Terbeschikkingstelling van werknemers: de Commissie verzoekt Nederland en Griekenland een einde te maken aan ongerechtvaardigde beperkingen
De Europese Commissie heeft besloten Griekenland formeel te verzoeken om een wijziging van de wettelijke bepalingen die een werkvergunning verplicht stellen voor werknemers van buiten de Gemeenschap die legaal in dienst zijn van een in de Gemeenschap gevestigde onderneming die hen ter beschikking wil stellen om in Griekenland tijdelijk een dienst te verlenen. De Commissie heeft haar verzoek geformuleerd in de vorm van een met redenen omkleed advies, dat is de tweede fase van de inbreukprocedure waarin artikel 226 van het EG-Verdrag voorziet. Indien de Commissie binnen twee maanden geen bevredigend antwoord ontvangt, kan zij Griekenland voor het Hof van Justitie dagen. Verder heeft de Commissie besloten de Nederlandse overheid via een ingebrekestelling - de eerste fase van de inbreukprocedure - te verzoeken om toelichting wat de verplichting van de dienstverlenende bedrijven uit bepaalde nieuwe lidstaten betreft om werkvergunningen te verkrijgen alvorens ze hun werknemers in Nederland ter beschikking kunnen stellen.
Elke ongerechtvaardigde beperking van de terbeschikkingstelling van werknemers tussen lidstaten veroorzaakt een sneeuwbaleffect. In de eerste plaats worden de ondernemingen waarop dergelijke beperkingen worden toegepast gediscrimineerd ten opzichte van hun concurrenten die in het gastland gevestigd zijn. In de tweede plaats kunnen de ondernemingen die in het gastland gevestigd zijn hun dienstenleveranciers op de Europese markt niet vrij kiezen en dus niet de beste prijs krijgen. In de derde plaats dreigt de eindconsument meer te betalen voor het product of de dienst.
Om elk gevaar van sociale dumping te voorkomen bepaalt de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers (1996) dat voor alle werknemers die binnen de Unie ter beschikking worden gesteld de arbeidsvoorwaarden gelden van het land waar de dienst wordt verleend - met name het minimumloon, betaalde vakantie en gezondheid en veiligheid op het werk. De lidstaat waar de dienst wordt verleend ziet er eveneens op toe dat aan deze voorwaarden wordt voldaan en kan, bijvoorbeeld op bouwplaatsen, controles uitvoeren.
Griekenland - verplichte werkvergunning voor werknemers uit derde landen die legaal in de EU werken
In Griekenland is een werkvergunning verplicht in het geval van een tijdelijke terbeschikkingstelling van werknemers van buiten de Gemeenschap die legaal in dienst zijn van een bedrijf uit een andere lidstaat. De afgifte van zo'n werkvergunning hangt af van een onderzoek van de situatie op de Griekse arbeidsmarkt.
Een dergelijke verplichting druist in tegen de bepalingen van het Verdrag inzake het vrij verkeer van diensten (artikel 49 van het EG-Verdrag).De Commissie heeft bijgevolg besloten Griekenland een met redenen omkleed advies toe te sturen.
De voorwaarden die voor de terbeschikkingstelling worden opgelegd bemoeilijken het verlenen van diensten in Griekenland voor bepaalde bedrijven die in andere lidstaten gevestigd zijn. Veel Europese informaticabedrijven hebben bijvoorbeeld specialisten uit derde landen in dienst, aangezien er op de Europese arbeidsmarkt een tekort aan gekwalificeerd personeel is.
Het met redenen omkleed advies betreft uitsluitend de werknemers uit derde landen die in een lidstaat van de Europese Unie over een verblijfs- en werkvergunning beschikken, die legaal in dienst zijn van een werkgever uit de Europese Unie, en die tijdelijk ter beschikking worden gesteld om specifieke opdrachten uit te voeren (bijvoorbeeld de installatie van bepaald materiaal zoals software of een lift, dan wel het verlenen van een klantenservice). De lidstaten zijn wel ten volle bevoegd om de toegang van werknemers en werkzoekenden van buiten de Gemeenschap tot hun arbeidsmarkt te regelen.
Het Hof heeft geoordeeld dat de verplichting om een werkvergunning te verkrijgen in het land van bestemming voor werknemers uit derde landen die legaal werkzaam zijn in de staat van vestiging van hun werkgever, verder gaat dan wat als noodzakelijke voorwaarde voor het verrichten van diensten kan worden verlangd (arrest-Vander Elst, C-43/93 van 9 augustus 1994).
Nederland - discriminatie van de ondernemingen uit acht nieuwe lidstaten die werknemers ter beschikking stellen in Nederland
Ondanks het feit dat ze in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd zijn, blijven de ondernemingen uit acht nieuwe lidstaten (met uitzondering van Cyprus en Malta) die tijdelijk personeel in Nederland ter beschikking willen stellen om er diensten te verlenen onderworpen aan de verplichting om op voorhand een werkvergunning te verkrijgen. Een dergelijke vereiste discrimineert de ondernemingen uit deze nieuwe lidstaten die zich, in tegenstelling tot hun concurrenten die in de voormalige vijftien lidstaten gevestigd zijn, niet vrij kunnen verplaatsen met hun personeel om in Nederland een dienst te verlenen.
De discriminerende gevolgen van deze vereiste zijn des te flagranter daar het weken kan duren alvorens de Nederlandse overheid de gevraagde werkvergunning afgeeft, waardoor een bedrijf een contract in Nederland kan mislopen. Wanneer het werknemers betreft die bij de onderneming in vaste dienst zijn, kan een dergelijke vergunning niet worden geweigerd, maar om als zodanig te worden aangemerkt moet een werknemer reeds langer dan een jaar bij de onderneming werken, wat moeilijk haalbaar is in sectoren waar veel personeelsverloop is of waar arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd vaak voorkomen. In bepaalde gevallen kan de Nederlandse overheid een werkvergunning weigeren en natrekken of de banen niet kunnen worden ingevuld door werknemers die een voorkeursbehandeling genieten, alvorens ze de werkvergunning afgeeft.
Door een dergelijke voorwaarde op te leggen behandelt Nederland de werknemers die door hun werkgever tijdelijk naar Nederland worden gestuurd en die na de voltooiing van de overeenkomst naar hun land terugkeren op dezelfde manier als de werknemers of werkzoekenden uit derde landen die zich in Nederland op de arbeidsmarkt willen begeven.
De Commissie heeft deze inbreukprocedure gelanceerd nadat ze diverse klachten van ondernemingen uit een van de nieuwe lidstaten had ontvangen. Ook het Europees Parlement heeft de aandacht van de Commissie gevestigd op de problemen die de ondernemingen uit de nieuwe lidstaten meer in het algemeen ondervinden wanneer ze hun activiteiten in de diverse landen van de Unie willen ontplooien.
Volgens de Commissie is het van essentieel belang dat de ondernemingen uit de nieuwe lidstaten dezelfde grondrechten, en met name het recht op vrij verkeer van diensten, genieten als hun concurrenten die in de "oude" lidstaten gevestigd zijn.
Nederland komt krachtens het Toetredingsverdrag niet in aanmerking voor enige afwijking van het vrij verkeer van diensten. De mogelijkheden om van het EG-Verdrag af te wijken betreffen uitsluitend het vrije verkeer van werknemers (artikel 39 van het EG-Verdrag) en niet de terbeschikkingstelling van werknemers in het kader van een dienstverlening (artikel 49 EG).
Voor de jongste informatie over de inbreukprocedures ten aanzien van de lidstaten kunt u terecht op deze site:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.htm