Commissie: begrotingstekort Nederland is te hoog
Op basis van haar verslag van 28 april en het advies van het Economisch en Financieel Comité is de Commissie vandaag tot de conclusie gekomen dat er in Nederland een buitensporig tekort bestaat. Zij heeft dan ook haar goedkeuring gehecht aan een advies van de Commissie aan de Raad in de zin van artikel 104, lid 5, van het Verdrag.
Het overheidstekort bedroeg in 2003 3,2% van het BBP en kan ook in 2004 op of boven de 3,0% van het BBP uitkomen, ondanks de extra bezuinigingsmaatregelen die de regering op 16 april 2004 heeft goedgekeurd. De overheidsschuld beliep in 2003 54,8% van het BBP en bleef daarmee onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60%. De Commissie beveelt de Raad bijgevolg aan te besluiten dat er een buitensporig tekort bestaat (artikel104, lid 6) en aanbevelingen tot de Nederlandse autoriteiten te richten om te bereiken dat deze situatie wordt verholpen (artikel 104, lid 7). Verwacht wordt dat de aanbevelingen van de Commissie op 2 juni eerstkomend door de Raad (Ecofin) zullen worden behandeld. De Nederlandse regering dient binnen de vier maanden na de datum van het besluit van de Raad corrigerende maatregelen te nemen voor 2005.
Het advies van de Commissie en haar aanbeveling voor een beschikking en een aanbeveling van de Raad met betrekking tot Nederland zijn aangenomen op initiatief van Joaquín Almunia i, het EU-Commissielid verantwoordelijk voor economische en monetaire zaken.
In het overeenkomstig artikel 104, lid 5, opgestelde advies van de Commissie wordt rekening gehouden met de voornaamste bevindingen van het op 28 april gepubliceerde Commissieverslag en het advies over dat verslag van het Economisch en Financieel Comité (bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de ECB en de Commissie), dat de analyse van de Commissie onderschrijft. In het advies van de Commissie wordt geconcludeerd dat de overschrijding van de referentiewaarde van 3% in 2003 niet werd veroorzaakt door een buiten de macht van de Nederlandse autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis en evenmin het gevolg was van een ernstige economische neergang in de zin van het Verdrag zoals verduidelijkt door het stabiliteits- en groeipact.
Wel deed het tekort zich voor in een klimaat dat gekenmerkt werd door een sterk negatieve groei: de reële BBP-groei beliep in 2003 immers -0,7%, waardoor een negatieve output gap van ongeveer 2% van het BBP ontstond. Deze factoren verklaren grotendeels de verslechtering van het begrotingssaldo, die nog werd verergerd door een groter dan verwachte verzwakking van de ontvangsten en hoger dan voorspelde tekorten bij de lokale overheid.
De uitgavendoelstellingen werden grotendeels gehaald. In het Commissieverslag wordt ook geconcludeerd dat de schuldquote in 2003 op 54,8% van het BBP is uitgekomen en daarmee onder de referentiewaarde van 60% is gebleven. In de op 7 april gepubliceerde voorjaarsprognoses van de Commissie wordt op basis van de gebruikelijke veronderstelling dat het beleid ongewijzigd blijft voorspeld dat het Nederlandse overheidstekort in 2004 3,5% zal bedragen en daarmee wederom boven de 3% van het BBP zal uitkomen. Na de bekendmaking van deze prognose, namelijk op 16 april, heeft de Nederlandse regering prompt verdere bezuinigingsmaatregelen voor 2004 aangekondigd ten belope van 0,6 procentpunt van het BBP met de bedoeling het tekort onder de 3% van het BBP te houden. Het lijkt echter niet zeker dat deze doelstelling zal worden gehaald: dit is alleen mogelijk als de maatregelen de verwachte uitkomsten opleveren en geen tweede-ronde-effecten hebben.
De kans bestaat dan ook dat het tekort in 2004 wederom hoger uitkomt dan 3% van het BBP.
Overeenkomstig respectievelijk artikel 104, lid 6, en artikel 104, lid 7, beveelt de Commissie de Raad aan te besluiten dat er in Nederland een buitensporig tekort bestaat en aanbevelingen te richten tot de Nederlandse autoriteiten om te bereiken dat deze situatie wordt verholpen. Krachtens artikel 3, lid 4, van Verordening(EG) nr.1467/97, die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact, dient een termijn van ten hoogste vier maanden te rekenen vanaf de goedkeuring van de aanbevelingen van de Raad te worden bepaald waarbinnen de Nederlandse regering corrigerende maatregelen dient te nemen die toereikend worden geacht om het tekort vanaf 2005 onder de 3% van het BBP te houden.
Volgens de Commissie dienen deze maatregelen van overwegend structurele aard te zijn en ongeveer een half procentpunt van het BBP te vertegenwoordigen. De Commissie verzoekt de Raad ook om er bij Nederland op aan te dringen na de correctie van het buitensporige tekort de begrotingsconsolidatie voort te zetten met het oog op de verwezenlijking van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont. Daartoe dienen de Nederlandse autoriteiten het conjunctuurgezuiverde tekort met ten minste 0,5 procentpunt van het BBP terug te dringen.
De volledige tekst van het advies van de Commissie over Nederland is
beschikbaar op:
http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/procedures_en.htm