EP dringt aan op definitieve harmonisatie (van het minimumtarief) van BTW

donderdag 14 december 2000, Helena TORRES MARQUES

Helena TORRES MARQUES (PES, P)

Wijziging van richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief

Doc.: A5-366/2000

Procedure : Raadpleging

Debat : 13 december 2000

Stemming : 14 december 2000

Verslag aangenomen

Er zit nog maar weinig schot in de vervanging van de huidige overgangsregeling voor de BTW door een definitieve, op het beginsel van het land van oorsprong gebaseerde oplossing, constateert het EP. Om een dergelijk gemeenschappelijk stelsel werd al in het actieplan voor de interne markt uit 1987 (Witboek-Delors) verzocht. Toen duidelijk werd dat het gemeenschappelijk BTW-stelsel niet vóór de totstandbrenging van de interne markt zou zijn aangenomen, kwam de Commissie in 1992 als eerste stap met een voorstel voor een minimumharmonisering van de BTW-tarieven; besloten werd dat het normale tarief niet lager kon zijn dan 15%, hoewel de lidstaten de keuze kregen om een of meer gereduceerde tarieven van niet lager dan 5% toe te passen. Tegelijkertijd werd 31 december 1996 als streefdatum gesteld voor de invoering van het definitieve stelsel.

Vanwege de aanhoudende meningsverschillen tussen de lidstaten werd het echter al gauw duidelijk dat deze termijn niet kon worden gehaald. De Commissie kwam in 1995 dan ook met een nieuw voorstel (voor de periode 1997-1998) waarin werd voorgesteld niet alleen een benedengrens, maar ook een bovengrens voor het normale BTW-tarief vast te stellen: minimaal 15% en maximaal 25%. Later werd een soortgelijk voorstel ingediend voor de periode 1 januari 1999 tot 31 december 1999. Opgemerkt zij dat deze bandbreedte was gebaseerd op de tarieven die de lidstaten destijds toepasten: het tarief van 25% werd en wordt toegepast door twee landen, Denemarken en Zweden.

De Raad ging niet akkoord met het vaststellen van een maximum voor het normale tarief en wijzigde beide keren het voorstel, waarbij alleen het minimumtarief van 15% werd gehandhaafd. De Raad verlengde verder de geldigheidsduur van het tweede voorstel tot 31 december 2000. Bij de goedkeuring van dit voorstel nam de Raad in zijn notulen evenwel een verklaring op waarin deze zich ertoe verplichtte het minimumtarief niet tot boven de 25% te verhogen.

Aangezien de Raad de besluiten die voor de overgang naar het definitieve stelsel nodig zijn nog steeds niet heeft genomen, heeft de Commissie andermaal een voorstel ingediend tot verlenging van de overgangsregeling. Ditmaal heeft de Commissie de bandbreedte voor de tarieven laten vallen en stelt zij alleen voor de geldigheidsduur van het minimumniveau van 15% voor vijf jaar te verlengen, tot 31 december 2005.

Hoewel het EP het ermee eens is dat een verdere verlenging noodzakelijk is om de huidige - zij het beperkte - harmonisatie te handhaven, mag deze toch niet langer duren dan 2003. Het gemeenschappelijk stelsel had al lang moeten zijn ingevoerd, en de komst van de euro zal een ongekende mate van prijstransparantie met zich meebrengen die de noodzaak om de BTW-tarieven te harmoniseren nog verder zal accentueren. Het EP dient daarom drie amendementen in om duidelijk te maken dat het de invoering van een gemeenschappelijk BTW-stelsel beschouwt als een prioriteit die noodzakelijk is om de interne markt te voltooien en de eenheidsmunt aan te vullen.