EP aanvaardt rapport-Oostlander over aandachtspunten betreffende de mogelijke toetreding van Turkije
Arie OOSTLANDER (EVP/ED, NL)
Verslag over de aanvraag inzake toetreding van Turkije tot de EU
Doc.: A5-0160/2003
Procedure : Niet-wetgevende raadpleging
Debat : 4 juni 2003
Stemming : 5 juni 2003
Verslag aangenomen (216-75-38)
Het Parlement neemt het verslag aan van Arie OOSTLANDER (EVP/ED, NL) over de aanvraag van Turkije tot toetreding tot de EU. Het Parlement stelt vast dat op dit moment de voorwaarden voor het aanknopen van toetredingsonderhandelingen met Turkije niet vervuld zijn. Toch spreekt het Parlement zijn vertrouwen uit dat de voorwaarden vervuld worden als de Turkse regering de noodzakelijke hervormingen die momenteel worden uitgevoerd vastberaden voortzet.
Volgens het EP zijn de politieke waarden van de EU voornamelijk gebaseerd op de joods-christelijke en humanistische cultuur van Europa, maar rust er geen monopolie op de universele waarden van democratie, rechtsstaat, de rechten van de mens en minderheidsrechten, noch op de vrijheid van godsdienst en geweten. Deze waarden kunnen zeer wel aanvaard en verdedigd worden door een land waarvan de meerderheid de islam aanhangt. Er bestaan dan ook geen principiële bezwaren tegen het EU-lidmaatschap van Turkije.
Met betrekking tot de politieke criteria, is het EP van mening dat op termijn het functioneren van de Nationale Veiligheidsraad van Turkije moet worden aangepast zodat de controle van de burgers op de militairen aansluit bij de praktijk in de lidstaten van de EU. De parlementsleden betreuren dat Turkije zeer lang getalmd heeft met het uitvoeren van de besluiten van het Europese Hof van de Mensenrechten.
Zij roepen de Turkse en de Europese officieren van Justitie en rechters op ervaringen uit te wisselen teneinde het Turkse rechtssysteem in harmonie te brengen met de gangbare Europese rechtssystemen. De Commissie en de Raad van Europa worden verzocht de in het najaar van 2002 gestarte uitwisselingsprogramma's voort te zetten en met andere trainingen uit te breiden.
Wat de democratie betreft, onderstreept het EP het belang van een onafhankelijke en competente rechterlijke macht. Het EP eist van de Turkse autoriteiten dat zij krachtige maatregelen nemen om de kwaliteit van het rechtsstelsel en de kwalificaties van de rechters te verbeteren. De rechters dragen een grote verantwoordelijkheid bij de creatie van een nieuwe rechtscultuur ten dienste van de burger door te streven naar een correcte interpretatie en toepassing van de wettelijke voorschriften op elk niveau (plaatselijk, regionaal, nationaal). Het Parlement dringt er bij Turkije op aan deel te nemen aan het AGIS-kaderprogramma van de Commissie, met name met betrekking tot opleidingsprojecten voor mensen die in juridische beroepen werkzaam zijn en voor rechtshandhavingsambtenaren.
Heet EP bekritiseert voorts het besluit van het Turkse Constitutionele Gerechtshof om de HADEP te verbieden en beveelt aan dit besluit te herzien. Volgens het EP is dit verbod in strijd met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het EU-Handvest van de grondrechten en vormt het een schending van de elementaire rechten op vrijheid van meningsuiting en vergadering. De leden zijn van oordeel dat de vervolging van politieke partijen zoals de HADEP en de DEHAP, waartegen ook een rechtszaak is geopend om de partij te verbieden, strijdig is met de grondbeginselen van de democratie.
Op het gebied van de mensenrechten is het EP ernstig bezorgd over berichten dat in hechtenis genomen vrouwen worden blootgesteld aan veelvuldig seksueel geweld en verkrachting gepleegd door staatsveiligheidsagenten. In het bijzonder vrouwen van Koerdische afkomst of vrouwen die politieke opvattingen huldigen die autoriteiten of militairen onwelgevallig zijn, hebben onder dergelijk geweld te lijden. Het EP verlangt de garantie dat de fouillering van vrouwelijke arrestanten alleen door vrouwelijk personeel wordt uitgevoerd, en dat overtredingen gestraft zullen worden. Bovendien dringt het Parlement er bij Turkije op aan verdere stappen te doen om met behoud van de territoriale integriteit van het land tegemoet te komen aan de legitieme belangen van de Koerdische bevolking en de leden van andere minderheden in Turkije. Hun participatie aan het politieke leven moet verzekerd worden.
De parlementariërs zijn bezorgd over de richtsnoeren die het ministerie van Onderwijs doet uitgaan en waarin wordt geëist dat basis- en middelbare scholen deelnemen aan verplichte ontkenningsprogramma's met betrekking tot de onderdrukking van minderheden in de loop van de Turkse geschiedenis. Daarbij moet met name de onderdrukking van de Armeense gemeenschap worden ontkend. Het EP moedigt Turkije verder aan de door het Europees Hof voor de rechten van de mens en de Raad van Europa gehanteerde definitie van vrijheid van godsdienst over te nemen. Het EP dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan haar wetten op dit gebied aan te passen aan de bepalingen terzake in de internationale verdragen.
Op het gebied van de Turkse externe betrekkingen betreurt het EP het mislukken van de Conferentie van Den Haag op 10 maart 2003. Het Parlement roept de Turks-Cypriotische leiders en de Turkse autoriteiten op om moedige stappen te nemen om een rechtvaardige en duurzame oplossing van het Cypriotische probleem te verwezenlijken op basis van de voorstellen van secretaris-generaal Kofi Annan. Het bereiken van een oplossing is een essentiële voorwaarde voor vooruitgang in de Turkse kandidatuur voor toetreding tot de EU. Het EP dringt er bij Turkije op aan zich de status van kandidaat-lidstaat waardig te tonen en zijn troepen uit Noord-Cyprus terug te trekken.