Europese Commissie: Nederland moet arbeidsmarkt openen voor werknemers Oost-Europese bedrijven
De Europese Commissie heeft besloten Nederland formeel te verzoeken om een herziening van zijn regelgeving die ondernemingen uit de EU ertoe verplicht voor hun werknemers uit bepaalde nieuwe lidstaten een arbeidsvergunning te verkrijgen alvorens hen tijdelijk in Nederland ter beschikking te stellen om er een dienst te verrichten. De Commissie is van oordeel dat deze vereiste indruist tegen de regels van het Verdrag inzake het vrij verrichten van diensten (artikel 49 van het EG-Verdrag). Het verzoek van de Commissie is geformuleerd als een met redenen omkleed advies, de tweede fase van de inbreukprocedure van artikel 226 van het EG-Verdrag. Indien de Commissie binnen twee maanden na ontvangst door Nederland van het met redenen omkleed advies geen bevredigend antwoord ontvangt, kan de Commissie besluiten Nederland voor het Hof van Justitie te dagen.
Zelfs na de toetreding blijft een arbeidsvergunning verplicht voor de tijdelijke terbeschikkingstelling in Nederland van tijdelijke werknemers of werknemers in loondienst die onderdaan zijn van bepaalde nieuwe lidstaten door een onderneming die in een andere lidstaat dan Nederland is gevestigd. In het toetredingsverdrag is voor Nederland evenwel geen afwijking toegestaan wat het vrij verrichten van diensten betreft waarbij arbeidskrachten ter beschikking worden gesteld. De mogelijkheden waarover Nederland beschikt om van het EG-Verdrag af te wijken betreffen uitsluitend het vrije verkeer van werknemers (artikel 39 van het EG-Verdrag) en niet het ter beschikking stellen van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (artikel 49 van het EG-Verdrag). Dat een arbeidsvergunning vereist is, druist in tegen de regels van het Verdrag inzake het vrij verrichten van diensten (artikel 49 van het EG-Verdrag). De Commissie heeft dus besloten een met redenen omkleed advies te sturen.
De voorwaarden die voor terbeschikkingstelling worden opgelegd hebben tot gevolg dat het voor bepaalde ondernemingen die in andere lidstaten gevestigd zijn moeilijk of zelfs onmogelijk wordt om in Nederland diensten te verrichten. Enerzijds discrimineert een dergelijke verplichting de bedrijven uit de nieuwe lidstaten doordat zij zich niet zoals hun concurrenten uit de vijftien oude lidstaten vrij met hun personeel kunnen verplaatsen om in Nederland een dienst te verrichten. Anderzijds hebben veel Europese bedrijven, bijvoorbeeld in de bouwsector, werknemers uit bepaalde nieuwe lidstaten in dienst, waardoor zij door een dergelijke vereiste de facto gediscrimineerd worden.
Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 49 van het Verdrag zich ertegen verzet dat een lidstaat de verplaatsing van het betrokken personeel aan beperkende voorwaarden onderwerpt, zoals de verplichting, werkvergunningen aan te vragen.
De oplegging van dergelijke voorwaarden aan de in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter discrimineert deze ten opzichte van zijn in het land van ontvangst gevestigde concurrenten, die hun eigen personeel vrij kunnen inzetten, en tast bovendien zijn capaciteit aan om de prestatie te verrichten (arrest Rush Portuguesa, C-113/89 van 27 maart 1990).
De discriminerende gevolgen van deze vereiste zijn des te flagranter aangezien het weken kan duren alvorens de Nederlandse autoriteiten de gevraagde arbeidsvergunning afgeven, waardoor een onderneming een contract in Nederland kan mislopen. Wanneer het om eigen personeel van de onderneming gaat, mag een arbeidsvergunning niet worden geweigerd, maar in dat geval moet de werknemer deel uitmaken van het vaste personeel van de onderneming en sinds meer dan een jaar bij die onderneming werken (deze laatste voorwaarde zou in de praktijk niet meer worden toegepast). Deze voorwaarden zijn moeilijk te vervullen in sectoren waar veel personeelsverloop is en waar tijdelijke arbeidscontracten frequent zijn. Wanneer het gaat om een terbeschikkingstelling van tijdelijke werknemers aan een inlenende onderneming in Nederland, bepaalt de situatie op de Nederlandse arbeidsmarkt of de arbeidsvergunning al dan niet wordt afgegeven: alvorens zij een arbeidsvergunning afgeeft, gaat de Nederlandse overheid met name na of de arbeidsplaatsen niet kunnen worden ingenomen door werknemers die een voorkeursbehandeling genieten.
Door een dergelijke verplichting op te leggen, behandelt Nederland de werknemers die door hun werkgever tijdelijk naar Nederland worden gestuurd met het oog op het verrichten van diensten en die terugkeren naar hun land zodra het contract is uitgevoerd, op dezelfde manier als de werknemers of werkzoekenden die toegang proberen te krijgen tot de Nederlandse arbeidsmarkt.
De Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden nadat zij verschillende klachten heeft ontvangen van ondernemingen uit één van de nieuwe lidstaten. Het Europees Parlement heeft eveneens de aandacht van de Commissie gevestigd op de problemen die de ondernemingen uit de nieuwe lidstaten meer in het algemeen ondervinden wanneer zij hun activiteiten in de verschillende landen van de Unie willen uitbreiden. De Commissie is van oordeel dat het van essentieel belang is dat de ondernemingen en de onderdanen van de nieuwe lidstaten dezelfde grondrechten, en met name het recht op het vrij verrichten van diensten, genieten als hun concurrenten uit de oude lidstaten.
De meest recente informatie over de inbreukprocedures ten aanzien van alle lidstaten kunt u raadplegen op het volgende adres:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.htm