatie, faillissement, insolventie, staking van betalingen, akkoord of soortgelijke procedures;
  • c) 
    wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde handelingen worden uitgevoerd door participatiemaatschappijen zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen(6), met dien verstande echter dat de stemrechten die aan de in bezit zijnde deelnemingen zijn verbonden, slechts worden uitgeoefend om, met name door de benoeming van de leden van de raden van bestuur en van toezicht van de ondernemingen waarin zij deelnemingen houden, de volledige waarde van deze investeringen veilig te stellen en niet om rechtstreeks of onrechtstreeks het concurrentiegedrag van die ondernemingen te bepalen.

Artikel 4

Voorafgaande aanmelding van concentraties en verwijzing vóór aanmelding op verzoek van de aanmeldende partijen

  • 1. 
    Concentraties met een communautaire dimensie in de zin van deze verordening moeten bij de Commissie worden aangemeld vóór de totstandbrenging ervan en na de sluiting van de overeenkomst, de aankondiging van het openbare overnamebod of de verwerving van een zeggenschapsdeelneming.

Een aanmelding kan eveneens worden gedaan indien de betrokken ondernemingen aan de Commissie aantonen dat zij te goeder trouw voornemens zijn een overeenkomst te sluiten of, in het geval van een openbaar overnamebod, indien zij publiekelijk een voornemen tot het doen van een dergelijk bod hebben aangekondigd, voorzover de voorgenomen overeenkomst of het voorgenomen bod zou leiden tot een concentratie met een communautaire dimensie.

In deze verordening wordt onder een aangemelde concentratie ook een voorgenomen concentratie verstaan die overeenkomstig de tweede alinea is aangemeld. In de leden 4 en 5 wordt onder een concentratie ook een voorgenomen concentratie verstaan in de zin van de tweede alinea van dit lid.

  • 2. 
    Concentraties door fusie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), of door totstandkoming van een gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), moeten gezamenlijk worden aangemeld door de partijen bij de fusie of door de partijen die de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen. In alle andere gevallen moet de aanmelding plaatsvinden door de persoon of de onderneming die de zeggenschap over één of meer ondernemingen of een gedeelte daarvan verwerft.
  • 3. 
    Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde concentratie onder deze verordening valt, publiceert zij het feit van de aanmelding, met vermelding van de namen van de betrokken ondernemingen, hun land van herkomst, de aard van de concentratie en de betrokken bedrijfstakken. De Commissie houdt rekening met het gerechtvaardigde belang van de ondernemingen bij het bewaren van hun zakengeheimen.
  • 4. 
    Vóór de aanmelding van een concentratie in de zin van lid 1 kunnen de in lid 2 genoemde ondernemingen of personen de Commissie door middel van een gemotiveerde kennisgeving ervan in kennis stellen dat de concentratie in significante mate gevolgen kan hebben voor de mededinging op een markt in een lidstaat die alle kenmerken van een afzonderlijke markt vertoont en dat deze concentratie derhalve geheel of gedeeltelijk door die lidstaat dient te worden onderzocht.

De Commissie zendt deze kennisgeving onverwijld door aan alle lidstaten. De in de gemotiveerde kennisgeving genoemde lidstaat geeft binnen 15 werkdagen na ontvangst van deze kennisgeving te kennen of hij al dan niet instemt met het verzoek om verwijzing van de zaak. Indien die lidstaat binnen deze termijn geen beslissing terzake neemt, wordt hij geacht ermee in te stemmen.

Tenzij die lidstaat er niet mee instemt, kan de Commissie, indien zij van oordeel is dat er sprake is van een dergelijke afzonderlijke markt en dat de concentratie in significante mate gevolgen kan hebben voor de mededinging op die markt, besluiten de zaak geheel of gedeeltelijk te verwijzen naar de bevoegde autoriteiten van die lidstaat met het oog op de toepassing van de nationale mededingingswetgeving van die staat.

Het besluit om de zaak al dan niet overeenkomstig het bepaalde in de derde alinea door te verwijzen, moet worden genomen binnen 25 werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de gemotiveerde kennisgeving door de Commissie. De Commissie stelt de overige lidstaten en de betrokken personen of ondernemingen in kennis van haar besluit. Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit neemt, wordt zij geacht een besluit te hebben genomen om de zaak overeenkomstig de door de betrokken personen of ondernemingen ingediende kennisgeving te verwijzen.

Indien de Commissie besluit, of geacht kan worden te hebben besloten, overeenkomstig het bepaalde in de derde en de vierde alinea de zaak geheel te verwijzen, behoort geen aanmelding overeenkomstig lid 1 te worden verricht en is de nationale mededingingswetgeving van toepassing. Artikel 9, leden 6 tot en met 9, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. 
    Met betrekking tot een concentratie zoals gedefinieerd in artikel 3 die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 en die vatbaar is voor toetsing krachtens de nationale mededingingswetgeving van ten minste drie lidstaten, kunnen de in lid 2 bedoelde personen of ondernemingen vóór enige aanmelding ervan bij de bevoegde autoriteiten de Commissie middels een gemotiveerde kennisgeving ervan in kennis stellen dat de concentratie door de Commissie dient te worden onderzocht.

De Commissie zendt deze kennisgeving onverwijld door aan alle lidstaten.

Iedere lidstaat die krachtens zijn mededingingswetgeving bevoegd is de concentratie te onderzoeken, kan binnen 15 werkdagen na ontvangst van de gemotiveerde kennisgeving kenbaar maken het niet eens te zijn met het verzoek tot verwijzing van de zaak.

Indien ten minste één lidstaat overeenkomstig de derde alinea binnen 15 werkdagen kenbaar heeft gemaakt het niet eens te zijn met de verwijzing van de zaak, wordt de zaak niet verwezen. De Commissie stelt onverwijld alle lidstaten en de betrokken personen of ondernemingen in kennis van de kennisgeving van niet-akkoordverklaring.

Indien geen van de lidstaten overeenkomstig de derde alinea binnen 15 werkdagen kenbaar heeft gemaakt het niet eens te zijn met de verwijzing van de zaak, wordt de concentratie geacht een communautaire dimensie te hebben en dient zij overeenkomstig de leden 1 en 2 bij de Commissie te worden aangemeld. In dergelijke situaties mag een lidstaat niet zijn nationale mededingingswetgeving op de concentratie toepassen.

  • 6. 
    De Commissie brengt uiterlijk op 1 juli 2009 aan de Raad verslag uit over de werking van de leden 4 en 5. Ingevolge dit verslag en op voorstel van de Commissie kan de Raad de leden 4 en 5 met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen.

Artikel 5

Berekening van de omzet

  • 1. 
    De totale omzet in de zin van deze verordening omvat de bedragen met betrekking tot de verkoop van goederen en het leveren van diensten door de betrokken ondernemingen tijdens het laatste boekjaar in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen, van belasting over de toegevoegde waarde en van andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen. Bij de totale omzet van een betrokken onderneming wordt geen rekening gehouden met transacties tussen de in lid 4 bedoelde ondernemingen.

De in de Gemeenschap of in een lidstaat behaalde omzet omvat de in de Gemeenschap respectievelijk in die lidstaat aan ondernemingen of consumenten verkochte producten en verleende diensten.

  • 2. 
    Vindt de concentratie plaats via de verwerving van delen van één of meer ondernemingen, welke delen al dan niet een eigen rechtspersoonlijkheid bezitten, dan moet, in afwijking van lid 1, ten aanzien van de vervreemder of vervreemders alleen rekening worden gehouden met de omzet van de delen die het voorwerp zijn van de concentratie.

Indien echter twee of meer transacties als bedoeld in de eerste alinea binnen een periode van twee jaar plaatsvinden tussen dezelfde personen of ondernemingen dan worden deze aangemerkt als één en dezelfde concentratie die plaats heeft gevonden op de dag van de laatste transactie.

  • 3. 
    De omzet wordt vervangen door:
  • a) 
    bij kredietinstellingen en andere financiële instellingen: de som van de onderstaande batenposten zoals omschreven in Richtlijn 86/635/EEG van de Raad(7), in voorkomend geval na aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde en van andere rechtstreeks met de betrokken baten samenhangende belastingen:
  • i) 
    rente en soortgelijke baten;
  • ii) 
    opbrengsten uit effecten:
  • opbrengsten uit aandelen en andere niet-vastrentende effecten;
  • opbrengsten uit deelnemingen;
  • opbrengsten uit aandelen in verbonden ondernemingen;
  • iii) 
    ontvangen provisie;
  • iv) 
    nettobaten uit financiële transacties;
  • v) 
    overige bedrijfsopbrengsten.

De omzet van een kredietinstelling of een financiële instelling in de Gemeenschap of in een lidstaat omvat de hierboven omschreven batenposten van het bijkantoor dat of de afdeling van deze instelling die gevestigd is in de Gemeenschap of in de betrokken lidstaat, naar gelang van het geval;

  • b) 
    bij verzekeringsmaatschappijen: de waarde van de bruto geboekte premies, die alle uit hoofde van de door of namens de verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomsten ontvangen en te ontvangen bedragen omvatten, met inbegrip van de aan herverzekering afgestane premies en na aftrek van belastingen en parafiscale bijdragen of heffingen over het bedrag van de afzonderlijke premies of het totale premievolume; voor wat betreft artikel 1, lid 2, onder b), en lid 3, onder b), c) en d), en de laatste zinsnede van beide leden, wordt respectievelijk rekening gehouden met de brutopremies, ontvangen van ingezetenen van de Gemeenschap en van ingezetenen van een lidstaat.
  • 4. 
    Onverminderd lid 2, moeten voor de berekening van de omzet van een betrokken onderneming in de zin van deze verordening de omzetten van de volgende ondernemingen worden opgeteld:
  • a) 
    de betrokken onderneming;
  • b) 
    de ondernemingen waarin de betrokken onderneming, rechtstreeks of middellijk:
  • i) 
    hetzij meer dan de helft van het kapitaal of de bedrijfsactiva bezit,
  • ii) 
    hetzij de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen,
  • iii) 
    hetzij de bevoegdheid heeft om meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht of van bestuur of de krachtens de wet tot vertegenwoordiging bevoegde organen te benoemen,
  • iv) 
    hetzij het recht heeft de zaken van de onderneming te leiden;
  • c) 
    ondernemingen die in de betrokken onderneming over de onder b) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken;
  • d) 
    ondernemingen waarin een onderneming zoals bedoeld onder c) over de onder b) genoemde rechten of bevoegdheden beschikt;
  • e) 
    ondernemingen waarin twee of meer ondernemingen zoals bedoeld onder a) tot en met d) gezamenlijk over de onder b) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken.
  • 5. 
    Indien bij de concentratie betrokken ondernemingen gezamenlijk beschikken over de in lid 4, onder b), genoemde rechten of bevoegdheden, dient bij de berekening van de omzet van de betrokken ondernemingen in de zin van deze verordening:
  • a) 
    geen rekening te worden gehouden met de omzet die het resultaat is van de verkoop van producten en het verlenen van diensten tussen de gemeenschappelijke onderneming en elk van de betrokken ondernemingen of enige andere met een van die ondernemingen verbonden onderneming in de zin van lid 4, onder b) tot en met e);
  • b) 
    rekening te worden gehouden met de omzet die het resultaat is van de verkoop van producten en het verlenen van diensten tussen de gemeenschappelijke onderneming en derde ondernemingen. Deze omzet wordt in gelijke delen aan de betrokken ondernemingen toegerekend.

Artikel 6

Onderzoek van de aanmelding en inleiding van de procedure

  • 1. 
    De Commissie onderzoekt de aanmelding terstond na ontvangst.
  • a) 
    Indien de Commissie tot de conclusie komt dat de aangemelde concentratie niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, stelt zij dat bij beschikking vast.
  • b) 
    Indien de Commissie constateert dat de aangemelde concentratie weliswaar binnen het toepassingsgebied van de verordening valt, maar dat er geen ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt, besluit zij zich niet tegen de concentratie te verzetten en verklaart zij deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Een beschikking waarbij verklaard wordt dat de concentratie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, wordt geacht betrekking te hebben op beperkingen die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de totstandbrenging van de concentratie.

  • c) 
    Indien de Commissie constateert dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt en dat er ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt, besluit zij de procedure in te leiden, onverminderd het bepaalde in lid 2. Onverminderd artikel 9, wordt een dergelijke procedure overeenkomstig artikel 8, leden 1 tot en met 4, met een beschikking afgesloten, tenzij de betrokken ondernemingen ten genoegen van de Commissie hebben aangetoond dat zij van de concentratie afzien.
  • 2. 
    Indien de Commissie constateert dat er, gelet op de door de betrokken ondernemingen aangebrachte wijzigingen, niet langer ernstige twijfel in de zin van lid 1, onder c), bestaat ten aanzien van een aangemelde concentratie, verklaart zij de concentratie overeenkomstig lid 1, onder b), verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

De Commissie kan aan haar beschikking krachtens lid 1, onder b), voorwaarden en verplichtingen verbinden die moeten waarborgen dat de betrokken ondernemingen de verbintenissen nakomen welke zij tegenover de Commissie zijn aangegaan om de concentratie verenigbaar te maken met de gemeenschappelijke markt.

  • 3. 
    De Commissie kan de beschikking die zij krachtens lid 1, onder a) of b), heeft gegeven, intrekken indien:
  • a) 
    de beschikking berust op verkeerde informatie waarvoor een van de ondernemingen verantwoordelijk is of wanneer die met bedrog is verkregen,

of

  • b) 
    de betrokken ondernemingen in strijd met één van de bij de beschikking opgelegde verplichtingen handelen.
  • 4. 
    In de in lid 3 genoemde gevallen kan de Commissie krachtens lid 1 een beschikking geven zonder gebonden te zijn aan de in artikel 10, lid 1, genoemde termijnen.
  • 5. 
    De Commissie deelt haar beschikking onverwijld mee aan de betrokken ondernemingen, alsmede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Artikel 7

Opschorting van de totstandbrenging van de concentratie

  • 1. 
    Een concentratie met een communautaire dimensie, zoals omschreven in artikel 1, of een concentratie die door de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 5, dient te worden onderzocht, mag niet tot stand worden gebracht zolang zij niet is aangemeld en met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is verklaard bij een krachtens artikel 6, lid 1, onder b), of artikel 8, lid 1 of lid 2, gegeven beschikking, dan wel mag worden geacht verenigbaar te zijn verklaard overeenkomstig artikel 10, lid 6.
  • 2. 
    Lid 1 belet niet de tenuitvoerlegging van een openbaar overnamebod of van een reeks transacties met effecten, inclusief effecten converteerbaar in andere effecten, die ter verhandeling worden toegelaten tot een markt, zoals een effectenbeurs, en waardoor zeggenschap in de zin van artikel 3 wordt verkregen van meerdere verkopers, mits
  • a) 
    de concentratie overeenkomstig artikel 4 onverwijld bij de Commissie wordt aangemeld en
  • b) 
    de verkrijger de aan de betrokken effecten verbonden stemrechten niet uitoefent dan wel slechts uitoefent om de volle waarde van zijn belegging te handhaven op basis van een door de Commissie overeenkomstig lid 3 verleende ontheffing.
  • 3. 
    De Commissie kan op verzoek ontheffing verlenen van de in lid 1 of 2 bedoelde verplichtingen. Het verzoek om ontheffing moet met redenen zijn omkleed. Bij haar beslissing houdt de Commissie met name rekening met de gevolgen van de opschorting voor één of meer bij de concentratie betrokken ondernemingen of voor derden, alsook met de bedreiging die de concentratie voor de mededinging kan inhouden. Aan een dergelijke ontheffing kunnen voorwaarden en verplichtingen worden verbonden om de voorwaarden voor de daadwerkelijke mededinging te waarborgen. De ontheffing kan te allen tijde, ook vóór de aanmelding en na de transactie, worden aangevraagd en verleend.
  • 4. 
    De geldigheid van transacties die zonder inachtneming van lid 1 tot stand komen, is afhankelijk van de beschikking die is gegeven krachtens artikel 6, lid 1, onder b), of krachtens artikel 8, lid 1, 2 of 3, dan wel van het vermoeden overeenkomstig artikel 10, lid 6.

Dit artikel tast evenwel niet de geldigheid aan van transacties met effecten, inclusief effecten converteerbaar in andere effecten, die ter verhandeling worden toegelaten tot een markt, zoals een effectenbeurs, tenzij de kopers en de verkopers wisten of dienden te weten dat de transactie tot stand is gebracht zonder inachtneming van lid 1.

Artikel 8

Bevoegdheid van de Commissie tot het geven van beschikkingen

  • 1. 
    Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde concentratie voldoet aan het in artikel 2, lid 2, gedefinieerde criterium en, in de in artikel 2, lid 4, bedoelde gevallen, aan de criteria van artikel 81, lid 3, van het Verdrag, geeft zij een beschikking waarbij zij verklaart dat de concentratie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

Een beschikking waarbij verklaard wordt dat de concentratie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, wordt geacht tevens betrekking te hebben op beperkingen die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de totstandbrenging van de concentratie.

  • 2. 
    Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde concentratie, na door de betrokken ondernemingen gewijzigd te zijn, voldoet aan het in artikel 2, lid 2, gedefinieerde criterium en, in de in artikel 2, lid 4, bedoelde gevallen, aan de criteria van artikel 81, lid 3, van het Verdrag, geeft zij een beschikking waarbij zij verklaart dat de concentratie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

De Commissie kan aan haar beschikking voorwaarden en verplichtingen verbinden die moeten waarborgen dat de betrokken ondernemingen de verbintenissen nakomen die zij tegenover de Commissie zijn aangegaan om de concentratie verenigbaar te maken met de gemeenschappelijke markt.

Een beschikking waarbij verklaard wordt dat de concentratie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, wordt geacht tevens betrekking te hebben op beperkingen die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de totstandbrenging van de concentratie.

  • 3. 
    Indien de Commissie vaststelt dat een concentratie aan het in artikel 2, lid 3, gedefinieerde criterium voldoet of, in de in artikel 2, lid 4, bedoelde gevallen, niet voldoet aan de criteria van artikel 81, lid 3, van het Verdrag, geeft zij een beschikking waarbij verklaard wordt dat de concentratie onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.
  • 4. 
    Indien de Commissie vaststelt dat een concentratie
  • a) 
    reeds tot stand is gebracht en die concentratie onverenigbaar is verklaard met de gemeenschappelijke markt, of
  • b) 
    tot stand is gebracht zonder inachtneming van een bij een krachtens lid 2 gegeven beschikking opgelegde voorwaarde en in deze beschikking is geconstateerd dat de concentratie bij ontbreken van die voorwaarde zou voldoen aan het criterium van artikel 2, lid 3, of, in de in artikel 2, lid 4, bedoelde gevallen, niet zou voldoen aan de criteria van artikel 81, lid 3, van het Verdrag,

kan de Commissie de volgende maatregelen opleggen:

  • de Commissie kan de betrokken ondernemingen verplichten de concentratie te ontbinden, met name door ontbinding van de fusie of door verkoop van alle verkregen aandelen of vermogensbestanddelen, met het oog op het herstel van de situatie zoals die was vóór de totstandbrenging van de concentratie. Indien herstel van de situatie zoals die was vóór de totstandbrenging van de concentratie door middel van ontbinding van de concentratie niet mogelijk is, kan de Commissie elke andere passende maatregel nemen om voorzover mogelijk een dergelijk herstel te bereiken;
  • de Commissie kan elke andere passende maatregel gelasten om te bereiken dat de betrokken ondernemingen de concentratie ontbinden of andere herstelmaatregelen nemen zoals opgelegd in haar beschikking.

In de in de eerste alinea, onder a), bedoelde gevallen kunnen dergelijke maatregelen bij een beschikking overeenkomstig lid 3 of bij een afzonderlijke beschikking worden opgelegd.

  • 5. 
    De Commissie kan passende voorlopige maatregelen nemen om de daadwerkelijke mededinging te herstellen of te handhaven, wanneer een concentratie
  • a) 
    tot stand is gebracht zonder inachtneming van artikel 7 en er nog geen beschikking is gegeven over de verenigbaarheid van de concentratie met de gemeenschappelijke markt;
  • b) 
    tot stand is gebracht zonder inachtneming van een voorwaarde die is opgelegd bij een beschikking op grond van artikel 6, lid 1, onder b), of van lid 2 van dit artikel;
  • c) 
    reeds tot stand is gebracht en onverenigbaar is verklaard met de gemeenschappelijke markt.
  • 6. 
    De Commissie kan de beschikking die zij krachtens lid 1 of lid 2 heeft gegeven, intrekken indien:
  • a) 
    de verklaring van verenigbaarheid berust op onjuiste gegevens, waarvoor één van de betrokken ondernemingen verantwoordelijk is, of met bedrog is verkregen, of
  • b) 
    de betrokken ondernemingen in strijd met een van de bij de beschikking opgelegde verplichtingen handelen.
  • 7. 
    De Commissie kan krachtens de leden 1 tot en met 3 een beschikking geven zonder dat zij gebonden is aan de in artikel 10, lid 3, genoemde termijnen in gevallen waarin
  • a) 
    zij vaststelt dat een concentratie tot stand is gebracht
  • i) 
    zonder inachtneming van een voorwaarde die is opgelegd bij een beschikking op grond van artikel 6, lid 1, onder b), of
  • ii) 
    zonder inachtneming van een voorwaarde die is opgelegd bij een beschikking op grond van lid 2 en overeenkomstig artikel 10, lid 2, waarbij is vastgesteld dat bij ontbreken van de voorwaarde de concentratie tot ernstige twijfels omtrent verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt zou leiden, of
  • b) 
    een beschikking op grond van lid 6 is ingetrokken.
  • 8. 
    De Commissie stelt de betrokken ondernemingen en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis van haar beschikking.

Artikel 9

Verwijzing naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaten

  • 1. 
    De Commissie kan bij beschikking, die zij onverwijld aan de betrokken ondernemingen meedeelt en waarvan zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis stelt, een aangemelde concentratie onder de volgende voorwaarden naar de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat verwijzen.
  • 2. 
    Binnen 15 werkdagen na de datum van ontvangst van het afschrift van de aanmelding kan een lidstaat, uit eigen beweging of op verzoek van de Commissie, de Commissie, die op haar beurt de betrokken ondernemingen op de hoogte brengt, ervan in kennis stellen dat een concentratie
  • a) 
    in significante mate gevolgen dreigt te hebben voor de mededinging op een markt in die lidstaat welke alle kenmerken van een afzonderlijke markt vertoont, of
  • b) 
    gevolgen heeft voor de mededinging op een markt in die lidstaat welke alle kenmerken vertoont van een afzonderlijke markt en welke geen wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt vormt.
  • 3. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat, gelet op de markt van de betrokken goederen of diensten en de in aanmerking te nemen geografische markt in de zin van lid 7, een dergelijke afzonderlijke markt bestaat en dat een dergelijke dreiging bestaat:
  • a) 
    behandelt zij zelf het geval op grond van deze verordening, of
  • b) 
    verwijst zij de zaak in haar geheel of voor een gedeelte door naar de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat met het oog op de toepassing van diens nationale mededingingswetgeving.

Indien de Commissie evenwel meent dat een dergelijke afzonderlijke markt of dreiging niet bestaat, geeft zij een beschikking in die zin welke zij tot de betrokken lidstaat richt, en behandelt zij het geval zelf op grond van deze verordening.

Ingeval een lidstaat de Commissie overeenkomstig lid 2, onder b), ervan in kennis stelt dat een concentratie gevolgen heeft voor een afzonderlijke markt op zijn grondgebied welke geen wezenlijk deel vormt van de gemeenschappelijke markt, verwijst de Commissie, indien zij van mening is dat een dergelijke afzonderlijke markt inderdaad gevolgen ondervindt, de desbetreffende zaak in haar geheel of voor een gedeelte dat betrekking heeft op de betrokken afzonderlijke markt, door naar de bevoegde autoriteit.

  • 4. 
    Beschikkingen tot verwijzing of houdende weigering tot verwijzing overeenkomstig lid 3 worden gegeven:
  • a) 
    in het algemeen binnen de in artikel 10, lid 1, tweede alinea, gestelde termijn, wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder b), geen procedure heeft ingeleid, of
  • b) 
    uiterlijk binnen 65 werkdagen na de aanmelding van de betrokken concentratie, wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), een procedure heeft ingeleid, zonder voorbereidende stappen tot het nemen van de maatregelen welke krachtens artikel 8, lid 2, 3 of 4, noodzakelijk zijn om de daadwerkelijke mededinging op de betrokken markt te handhaven of te herstellen.
  • 5. 
    Indien de Commissie binnen de in lid 4, onder b), gestelde termijn van 65 werkdagen, ondanks een door de betrokken lidstaat aan haar gerichte herinnering, niet de in lid 3 bedoelde beschikking tot verwijzing of houdende weigering van verwijzing heeft gegeven, noch de in lid 4, onder b), bedoelde voorbereidende stappen heeft genomen, wordt zij geacht te hebben besloten de zaak overeenkomstig lid 3, onder b), naar de betrokken lidstaat te verwijzen.
  • 6. 
    De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat neemt onverwijld een besluit over de zaak.

Binnen 45 werkdagen na de verwijzing door de Commissie stelt de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat de betrokken ondernemingen in kennis van het resultaat van de voorlopige mededingingsbeoordeling en van de eventuele door haar voorgenomen maatregelen. De betrokken lidstaat kan deze termijn in uitzonderlijke gevallen opschorten, indien de betrokken ondernemingen hem niet de volgens de nationale mededingingswetgeving noodzakelijke gegevens hebben verstrekt.

Indien op grond van de nationale wetgeving een aanmelding wordt verlangd, vangt de periode van 45 werkdagen aan op de eerste werkdag na de ontvangst van een volledige aanmelding door de bevoegde autoriteit van die lidstaat.

  • 7. 
    De in aanmerking te nemen geografische markt wordt gevormd door een gebied waarin de betrokken ondernemingen zijn betrokken bij de vraag naar en het aanbod van goederen en diensten, waarin de mededingingsvoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van de aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden, met name vanwege de mededingingsvoorwaarden die duidelijk afwijken van die welke in die gebieden heersen. Bij de desbetreffende beoordeling wordt met name rekening gehouden met de aard en de kenmerken van de betrokken producten of diensten, het bestaan van hinderpalen voor de toegang tot de markt of van voorkeuren van consumenten, alsmede het bestaan tussen het betrokken gebied en de aangrenzende gebieden van aanzienlijke verschillen in marktaandelen van de ondernemingen of van wezenlijke prijsverschillen.
  • 8. 
    Voor de toepassing van dit artikel kan de betrokken lidstaat slechts de maatregelen treffen die strikt nodig zijn voor het handhaven of herstellen van de daadwerkelijke mededinging op de betrokken markt.
  • 9. 
    Overeenkomstig de terzake dienende bepalingen van het Verdrag kan elke lidstaat een beroep bij het Hof van Justitie instellen en in het bijzonder de toepassing vragen van artikel 243 van het Verdrag, met het oog op de toepassing van zijn nationale mededingingswetgeving.

Artikel 10

Termijnen voor het inleiden van de procedure en voor het geven van de beschikkingen

  • 1. 
    Onverminderd artikel 6, lid 4, moeten de in artikel 6, lid 1, genoemde beschikkingen uiterlijk binnen 25 werkdagen worden gegeven. Deze termijn vangt aan op de eerste werk dag na de ontvangst van de aanmelding of, indien de bij de aanmelding te verstrekken gegevens onvolledig zijn, op de eerste werk dag na de ontvangst van de volledige gegevens.

Deze termijn wordt tot 35 werkdagen verlengd, indien een lidstaat overeenkomstig artikel 9, lid 2, een verzoek bij de Commissie indient of indien de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 6, lid 2, verbintenissen aanbieden teneinde de concentratie verenigbaar te maken met de gemeenschappelijke markt.

  • 2. 
    Beschikkingen op grond van artikel 8, lid 1 of lid 2, met betrekking tot aangemelde concentraties moeten gegeven worden zodra de in artikel 6, lid 1, onder c), genoemde ernstige twijfel blijkt te zijn weggenomen, met name doordat de betrokken ondernemingen wijzigingen hebben aangebracht, en uiterlijk binnen de in lid 3 gestelde termijn.
  • 3. 
    Onverminderd artikel 8, lid 7, moeten krachtens artikel 8, leden 1 tot en met 3, gegeven beschikkingen betreffende aangemelde concentraties uiterlijk worden gegeven binnen 90 werkdagen na de dag waarop de procedure is ingeleid. Deze termijn wordt tot 105 werkdagen verlengd indien de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 8, lid 2, tweede alinea, verbintenissen aanbieden om de concentratie verenigbaar te maken met de gemeenschappelijke markt, tenzij die verbintenissen minder dan 55 werkdagen na de inleiding van de procedure zijn aangeboden.

De in de eerste alinea genoemde termijnen worden eveneens verlengd, indien de aanmeldende partijen uiterlijk binnen 15 werkdagen na de inleiding van de procedure op grond van artikel 6, lid 1, onder c), een verzoek daartoe indienen. De aanmeldende partijen kunnen slechts één dergelijk verzoek indienen. Evenzo kunnen op elk ogenblik na de inleiding van de procedure de in de eerste alinea genoemde termijnen met instemming van de aanmeldende partijen door de Commissie worden verlengd. De totale duur van de verlenging of verlengingen die overeenkomstig deze alinea worden toegestaan, mag niet meer dan 20 werkdagen bedragen.

  • 4. 
    De in de leden 1 en 3 gestelde termijnen worden bij uitzondering geschorst indien de Commissie zich door omstandigheden die aan een der bij de concentratie betrokken ondernemingen kunnen worden toegerekend, genoodzaakt zag bij beschikking overeenkomstig artikel 11 inlichtingen te vragen of bij beschikking op grond van artikel 13 een inspectie te gelasten.

Het bepaalde in de eerste alinea is ook van toepassing op de in artikel 9, lid 4, onder b), bedoelde termijn.

  • 5. 
    Wanneer het Hof van Justitie een arrest wijst waarbij een beschikking van de Commissie die binnen een in dit artikel gestelde termijn moet worden gegeven, geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd, wordt de concentratie door de Commissie opnieuw onderzocht met het oog op het geven van een beschikking overeenkomstig artikel 6, lid 1.

De concentratie wordt opnieuw onderzocht in het licht van de marktomstandigheden.

De aanmeldende partijen dienen onverwijld een nieuwe aanmelding in of vullen de oorspronkelijke aanmelding aan, indien de oorspronkelijke aanmelding onvolledig is geworden doordat er zich wijzigingen hebben voorgedaan in de marktomstandigheden of in de verstrekte informatie. Indien er zich geen dergelijke wijzigingen hebben voorgedaan, leggen de partijen onverwijld een verklaring in die zin af.

De in lid 1 gestelde termijnen vangen aan op de eerste werkdag na de ontvangst van volledige gegevens in een nieuwe aanmelding, van een aanvullende aanmelding of van een verklaring zoals bedoeld in de derde alinea.

Het bepaalde in de tweede en de derde alinea is ook van toepassing op de in artikel 6, lid 4, en in artikel 8, lid 7, bedoelde gevallen.

  • 6. 
    Indien de Commissie noch uit hoofde van artikel 6, lid 1, onder b) of c), noch uit hoofde van artikel 8, lid 1, 2 of 3, binnen de respectievelijk in de leden 1 en 3 vastgestelde termijnen een beschikking heeft gegeven, wordt de concentratie geacht verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te zijn verklaard, onverminderd artikel 9.

Artikel 11

Verzoeken om inlichtingen en bevoegdheid tot het opnemen van verklaringen

  • 1. 
    Ter vervulling van de haar bij deze verordening opgedragen taken kan de Commissie met een gewoon verzoek of bij beschikking de in artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde personen, alsmede ondernemingen en ondernemersverenigingen, vragen alle nodige inlichtingen te verstrekken.
  • 2. 
    Bij het toezenden van een gewoon verzoek om inlichtingen aan een persoon, een onderneming of een ondernemersvereniging vermeldt de Commissie de rechtsgrond voor en het doel van het verzoek, geeft zij aan welke inlichtingen worden gevraagd en stelt zij de termijn vast waarbinnen de inlichtingen moeten worden verstrekt. Tevens vermeldt zij de sancties die bij artikel 14 op het verstrekken van onjuiste of misleidende inlichtingen zijn gesteld.
  • 3. 
    Indien de Commissie bij beschikking van personen, ondernemingen of ondernemersverenigingen verlangt dat zij gegevens verstrekken, vermeldt zij de rechtsgrond voor en het doel van het verzoek, geeft zij aan welke inlichtingen worden gevraagd en stelt zij de termijn vast waarbinnen deze inlichtingen moeten worden verstrekt. Zij vermeldt tevens de sancties waarin artikel 14 voorziet en de sancties waarin artikel 15 voorziet, of zij legt deze laatste sancties op. Zij wijst ook op het recht, bij het Hof van Justitie beroep tegen de beschikking in te stellen.
  • 4. 
    Tot het verstrekken van de gevraagde inlichtingen namens de betrokken onderneming zijn gehouden de eigenaren van de ondernemingen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen, vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, en de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen. Naar behoren gemachtigde personen kunnen namens hun opdrachtgevers de gevraagde inlichtingen verstrekken. De opdrachtgevers blijven ten volle verantwoordelijk voor de volledigheid, de juistheid en de oprechtheid van de verstrekte inlichtingen.
  • 5. 
    De Commissie zendt onverwijld een afschrift van de overeenkomstig lid 3 gegeven beschikking toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de woonplaats van de persoon of de zetel van de onderneming of de ondernemersvereniging gevestigd is en aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de mededingingskwestie speelt. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat zendt de Commissie aan deze autoriteit ook afschriften toe van gewone verzoeken om inlichtingen betreffende een aangemelde concentratie.
  • 6. 
    Op verzoek van de Commissie verstrekken de regeringen en bevoegde autoriteiten van de lidstaten de Commissie alle inlichtingen die zij nodig heeft om de haar bij deze verordening opgedragen taken te vervullen.
  • 7. 
    Ter vervulling van de haar bij deze verordening opgedragen taken kan de Commissie alle natuurlijke en rechtspersonen horen die daarin toestemmen, teneinde inlichtingen te verkrijgen over het onderwerp van het onderzoek. Bij de aanvang van het verhoor, dat telefonisch of met andere elektronische middelen kan worden afgenomen, vermeldt de Commissie de rechtsgrond voor en het doel van het verhoor.

Wanneer een verhoor niet in de gebouwen van de Commissie of telefonisch of met andere elektronische middelen wordt afgenomen, wordt de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan het verhoor plaatsvindt, hiervan door de Commissie van tevoren op de hoogte gesteld. Indien de bevoegde autoriteit van die lidstaat hierom verzoekt, mogen functionarissen van deze autoriteit de functionarissen en andere personen die door de Commissie zijn gemachtigd om het verhoor af te nemen, bijstand verlenen.

Artikel 12

Inspecties door de autoriteiten van de lidstaten

  • 1. 
    Op verzoek van de Commissie verrichten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de inspecties welke de Commissie op grond van artikel 13, lid 1, nodig oordeelt of welke zij krachtens artikel 13, lid 4, bij beschikking heeft gelast. De functionarissen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die met het verrichten van deze inspecties zijn belast, alsmede de door hen gemachtigde of aangewezen functionarissen, oefenen hun bevoegdheid uit overeenkomstig hun nationale recht.
  • 2. 
    Door de Commissie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen kunnen, op verzoek van de Commissie of op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht, de functionarissen van deze autoriteit bijstand verlenen.

Artikel 13

Bevoegdheid van de Commissie tot inspectie

  • 1. 
    Ter vervulling van de haar bij deze verordening opgedragen taken kan de Commissie bij ondernemingen en ondernemersverenigingen alle noodzakelijke inspecties verrichten.
  • 2. 
    De door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen beschikken over de volgende bevoegdheden:
  • a) 
    het betreden van alle ruimten, terreinen en vervoermiddelen van ondernemingen en ondernemersverenigingen;
  • b) 
    het controleren van de boeken en alle andere bescheiden betreffende het bedrijf, ongeacht de aard van de drager;
  • c) 
    het maken of verkrijgen van afschriften of uittreksels, in welke vorm dan ook, van die boeken en bescheiden;
  • d) 
    het verzegelen van ruimten, en boeken en andere bescheiden van het bedrijf voor de duur van en voorzover nodig voor de inspectie;
  • e) 
    het verzoeken van vertegenwoordigers of personeelsleden van de betrokken onderneming of ondernemersvereniging om toelichting bij feiten of documenten die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspectie, en het optekenen van hun antwoorden.
  • 3. 
    De door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen oefenen hun bevoegdheden uit op vertoon van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie worden vermeld en waarin wordt gewezen op de sanctie waarin artikel 22 voorziet voor het geval dat de ter inzage verlangde boeken of andere bescheiden in verband met het bedrijf niet volledig worden getoond of dat de antwoorden op de overeenkomstig lid 2 gestelde vragen onjuist of misleidend zijn. De Commissie stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie zal worden verricht, geruime tijd vóór de inspectie hiervan in kennis.
  • 4. 
    Wanneer de Commissie bij beschikking een inspectie gelast, zijn de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen verplicht zich aan die inspectie te onderwerpen. In de beschikking wordt vermeld wat het voorwerp en het doel van de inspectie zijn en op welke datum de inspectie een aanvang neemt, en wordt gewezen op de sancties waarin de artikelen 14 en 15 voorzien, alsook op het recht om bij het Hof van Justitie beroep tegen de beschikking in te stellen. De Commissie geeft de beschikking na de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht, te hebben gehoord.
  • 5. 
    De functionarissen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie zal worden verricht, alsook de door die autoriteit gemachtigde of aangewezen functionarissen, verlenen, op verzoek van deze autoriteit of van de Commissie, de door de Commissie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 genoemde bevoegdheden.
  • 6. 
    Wanneer de door de Commissie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen vaststellen dat een onderneming zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie, met inbegrip van de verzegeling van ruimten, boeken en bescheiden verzet, verleent de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen deze inspectie te verrichten, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige handhavingsautoriteit.
  • 7. 
    Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 6 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, dient die toestemming te worden gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
  • 8. 
    Indien wordt verzocht om toestemming zoals bedoeld in lid 7, toetst de nationale rechterlijke instantie de beschikking van de Commissie op haar echtheid en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn, noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij de toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen kan de nationale rechterlijke instantie de Commissie rechtstreeks of via de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat om nadere uitleg betreffende het voorwerp van de inspectie verzoeken. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet in twijfel trekken dat de inspectie noodzakelijk is, noch gegevens uit het Commissiedossier verlangen. Uitsluitend het Hof van Justitie kan de beschikking van de Commissie op haar wettigheid toetsen.

Artikel 14

Geldboeten

  • 1. 
    De Commissie kan bij beschikking aan de in artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde personen, aan ondernemingen en aan ondernemersverenigingen geldboeten opleggen van ten hoogste 1 % van de totale omzet van de betrokken onderneming of ondernemersvereniging, zoals bedoeld in artikel 5, indien zij opzettelijk of uit onachtzaamheid:
  • a) 
    in een kennisgeving, verklaring, aanmelding of aanvulling op een aanmelding, zoals bedoeld in artikel 4, artikel 10, lid 5, of artikel 22, lid 3, onjuiste of misleidende inlichtingen verstrekken;
  • b) 
    in antwoord op een verzoek in de zin van artikel 11, lid 2, onjuiste of misleidende inlichtingen verstrekken;
  • c) 
    in antwoord op een verzoek bij een beschikking overeenkomstig artikel 11, lid 3, onjuiste, onvolledige of misleidende inlichtingen verstrekken, dan wel de inlichtingen niet verstrekken binnen de vastgestelde termijn;
  • d) 
    tijdens een inspectie overeenkomstig artikel 13 geen volledige inzage geven in de ter inzage verlangde boeken of andere bescheiden in verband met het bedrijf, dan wel zich niet aan een overeenkomstig artikel 13, lid 4, bij beschikking gelaste inspectie onderwerpen;
  • e) 
    in antwoord op een overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder e), gestelde vraag
  • een onjuist of misleidend antwoord geven,
  • nalaten binnen een door de Commissie gestelde termijn een door een personeelslid gegeven onjuist, onvolledig of misleidend antwoord te rectificeren, dan wel
  • nalaten of weigeren een volledig antwoord te geven met betrekking tot feiten in verband met het voorwerp en het doel van een overeenkomstig artikel 13, lid 4, bij beschikking gelaste inspectie;
  • f) 
    zegels die door de door de Commissie gemachtigde functionarissen of andere begeleidende personen overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder d), zijn aangebracht, verbreken.
  • 2. 
    De Commissie kan aan de in artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde personen of aan de betrokken ondernemingen bij beschikking geldboeten van ten hoogste 10 % van de totale omzet van de betrokken onderneming, zoals bedoeld in artikel 5, opleggen, indien zij opzettelijk of uit onachtzaamheid:
  • a) 
    nalaten een concentratie overeenkomstig artikel 4 of artikel 22, lid 3, vóór de totstandkoming ervan aan te melden, tenzij zij daartoe uitdrukkelijk zijn gemachtigd krachtens artikel 7, lid 2, dan wel bij een overeenkomstig artikel 7, lid 3, gegeven beschikking;
  • b) 
    een concentratie tot stand brengen zonder inachtneming van artikel 7;
  • c) 
    een concentratie tot stand brengen die bij beschikking krachtens artikel 8, lid 3, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, of niet de bij een overeenkomstig artikel 8, lid 4 of lid 5, gegeven beschikking voorgeschreven maatregelen treffen;
  • d) 
    handelen in strijd met een voorwaarde of een verplichting opgelegd bij een krachtens artikel 6, lid 1, onder b), artikel 7, lid 3, of artikel 8, lid 2, tweede alinea, gegeven beschikking.
  • 3. 
    Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete dient met de aard, de zwaarte en de duur van de inbreuk rekening te worden gehouden.
  • 4. 
    De krachtens de leden 1, 2 en 3 gegeven beschikkingen hebben geen strafrechtelijk karakter.

Artikel 15

Dwangsommen

  • 1. 
    De Commissie kan bij beschikking aan de in artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde personen, aan ondernemingen of aan ondernemersverenigingen dwangsommen opleggen van ten hoogste 5 % van de gemiddelde dagelijkse gezamenlijke omzet van de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen, zoals bedoeld in artikel 5, voor elke werkdag waarmee de in haar beschikking vastgestelde termijn wordt overschreden, teneinde hen te dwingen:
  • a) 
    in antwoord op een overeenkomstig artikel 11, lid 3, bij beschikking gedaan verzoek volledige en juiste inlichtingen te verstrekken;
  • b) 
    zich aan een overeenkomstig artikel 13, lid 4, bij beschikking gelaste inspectie te onderwerpen;
  • c) 
    een verplichting na te komen die is opgelegd bij een krachtens artikel 6, lid 1, onder b), artikel 7, lid 3, of artikel 8, lid 2, tweede alinea, gegeven beschikking, of
  • d) 
    maatregelen toe te passen die zijn opgelegd bij een krachtens artikel 8, lid 4 of lid 5, gegeven beschikking.
  • 2. 
    Wanneer de in artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde personen, ondernemingen of ondernemersverenigingen de verplichting zijn nagekomen voor welker nakoming de dwangsom was opgelegd, kan de Commissie de definitieve dwangsom vaststellen op een bedrag dat lager is dan het bedrag dat uit de oorspronkelijke beschikking zou voortvloeien.

Artikel 16

Toezicht door het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft terzake van beroep tegen beschikkingen van de Commissie waarbij een geldboete of dwangsom wordt vastgesteld, volledige rechtsmacht in de zin van artikel 229 van het Verdrag; het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

Artikel 17

Geheimhoudingsplicht

  • 1. 
    De krachtens deze verordening ingewonnen inlichtingen mogen slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn gevraagd, voor controledoeleinden of voor het horen van de betrokkenen of derden.
  • 2. 
    Onverminderd artikel 4, lid 3, en de artikelen 18 en 20, zijn de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, hun ambtenaren en overige personeelsleden, en andere onder het toezicht van deze autoriteiten werkende personen, alsook functionarissen en ambtenaren van andere autoriteiten van de lidstaten verplicht de inlichtingen die zij bij de toepassing van deze verordening hebben ingewonnen en die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen, niet openbaar te maken.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor de openbaarmaking van overzichten of studies die geen gegevens bevatten met betrekking tot individuele ondernemingen of ondernemersverenigingen.

Artikel 18

Het horen van betrokkenen en van derden

  • 1. 
    Alvorens de in artikel 6, lid 3, artikel 7, lid 3, in artikel 8, leden 2 tot en met 6, en in de artikelen 14 en 15 bedoelde beschikkingen te geven, stelt de Commissie de betrokken personen, ondernemingen en ondernemersverenigingen in de gelegenheid om hun standpunt ten aanzien van de tegen hen aanvoerde bezwaren in alle fasen van de procedure tot aan de raadpleging van het adviescomité kenbaar te maken.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1, kunnen de in artikel 7, lid 3, en in artikel 8, lid 5, bedoelde beschikkingen voorlopig worden gegeven zonder de betrokken personen, ondernemingen en ondernemersverenigingen in de gelegenheid te stellen hun standpunt van tevoren kenbaar te maken, mits de Commissie hen daartoe zo snel mogelijk na haar beschikking te hebben gegeven in de gelegenheid stelt.
  • 3. 
    De Commissie baseert haar beschikkingen uitsluitend op bezwaren waarover de betrokkenen hun opmerkingen kenbaar hebben kunnen maken. De rechten inzake de verdediging van de betrokkenen worden bij het verloop van de procedure ten volle gewaarborgd. Het dossier is ten minste toegankelijk voor de rechtstreeks betrokken partijen, met inachtneming van het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven.
  • 4. 
    Indien de Commissie of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zulks noodzakelijk achten, kunnen zij ook andere natuurlijke of rechtspersonen horen. Indien natuurlijke of rechtspersonen die aantonen daarbij voldoende belang te hebben, en met name leden van de bestuurs- of directieorganen van de betrokken ondernemingen of erkende vertegenwoordigers van de werknemers van deze ondernemingen, verzoeken om gehoord te worden, wordt aan hun verzoek voldaan.

Artikel 19

Contact met de autoriteiten van de lidstaten

  • 1. 
    De Commissie doet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten binnen drie werkdagen een afschrift toekomen van de aanmeldingen, alsmede, zo spoedig mogelijk, van de belangrijkste stukken die zij krachtens deze verordening ontvangt of verzendt. Verbintenissen die de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 6, lid 2, of artikel 8, lid 2, tweede alinea, tegenover de Commissie aanbieden om de concentratie verenigbaar te maken met de gemeenschappelijke markt, worden als dergelijke stukken beschouwd.
  • 2. 
    De Commissie voert de in deze verordening genoemde procedures uit in nauw en voortdurend contact met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, die hun opmerkingen over deze procedures kunnen indienen. Met het oog op de toepassing van artikel 9 wint zij inlichtingen in van de bevoegde autoriteit van de in lid 2 van dat artikel bedoelde lidstaat en stelt zij deze in de gelegenheid haar standpunt kenbaar te maken in alle stadia van de procedure, tot aan het vaststellen van een beschikking krachtens lid 3 van dat artikel, waartoe zij deze autoriteit inzage in het dossier verschaft.
  • 3. 
    Een adviescomité voor concentraties moet vóór het geven van enige beschikking uit hoofde van artikel 8, leden 1 tot en met 6, artikel 14 of artikel 15, met uitzondering van voorlopige beschikkingen die overeenkomstig artikel 18, lid 2, worden gegeven, worden gehoord.
  • 4. 
    Het adviescomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Elke lidstaat wijst één of twee vertegenwoordigers aan die in geval van verhindering elk door een andere vertegenwoordiger kunnen worden vervangen. Ten minste één van deze vertegenwoordigers moet deskundig zijn op het gebied van mededingingsregelingen en economische machtsposities.
  • 5. 
    De raadpleging vindt plaats in een gemeenschappelijke vergadering op uitnodiging van de Commissie, die het voorzitterschap ervan bekleedt. De uitnodiging gaat vergezeld van een samenvatting van de zaak, met vermelding van de belangrijkste stukken, alsmede van een ontwerp-beschikking voor elk van de te onderzoeken gevallen. De vergadering wordt op zijn vroegst tien werkdagen na verzending van de uitnodiging gehouden. De Commissie kan in uitzonderlijke gevallen deze termijn op passende wijze verkorten om ernstige schade bij één of meer bij een concentratie betrokken ondernemingen te voorkomen.
  • 6. 
    Het adviescomité brengt advies uit over de ontwerp-beschikking van de Commissie. Zo nodig wordt een stemming gehouden. Het adviescomité kan zijn advies ook uitbrengen wanneer sommige leden van het comité of hun vertegenwoordigers niet aanwezig en niet vertegenwoordigd zijn. Dit advies moet op schrift worden gesteld en bij de ontwerp-beschikking worden gevoegd. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van het comité. Zij deelt het comité mee op welke wijze zij met het advies rekening heeft gehouden.
  • 7. 
    De Commissie doet het advies van het adviescomité samen met de beschikking toekomen aan de geadresseerden van de beschikking. Zij maakt het advies samen met de beschikking openbaar, met inachtneming van het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven.

Artikel 20

Bekendmaking van beschikkingen

  • 1. 
    De Commissie maakt de beschikkingen die zij op grond van artikel 8, leden 1 tot en met 6, en de artikelen 14 en 15 geeft, samen met het advies van het adviescomité bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie, met uitzondering van voorlopige beschikkingen die overeenkomstig artikel 18, lid 2, worden gegeven.
  • 2. 
    De bekendmaking vermeldt de betrokken partijen en de essentiële gedeelten van de beschikking; hierbij wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen bij het bewaren van hun zakengeheimen.

Artikel 21

Toepassing van deze verordening en rechtsbevoegdheid

  • 1. 
    Op concentraties zoals omschreven in artikel 3 is uitsluitend deze verordening van toepassing; de Verordeningen (EG) nr. 1/2003(8), (EEG) nr. 1017/68(9), (EEG) nr. 4056/86(10) en (EEG) nr. 3975/87(11) zijn niet van toepassing, behalve op gemeenschappelijke ondernemingen welke geen communautaire dimensie hebben en de coördinatie beogen of tot stand brengen van het concurrentiegedrag van ondernemingen die onafhankelijk blijven.
  • 2. 
    Onder voorbehoud van het toezicht door het Hof van Justitie is uitsluitend de Commissie bevoegd de in deze verordening bedoelde beschikkingen te geven.
  • 3. 
    De lidstaten passen hun nationale mededingingswetgeving niet toe op concentraties met een communautaire dimensie.

De eerste alinea laat onverlet de bevoegdheid van de lidstaten om het onderzoek te verrichten dat nodig is voor de toepassing van artikel 4, lid 4, en artikel 9, lid 2, en om na verwijzing overeenkomstig artikel 9, lid 3, eerste alinea, onder b), of lid 5, de maatregelen te nemen die strikt noodzakelijk zijn voor de toepassing van artikel 9, lid 8.

  • 4. 
    Onverminderd de leden 2 en 3, kunnen de lidstaten passende maatregelen nemen ter bescherming van andere gewettigde belangen dan die welke in deze verordening in aanmerking zijn genomen en die met de algemene beginselen en de overige bepalingen van het Gemeenschapsrecht verenigbaar zijn.

Als gewettigde belangen in de zin van de eerste alinea worden beschouwd de openbare veiligheid, de pluraliteit van de media en de toezichtsregels.

Elk ander openbaar belang moet door de betrokken lidstaat aan de Commissie worden meegedeeld en door haar worden erkend nadat zij de verenigbaarheid ervan met de algemene beginselen en de overige bepalingen van het Gemeenschapsrecht heeft onderzocht, alvorens bovengenoemde maatregelen kunnen worden genomen. De Commissie stelt de betrokken lidstaat binnen 25 werkdagen na deze mededeling in kennis van haar beschikking.

Artikel 22

Verwijzing naar de Commissie

  • 1. 
    Eén of meer lidstaten kunnen de Commissie verzoeken een concentratie zoals omschreven in artikel 3, die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 maar die de handel tussen de lidstaten beïnvloedt en in significante mate gevolgen dreigt te hebben voor de mededinging op het grondgebied van de lidstaat of de lidstaten van welke het verzoek uitgaat, te onderzoeken.

Een dergelijk verzoek moet uiterlijk binnen 15 werkdagen na de dag waarop de concentratie is aangemeld of, indien geen aanmelding vereist is, waarop de concentratie op andere wijze kenbaar is gemaakt aan de betrokken lidstaat, worden ingediend.

  • 2. 
    De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de betrokken ondernemingen onverwijld in kennis van elk verzoek krachtens lid 1 dat zij ontvangt.

Elke andere lidstaat heeft het recht zich binnen 15 werkdagen na de dag waarop hij door de Commissie in kennis is gesteld van het oorspronkelijke verzoek, bij het oorspronkelijke verzoek aan te sluiten.

Alle nationale termijnen met betrekking tot de concentratie worden opgeschort totdat volgens de in dit artikel beschreven procedure is besloten waar de concentratie zal worden onderzocht. Zodra een lidstaat de Commissie en de betrokken ondernemingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij zich niet zal aansluiten bij het verzoek, eindigt de opschorting van zijn nationale termijnen.

  • 3. 
    De Commissie kan uiterlijk tien werkdagen na het verstrijken van de in lid 2 genoemde termijn besluiten de concentratie te onderzoeken, indien zij van oordeel is dat deze de handel tussen de lidstaten beïnvloedt en in significante mate gevolgen dreigt te hebben voor de mededinging op het grondgebied van de lidstaat of de lidstaten die het verzoek doet respectievelijk doen. Indien de Commissie binnen de gestelde termijn geen besluit neemt, wordt zij geacht een besluit te hebben genomen om de concentratie overeenkomstig het verzoek te onderzoeken.

De Commissie stelt alle lidstaten en de betrokken ondernemingen in kennis van haar besluit. Zij kan verlangen dat een aanmelding overeenkomstig artikel 4 wordt ingediend.

De lidstaat of lidstaten die het verzoek heeft of hebben ingediend, past of passen niet langer zijn of hun nationale mededingingswetgeving toe op de concentratie.

  • 4. 
    Artikel 2, artikel 4, leden 2 en 3, en de artikelen 5, 6 en 8 tot en met 21 zijn van toepassing wanneer de Commissie een concentratie onderzoekt op grond van lid 3. Artikel 7 is van toepassing, voorzover de concentratie nog niet tot stand is gebracht op de datum waarop de Commissie de betrokken ondernemingen ervan in kennis stelt dat een verzoek is ingediend.

Indien een aanmelding overeenkomstig artikel 4 niet vereist is, vangt de bij artikel 10, lid 1, gestelde termijn waarbinnen een procedure kan worden ingeleid, aan op de werkdag volgende op die waarop de Commissie de betrokken ondernemingen ervan in kennis stelt dat zij heeft besloten de concentratie overeenkomstig lid 3 te onderzoeken.

  • 5. 
    De Commissie kan één of meer lidstaten ervan in kennis stellen dat een concentratie naar haar oordeel aan de criteria van lid 1 voldoet. In dat geval kan de Commissie die lidstaat of lidstaten uitnodigen een verzoek zoals bedoeld in lid 1 in te dienen.

Artikel 23

Uitvoeringsbepalingen

  • 1. 
    De Commissie is bevoegd tot het vaststellen, volgens de in lid 2 bedoelde procedure, van
  • a) 
    uitvoeringsbepalingen met betrekking tot vorm, inhoud en overige bijzonderheden van kennisgevingen en aanmeldingen op grond van artikel 4;
  • b) 
    uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de termijnen vermeld in artikel 4, leden 4 en 5, alsmede in de artikelen 7, 9, 10 en 22l;
  • c) 
    de procedure en de termijnen voor het aanbieden en uitvoeren van verbintenissen overeenkomstig artikel 6, lid 2, en artikel 8, lid 2;
  • d) 
    uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het horen van betrokkenen en derden overeenkomstig artikel 18.
  • 2. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een adviescomité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten.
  • a) 
    Alvorens ontwerp-uitvoeringsbepalingen bekend te maken en alvorens dergelijke bepalingen vast te stellen, raadpleegt de Commissie het adviescomité.
  • b) 
    De raadpleging vindt plaats in een gemeenschappelijke vergadering op uitnodiging van de Commissie, die het voorzitterschap ervan bekleedt. De uitnodiging gaat vergezeld van het ontwerp van de uitvoeringsbepalingen. De vergadering wordt op zijn vroegst 14 dagen na verzending van de uitnodiging gehouden.
  • c) 
    Het adviescomité brengt advies uit over de ontwerp-beschikking van de Commissie. Zo nodig wordt een stemming gehouden. De Commissie houdt met het advies van het comité zoveel mogelijk rekening.

Artikel 24

Betrekkingen met derde landen

  • 1. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle moeilijkheden van algemene aard die hun ondernemingen in een derde landen ondervinden bij concentraties zoals bedoeld in artikel 3.
  • 2. 
    De Commissie stelt, voor de eerste maal niet later dan één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens periodiek, een verslag op waarin de in de leden 3 en 4 bedoelde behandeling van ondernemingen die hun zetel of hun belangrijkste werkterreinen in de Gemeenschap hebben, met betrekking tot concentraties in derde landen wordt onderzocht. De Commissie legt deze verslagen, eventueel vergezeld van aanbevelingen, voor aan de Raad.
  • 3. 
    Indien de Commissie op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen of op basis van andere informatie vaststelt dat een derde land de ondernemingen die hun zetel of hun belangrijkste werkterreinen in de Gemeenschap hebben, geen behandeling geeft die vergelijkbaar is met die welke de Gemeenschap toekent aan ondernemingen van dat derde land, kan zij aan de Raad voorstellen doen om een passend onderhandelingsmandaat te verkrijgen, teneinde voor ondernemingen die hun zetel of hun belangrijkste werkterreinen in de Gemeenschap hebben, een vergelijkbare behandeling te verkrijgen.
  • 4. 
    Onverminderd artikel 307 van het Verdrag, moeten de krachtens dit artikel getroffen maatregelen stroken met de verplichtingen van de Gemeenschap of van de lidstaten, uit hoofde van bilaterale of multilaterale internationale overeenkomsten.

Artikel 25

Intrekking

  • 1. 
    Onverminderd artikel 26, lid 2, worden de Verordeningen (EEG) nr. 4064/89 en (EG) nr. 1310/97 ingetrokken met ingang van 1 mei 2004.
  • 2. 
    Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen worden beschouwd als verwijzingen naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen overeenkomstig de in de bijlage opgenomen concordantietabel.

Artikel 26

Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2004.

  • 2. 
    Verordening (EEG) nr. 4064/89 blijft van toepassing op concentraties ten aanzien waarvan de overeenkomst, de openbaarmaking of de verwerving in de zin van artikel 4, lid 1, van die verordening tot stand is gekomen vóór de inwerkingtreding van deze verordening, met inachtneming van de bepalingen betreffende de toepasselijkheid ervan zoals vervat in artikel 25, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1310/97.
  • 3. 
    Ten aanzien van concentraties waarop deze verordening door toetreding van toepassing is, wordt de datum van toepassing van deze verordening vervangen door de datum van toetreding.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

  • C. 
    McCreevy
  • (1) 
    PB C 20 van 28.1.2003, blz. 4.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 9 oktober 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Advies uitgebracht op 24 oktober 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (4) 
    PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1. Verordening gerectificeerd in PB L 257 van 21.9.1990, blz. 13, en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1310/97 (PB L 180 van 9.7.1997, blz. 1. Verordening (EG) nr.1310/97 gerectificeerd in PB L 40 van 13.2.1998, blz. 17.
  • (5) 
    PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
  • (6) 
    PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16).
  • (7) 
    PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16).
  • (8) 
    PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
  • (9) 
    PB L 175 van 23.7.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003.
  • (10) 
    PB L 378 van 31.12.1986, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003.
  • (11) 
    PB L 374 van 31.12.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003.

BIJLAGE

Concordantietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.