Debat EP over rapport-Corbey inzake verwerking van verpakkingsafval

maandag 2 september 2002, Dorette CORBEY

Dorette CORBEY (PES, NL)

Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval.

Doc.: A5-0261/2002

Procedure : Medebeslissing, eerste lezing

Debat : 2 september 2002

De commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid vindt dat beveelt het Parlement aan om verder te moet gaan dan het voorstel van de Europese Commissie met haar inzake voorstel tot wijziging van de richtlijn over het recycleren van verpakkingen en verpakkingsafval. Zo zou De milieucommissie stelt voor om ten minste 65% van het gewicht van verpakkingsmaterialen bestaande uit glas, papier en karton, metalen en kunststoffen gerecycleerd moeten worden te recycleren (in plaats van de 55% in het voorstel van de Europese Commissie) en moet het door de Commissie voorgestelde maximumpercentage van 70% worden geschrapt te schrappen .

De milieucommissie wil daarmee nog meer de nadruk leggen op recyclage en minder op energieterugwinning door verbranding. De Commissie had voorgesteld, dat door verbranding van een deel van het verpakkingsafval energie teruggewonnen zou kunnen worden.

Volgens rapporteur Dorette CORBEY (PES, NL) van de milieucommissie mogen lidstaten het terugwinnen van energie door verbranding slechts aanmoedigen indien vaststaat dat dit uit milieuoogpunt te verkiezen is boven recyclage, omdat energiewinning uit verbranding slechts marginaal bijdraagt aan een beter milieu.

De rapporteur dringt er bij de Europese Commissie op aan om niet alleen te kijken naar streefcijfers voor recyclage, maar ook andere maatregelen te nemen om de schadelijkheid van verpakkingsmateriaal te beperken. Zo stelt de milieucommissie een amendement voor over met betrekking tot de aanwezigheid van zware metalen in nieuwe verpakkingen: . U uiterlijk op 31 december 2006 mag er in verpakkingsmaterialen in het geheel geen lood, cadmium, kwik en of zeswaardig chroom meer aanwezig zijn. Tevens dringt de commissie erop aan ook de milieukosten van recyclage (zoals afvaltransporten) te bekijken.

Verder moeten lidstaten volgens de rapporteur de rapporteur voor zichzelf doelen kunnen stellen om ook de hoeveelheid afval van andere verpakkingsmaterialen dan glas, papier en karton, metalen en kunststoffen de hoeveelheid afval te verminderen. Nieuw verpakkingsmateriaal mag vanaf 1 januari 2004 slechts op de markt verschijnen, indien de producent alle maatregelen heeft genomen teneinde de milieubelasting te minimaliseren. De lidstaten moeten erop toezien, dat bedrijven zich aan de normen voor recycleerbaarheid houden.

Tevens

Lidstaten mogen volgens de rapporteur het terugwinnen van energie uit de verbranding van verpakkingsmaterialen slechts aanmoedigen indien vaststaat dat dit uit milieu-oogpunt te verkiezen is boven recyclage, omdat energiewinning uit verbranding slechts marginaa

De rapporteur dient ook beveelt een amendement in aan ertoe strekkende om de productie van verpakkingsafval te verminderen: dat de lidstaten ervoor moeten dienen te ervoor zorgen dat er uiterlijk op 30 juni 2006 10% minder verpakkingsafval bestaat dan in 1998. Tevens beveelt zij het Parlement aan, dringt zij er bij de Europese Commissie op aan te dringen wetgeving af te schaffen die aan het gebruik van gerecycleerde materialen in de weg staat, af te schaffen en en het gebruik van gerecycleerd materiaal te bevorderen. Ten slotte wil beveelt de milieucommissie het Parlement aan, om de door de Europese Commissie voorgestelde einddatum voor het bereiken van de doelstellingen van deze gewijzigde richtlijn , van 30 juni 2006 uit te stellen tot 31 december 2008, omdat het voorstel van de Commissie reeds ver achterligt op het oorspronkelijk geplande tijdspad.

Debat

Commissie

Commissaris Michaele SCHREYER merkt op, dat er in 1999 in de Unie 63,5 miljoen ton verpakkingsafval was. Verpakkingsafval vormt daarmee dertig procent van het totale afval. De bestaande richtlijn heeft gezorgd voor hergebruik en daardoor voor minder milieubelasting. Alle lidstaten hadden de doelstelling voor recyclage voor 2001 al in 1998 bereikt. Er zijn dan ook stringentere doelstellingen nodig. De Commissie stelt nu voor om 65% van het verpakkingsafval te recycleren, dat is meer dan het dubbele van hetgeen nu het geval is. Het voorstel houdt ook rekening met de verschillende soorten verpakkingsmaterialen en stelt materiaalspecifieke doelstellingen voor. De doelstellingen voor hergebruik liggen het hoogst voor die materialen die, na verdiscontering van de kosten van recyclage, het meeste milieuvoordeel opleveren. In sommige landen worden de doelstellingen van de nieuwe richtlijn al gehaald, in andere nog niet. Voor die laatste groep landen is het huidige commissievoorstel een grote uitdaging.

Rapporteur

De verpakkingsrichtlijn, zegt Dorette CORBEY (PES, NL), heeft heel wat in werking gezet. De burgers sorteren en recyclen hun afval. Maar de afvalberg groeit nog steeds. Er zijn problemen met de richtlijn, zoals de grote verschillen tussen de lidstaten bij de uitvoering. Soms is laksheid de oorzaak, maar soms een gebrek aan afzetmogelijkheden. Het milieurendement is niet altijd duidelijk; bij te lange transporten slaat het voordeel van terugwinning om in een nadeel. Verder zijn er veel overbodige verpakkingen. De milieucommissie steunt het herzieningsvoorstel van de Commissie, maar vindt het te beperkt, met name op het punt van de preventie.

Het rapport van Corbey heeft een aantal kernpunten. Ten eerste is niet altijd duidelijk wat het milieurendement is. Om de burger te blijven motiveren tot het scheiden van afval moet er een duidelijkere evaluatie komen. Ten tweede moet er meer gebeuren aan preventie. De producenten wordt daarom gevraagd te kiezen voor de milieuvriendelijkste verpakking. Daartoe moet een indicator opgesteld worden met twee parameters: afval en broeikasgassen.

Ten derde is er het probleem dat de recyclingdoelstelling nooit optimaal is voor alle landen. De 65% is een goed compromis voor de eerste lezing. Corbey is niet zozeer voor materiaalspecifieke doelstellingen, maar voor een onderscheid tussen makkelijke en moeilijke materialen. Maximumdoelstellingen zijn nu niet meer nodig, want er is geen sprake meer van marktverstoringen. Ten vierde is er het hergebruik, met name bij drinkverpakkingen, dat de meeste interne-marktproblemen veroorzaakt. Hergebruik moet alleen gestimuleerd worden als dat gunstiger is voor het milieu. Ten vijfde moet het gebruik van zware materialen geheel worden uitgebannen.

Corbey merkt tot slot op dat juist nu de wereld in Johannesburg praat over duurzame ontwikkeling, de EU de kans heeft om dit mooie concept concreet in te vullen. Europa moet zijn eigen rommel opruimen en niet exporteren naar ontwikkelingslanden.

Fractiewoordvoerders

María del Pilar AYUSO GONZALEZ (EVP/ED, E) vindt dat kwantitatieve, ambitieuze doelstellingen nodig zijn, maar dat ze wel haalbaar moeten zijn. In sommige lidstaten zijn ze moeilijker haalbaar. Daarom is voldoende flexibiliteit geboden. Voorlichting aan consumenten is daarin belangrijk. De percentages die de Commissie voorstelt, zijn voor sommige lidstaten te ambitieus. De EVP wil die niettemin steunen, maar de maximumpercentages moeten blijven.

Een doelstelling van 25% recyclage voor kunststoffen is heel lastig. Ayuso wil de richtlijn uitgesteld zien tot eind 2006, omdat in duidelijke kalenderjaren gerekend kan worden. Dat laat de lidstaten slechts weinig tijd en daarom zouden er gedifferentieerde termijnen voor verschillende lidstaten moeten zijn. Op het punt van de preventie roemt Ayuso het groene-puntsysteem. Het gekozen verpakkingsmateriaal is ook afhankelijk van het verkochte product. Recyclage en hergebruik kunnen door de lidstaten zeker worden bevorderd, ongeacht huns structuren en systemen. Producenten moeten aangemoedigd worden beter te ontwerpen.

Deze richtlijn moet nageleefd worden door alle lidstaten, maar hun sociaal-economische omstandigheden, infrastructuur, en dergelijke, verschillen enorm. Daarom moeten minimumnormen gesteld worden, waaraan iedereen zich kan houden, terwijl zij die beter kunnen presteren, dat ook moeten doen.

Riitta MYLLER (PES, FIN) merkt op dat het Europees Parlement in het Actieplan heeft aanvaard dat de afvalberg niet mee mag groeien met de economische groei. De voorliggende richtlijn moet dan ook worden gezien als slechts een onderdeel van het totale milieubeleid. De bestaande richtlijn uit 1994 is aan vernieuwing toe. De PES-fractie staat achter het voorstel van de milieucommissie om de hoeveelheid verpakkingsafval met 10% te verminderen. De fractie is echter van mening dat er geen hiërarchie moet worden aangebracht tussen recyclage en terugwinning. In de ene situatie is recyclage beter voor het milieu, in de andere situatie herwinning. Op basis van onafhankelijk onderzoek moeten er milieu-indicatoren worden opgesteld, zodat bepaald kan worden welke materialen op welke manier teruggedrongen kunnen worden. Om ervoor te zorgen dat er geen concurrentie tussen materialen optreedt, moet er ook gewerkt gaan worden met globale doelstellingen, zoals een algehele reductie van de hoeveelheid afval. Tenslotte is recyclage goed in de zin van duurzaamheid omdat economisch en sociaal beleid worden verenigd: mensen die het moeilijk hebben kunnen meewerken aan de recyclage.

Samuli POHJAMO (ELD, FIN) vindt vernieuwing van de bestaande richtlijn noodzakelijk. Het voorstel van de commissie om 55% tot 70% van het verpakkingsafval te recycleren is ambitieus maar haalbaar. De marges waarbinnen specifieke materialen moeten worden gerecycleerd, moeten echter kleiner zijn dan 15%. Daarnaast moet door te werken met duurzame producten worden voorkomen dat verpakkingsafval ontstaat. Vezelverpakkingen zijn bijvoorbeeld makkelijk herbruikbaar als grondstof.

Laura GONZALEZ ALVAREZ (EVL/NGL, E) constateert dat alle lidstaten in mindere of meerdere mate hun afval scheiden, recycleren of hergebruiken. Nodig is een vereenvoudiging van de wetgeving. Controversiëler zijn de concentraties lood, cadmium, kwik en de percentages van recyclage en hergebruik van de verschillende materialen. De eisen moeten wat strenger zijn om voor een hoog niveau te zorgen. De verkoop van gerecycleerde producten is vaak lastig, daarom moet die bevorderd worden. Aan de preventie moeten de consumenten meewerken en dat lukt goed, is uit experimenten gebleken, als de consument goed geïnformeerd is. Voor veel producten kan men met veel minder verpakkingsmateriaal toe.

Patricia McKENNA (GROENEN/EVA, IRL) stemt in met het verslag van Corbey, maar dient nog enkele amendementen in, vooral om de tekst wat aan te scherpen. De Groenen willen de lidstaten wat langer de tijd geven om aan de doelstellingen te voldoen, namelijk tot medio 2007, omdat de Commissie al een jaar achterloopt op het tijdschema. Bij terugwinning moet gekeken worden naar wat nuttig is. Terugwinning heeft een grote impact op het milieu en een andere aanpak verdient dus de voorkeur. De lidstaten moeten wel worden aangemoedigd om energie terug te winnen, maar dat mag niet leiden tot het automatisch verbranden van afval. Een maximumpercentage voor recyclage is voor McKenna uit den boze. Export van afval naar derde landen mag niet meegeteld worden bij het bereiken van de percentages. En de Groenen willen het gebruik van PVC en van zware materialen eind 2005 uit verpakkingsmateriaal weren.

Hans BLOKLAND i (EDD, NL) wijst erop dat een derde van al het huishoudelijk afval bestaat uit verpakkingsmateriaal. Gezien de plicht tot rentmeesterschap heeft de EU een grote rol te spelen in het beschermen van de natuur. Over de herziening van de richtlijn is Blokland redelijk tevreden. Wat ontbreekt, zijn betere regels voor de preventie, het hergebruik en de verantwoordelijkheid van de consumenten. De amendementen van de milieucommissie zijn een stap in de goede richting.

Nogmaals de Commissie

Commissaris Michaele SCHREYER i is voorstander van een ambitieuze termijn voor de inwerkingtreding van de richtlijn. Een kleine opschuiving van de termijn is evenwel aanvaardbaar. De doelstellingen zoals voorgesteld moeten ongewijzigd blijven, zij berusten op een kosten-batenanalyse. Een verhoging van de minimumdoelstelling naar 65% is in het kader van de kosten-batenanalyse niet gerechtvaardigd. Een verlaging van de materiaalspecifieke doelstellingen voor papier en glas tot 25% moet van de hand worden gewezen: deze materialen kunnen eenvoudig worden hergebruikt. De maximumdoelstelling van 70% moet gehandhaafd blijven omdat afschaffing kan leiden tot concurrentievervalsing. De Commissie is voorts van mening dat het voorkomen van het ontstaan van verpakkingsafval de voorkeur moet krijgen boven de behandeling ervan. Er moet echter nog gestudeerd worden op de gevolgen van preventie, zowel op milieutechnisch als op ander gebied. De Commissie kan geen steun geven aan de doelstelling om het totale gewicht aan verpakkingsafval met 10% te verminderen, omdat het totale milieueffect negatief kan zijn indien een dergelijke maatregel leidt tot een verhoogd gebruik van kunststof.