EP formuleert politieke prioriteiten voor Europees Buitenlands en Veiligheidsbeleid
Elmar BROK (EVP/ED, D)
Voornaamste aspecten en fundamentele keuzen van het GBVB en de financiële gevolgen ervan voor de EG-begroting
Doc.: A5-0348/2003
Procedure : Initiatief
Debat : 22 oktober 2003
Stemming : 23 oktober 2003
Verslag aangenomen
Het EP beschouwt het door de Raad voorgelegde verslag 2002 over de fundamentele keuzen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) als "volstrekt ongeschikt" om als basis voor een dialoog over het buitenlands beleid tussen de Raad en het Parlement te dienen. Het verslag is niet meer dan "een droge opsomming van de maatregelen van de Raad, zonder elke vorm van politieke beoordeling of conceptionele prioriteitstelling en met te weinig aandacht voor de financiële implicaties."
Het EP besluit om zelf in zijn verslag de politieke beoordeling en de prioriteitstelling op te nemen. Vanuit de optiek van de creatie en uitbreiding van veiligheidszones om Europa moet volgens het EP het accent van het GBVB liggen op de volgende buurregio's: de Westelijke Balkan, Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië, de zuidelijke Kaukasus, het zuidelijk Middellandse-Zeegebied, westelijk Afrika, Oost-Afrika en het Midden-Oosten. Het EP pleit voor meer maatregelen om de democratische krachten en maatschappelijke organisaties in de buurlanden van de Unie, met name in de islamitische staten, te ontwikkelen en te ondersteunen. Dat zorgt voor de beste preventie van gewelddadige en terroristische activiteiten.
Het Parlement is met de secretaris-generaal van de VN van mening, dat een radicale hervorming van de VN noodzakelijk is om de nieuwe bedreigingen en de nieuwe veiligheidscrisis te bestrijden. De EU is, samen met de nationale bijdragen van de huidige en toekomstige lidstaten, de grootste financiële donor van de VN. Het Parlement herhaalt dat de EU de verantwoordelijkheid moet nemen om actief voorstellen te doen in de discussie over de hervorming van de VN. De opzet van de Verenigde Naties moet doeltreffender worden en het volkerenrecht moet op voorzichtige wijze, maar wel snel en onomkeerbaar, verder worden ontwikkeld.
Het EP acht het noodzakelijk dat de strategische discussie tussen Europa en de VS nieuw leven wordt ingeblazen, waarbij het in eerste instantie om kwesties moet gaan als de wederopbouw van Irak, de non-proliferatie van massavernietigingswapens, de beheersing van wapenexporten en van de verspreiding van conventionele wapens, de aanpak (bijvoorbeeld door het Internationale Strafhof) van het probleem van de straffeloosheid, en de omgang met repressieve dictatoriale regimes. Europa kan hiertoe bijdragen op basis van een duidelijk omlijnd standpunt in het kader van het GBVB en het volkenrecht en met volledig naleving van de VN-regels. Het Parlement roept de Raad dan ook op een actief Europees beleid inzake ontwapening en wapenbeheersing te voeren. Ook willen de leden dat de EU en de VS een gezamenlijke strategie in VN-kader moeten ontwikkelen om de-escalatie en ontwapening te verwezenlijken als reactie op het nucleaire beleid van landen die het non-proliferatieverdrag niet hebben geratificeerd.
Het EP verzoekt Iran om zonder voorwaarden vooraf het aanvullend protocol van het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) over inspecties door de internationale atoomenergieautoriteit te ondertekenen, te ratificeren en om te zetten en zijn nucleair programma uitgebreid door de IAEA te laten controleren. Noord-Korea wordt dringend verzocht zijn kernwapenprogramma per direct op te heffen en onmiddellijk te voldoen aan zijn verplichtingen die voortvloeien uit het non-proliferatieverdrag.
Wat de coherentie van het GBVB betreft, is het EP ingenomen met het voornemen een Europese minister van Buitenlandse Zaken aan te stellen. Deze zal zijn functie echter alleen doeltreffend kunnen vervullen wanneer ook de terzake bevoegde instanties van Raad en Commissie worden samengevoegd tot een enkele instantie binnen de Commissie die belast wordt met buitenlandse zaken. Het EP heeft kritiek op de voorgenomen handhaving van het beginsel dat eenparigheid van stemmen vereist is in het buitenlands en veiligheidsbeleid en vindt dit een ernstige belemmering van de noodzakelijke handelingsbevoegdheid van de Unie.
De volksvertegenwoordiging eist voorts dat het over besluiten over civiele of militaire missies in het kader van het Europees veiligheids en defensiebeleid (EVDB) wordt geraadpleegd. De gemeenschappelijke kosten van EVDB-operaties moeten uit de communautaire begroting worden gefinancierd. Het EP eist dat de Europese Unie haar defensiepotentieel in twee fasen ontwikkelt: zij dient met ingang van 2004 permanent te kunnen beschikken over een troepenmacht van 5.000 man voor reddingsdiensten en humanitaire operaties. In 2009 moet de Unie in staat zijn binnen het geografisch gebied van Europa een operatie op het niveau en de intensiteit van het Kosovo-conflict uit te voeren, in samenwerking met de NAVO of autonoom.
Het Parlement is tevreden met de door de EU getroffen maatregelen in de internationale strijd tegen het terrorisme, zoals het bevriezen van financiële bronnen van terroristische organisaties, de door de Commissie geleverde technische steun aan Indonesië, Pakistan en de Filippijnen, het onlangs gesloten wederzijdse uitleveringsakkoord tussen de VS en de EU, en vooral het opnemen van gestandaardiseerde antiterrorismeclausules in de verdragen met derde landen. Het Parlement doet wel een beroep op alle betrokken instanties de burgerlijke vrijheden en rechten te eerbiedigen en op verantwoordelijke wijze om te gaan met persoonlijke gegevens.
MEPs noemen een herziening van de transatlantische betrekkingen een belangrijke prioriteit, want alleen de VS en Europa delen een speciale verantwoordelijkheid om samen en op gelijkwaardig niveau in te staan voor vrede, stabiliteit, democratie, tolerantie en duurzame ontwikkeling in de wereld. De leden stellen als eerste praktische maatregel voor wederzijdse versoepelingen voor reizigers tussen de EU-lidstaten en de VS in te voeren volgens het model van het Schengen-akkoord om aldus het bijzondere karakter van deze betrekkingen voor de burgers zichtbaar te maken.
Het EP stelt voorts vast dat Rusland Europa's belangrijkste partner in het oosten blijft. Het is daarbij wel van mening dat de kwestie Tsjetsjenië en de schendingen van de mensenrechten in dat land door de EU krachtig aan de kaak gesteld moeten worden, waarbij o.a. gebruik wordt gemaakt van de instrumenten uit de overeenkomst voor partnerschap en samenwerking. Rusland moet worden overgehaald een echt vredes- en verzoeningsproces in te leiden waarbij alle relevante partijen moeten worden betrokken, om zo de invloed van extremisten en het gevaar van uitbreiding van terroristische aanslagen te beperken.
Wat China betreft, tenslotte, wijst het EP erop dat het partnerschap met dat land niet kan worden geïntensiveerd zolang er geen concrete vooruitgang wordt geboekt op het gebied van de mensenrechten.