Nederlandse europarlementariërs tijdens Grondwetdebat roependen in de woestijn
Hoe moet het verder met de Europese Grondwet, nadat de Franse en Nederlandse kiezers het document per referendum hebben verworpen? Dit was de vraag waarover het Europees Parlement zich gisteren boog. De basis voor de discussie was een rapport van twee veteranen in het Europees Parlement: de Brit Andrew Duff en de Oostenrijker Johannes Voggenhuber.
Duff en Voggenhuber komen tot de volgende conclusies:
-
-De huidige Europese afspraken, vastgelegd in het Verdrag van Nice (2001), zijn niet meer toereikend voor het functioneren van de Europese Unie. Sinds de uitbreiding van de EU met tien nieuwe lidstaten in mei 2004 is institutionele hervorming urgent.
-
-Op basis van de huidige verdragen is verdere uitbreiding van de Europese Unie onmogelijk. De voorgenomen toetreding van Bulgarije en Roemenië (waarschijnlijk in 2007) kan doorgaan, maar voor verdere uitbreidingen is een nieuw verdrag onontbeerlijk.
-
-Er moet een breed openbaar debat komen over de toekomst van de Europese integratie, met een looptijd tot 2007. Het debat moet gezamenlijke Europese onderwerpen en duidelijke politieke doelstellingen als onderwerp hebben.
In het debat dat volgde, vond een ruime meerderheid in het Europees Parlement dat de huidige tekst van de Europese Grondwet ongewijzigd gehandhaafd moet blijven. Nederlanders kregen de wind van voren. De Belgische ex-premier Jean-Luc Dehaene noemde de uitkomst van de Franse en Nederlandse referenda een 'louter negatief signaal dat geen enkel perspectief biedt.'
Nederlandse europarlementariërs namen een geïsoleerde positie in. Jules Maaten i (VVD) riep zijn collega's op om te stoppen met het trekken aan het dode (Grondwet)-paard. Max van den Berg i (PvdA) zei dat in 2008 over een nieuw verdrag moest worden onderhandeld. Bas Belder i (SGP) vond dat het debat in het Europees Parlement een "doorzichtige poging was om de uitdrukkelijke wil van het Nederlandse electoraat te negeren".
Bronnen: Nederlands Dagblad, Volkskrant, Persbericht EP, 19 januari 2006