Raad besluit over vervoersnetwerken, luchtvaartovereenkomsten met derde landen en ict-statistieken
Richtsnoeren inzake trans-Europese vervoersnetwerken
De Raad heeft op 14 april 2004 via de schriftelijke procedure met eenparigheid van stemmen het gemeenschappelijk standpunt inzake een beschikking betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (de zogeheten TEN-richtsnoeren) aangenomen (doc. 5762/04).
De Raad onderschrijft de noodzaak, het wettelijk kader voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk aan te passen aan het nieuwe Europa van na de uitbreiding, teneinde een samenhangend, doelmatig en duurzaam vervoerssysteem tot stand te brengen. De Raad steunt derhalve volledig de globale doelstellingen van het Commissievoorstel, alsook, in grote lijnen, de inhoud van het voorstel.
Ten aanzien van de door het Europees Parlement op 30 mei 2002 in eerste lezing voorgestelde amendementen en de nieuwe parlementaire behandeling op 11 maart 2004 merkt de Raad op, dat een groot deel van de amendementen in het gemeenschappelijk standpunt gedeeltelijk of volledig is overgenomen, naar de letter dan wel naar de geest. De Raad is dan ook van oordeel dat het doel van de amendementen bereikt is door middel van de aanpassingen in het gemeenschappelijk standpunt.
De voorgestelde beschikking is bedoeld om de communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet uit 1996 te actualiseren met het oog op de groei van het verkeer en de daarmee gepaard gaande problemen van overbelasting die zich naar verwachting in 2010 zullen voordoen, alsmede met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie. De beschikking bevat een lijst van prioritaire projecten die in 2020 tot stand gebracht zouden moeten zijn. Deze lijst behelst de door de Europese Raad van Essen in 1994 goedgekeurde projecten, waaraan nog een aantal andere projecten zijn toegevoegd. Dit overzicht is opgesteld aan de hand van de aanbevelingen in het rapport van de groep op hoog niveau die onder voortzitterschap stond van Karel Van Miert.
Overeenkomsten inzake luchtdiensten
De Raad heeft op 14 april 2004 via de schriftelijke procedure de amendementen van het Europees Parlement (doc. 7951/04) aangenomen op het gemeenschappelijk standpunt inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen (doc. 13732/03).
De thans in de vorm van het gewijzigde gemeenschappelijk standpunt aangenomen verordening schept een kader €- dat aansluit op de werking van de wereldwijde luchtvaartmarkt €- waarbinnen de lidstaten, zonder het Gemeenschapsrecht op dit gebied van "gedeelde bevoegdheid" te schenden, voort kunnen gaan met onderhandelingen over en de uitvoering van dergelijke overeenkomsten.
Het voorstel voor deze verordening volgde op de uitspraken van het Hof van Justitie van 5 november 2002 over tweezijdige overeenkomsten inzake luchtdiensten met de Verenigde Staten die door een achttal lidstaten waren gesloten. Het Hof bevestigde dat deze overeenkomsten bepalingen bevatten die tot de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap behoren. Ook verklaarde het Hof dat de lidstaten niet als enige bevoegd zijn om over klassieke bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten te onderhandelen en deze te sluiten.
Communautaire statistieken over de informatiemaatschappij
De Raad heeft op 16 april 2004 via de schriftelijke procedure de verordening betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij aangenomen (doc. 3621/04). De Duitse delegatie heeft tegen de verordening gestemd. De verordening zal in werking treden op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De voorgestelde wetgeving schept een wettelijk kader op basis waarvan de nationale bureaus voor statistiek statistische informatie kunnen verstrekken ten behoeve van de structurele indicatoren die gebruikt worden in het jaarlijkse voorjaarsverslag aan de Europese Raad, alsook ten behoeve van de benchmarking waarin het actieplan eEurope 2002 voorziet. Daarnaast moet de verstrekking van statistische informatie flexibel genoeg zijn om aan nieuwe behoeften te kunnen beantwoorden. Het betreft een kaderverordening die betrekking heeft op de verstrekking van statistieken in termen van productie; de lidstaten worden volledig vrij gelaten in de wijze waarop zij de informatie vergaren. De duur van de gegevensverstrekking is beperkt, om te voorkomen dat de nationale bureaus met een blijvende statistische belasting worden opgezadeld.
Internet: http://ue.eu.int/
E-mail: press.office@consilium.eu.int