EU-richtlijnen laagzwavelige benzine nog niet doorgevoerd - Commissie berispt Nederland
De Europese Commissie heeft Frankrijk, België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Portugal en Zweden een tweede schriftelijke waarschuwing gestuurd, omdat ze EU-wetgeving die bedoeld is om het gebruik van laagzwavelige benzine en diesel te bevorderen, niet toepassen. Met deze wetgeving wordt getracht de hoeveelheid zwavel in brandstof tot 10 mg/kg te verlagen. Dit levert een bijdrage tot de beperking van de emissie door motorvoertuigen, die schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid van de mens en het milieu. De nationale wetgeving had op 30 juni 2003 moeten zijn ingevoerd. Geen van de genoemde lidstaten heeft deze termijn gehaald. De Commissie heeft ook een eerste schriftelijke waarschuwing aan het VK, Luxemburg en België verzonden wegens inbreuken op EU-wetgeving voor de bescherming van de ozonlaag, die de mens beschermt tegen schadelijke straling van de zon. Uit verslagen die door het VK, Luxemburg en België zijn ingediend, blijkt dat deze drie lidstaten niet voldoen aan bepaalde gedetailleerde voorschriften om een eind te maken aan het gebruik en de emissie van chemische stoffen die de ozonlaag afbreken.
Naar aanleiding van deze beslissingen stelde Commissaris Margot Wallström van Milieu: "De inwoners van Europa hebben recht op schone lucht. Een van de maatregelen die we op EU-niveau voor de bestrijding van luchtverontreiniging door auto's hebben, is een verlaging van het zwavelgehalte van benzine en diesel. Op deze manier kunnen we optimaal gebruik maken van moderne autotechnologie om uitlaatgassen minder schadelijk te maken. De lidstaten moeten nu volledig aan hun verplichtingen voldoen."
Technische specificaties voor brandstof
De EU-wetgeving voor brandstofkwaliteit bestaat al sinds 1998. In 2003 zijn de lidstaten overeengekomen de richtlijn inzake brandstofnormen(1) aan te scherpen; deze richtlijn bevat technische specificaties met het oog op de gezondheid en het milieu voor brandstof die wordt gebruikt door auto's met motoren met elektrische ontsteking en compressieontsteking. De wijziging van 2003 is bedoeld om een intensiever gebruik van laagzwavelige brandstof te bevorderen.
De zwavel in benzine en diesel verlaagt de effectiviteit van technologie voor de katalytische nabehandeling van uitlaatgassen. Een verlaging van het zwavelgehalte van benzine en diesel zal waarschijnlijk meer mogelijkheden bieden om de emissie van uitlaatgassen terug te dringen dan alle andere brandstofparameters. De invoering van brandstof met een maximaal zwavelgehalte van 10 mg/kg zal de efficiëntie van brandstof verhogen wanneer deze samen met nieuwe autotechnologie in opkomst wordt gebruikt. Dit zal ook bij gebruik in bestaande voertuigen leiden tot een significante daling van de emissie van conventionele luchtverontreinigende stoffen.
Bescherming van de ozonlaag
De verordening inzake stoffen die de ozonlaag afbreken(2) is gericht op een beperking en uiteindelijk stopzetting van het gebruik van chemische stoffen die leiden tot de afbraak van de ozonlaag, de natuurlijke bescherming van de aarde tegen schadelijke straling van de zon. De verordening verplicht de lidstaten ertoe informatie te verstrekken over maatregelen die worden genomen ter bevordering van de terugwinning, recycling, regeneratie en vernietiging van gereguleerde stoffen, zoals CFK's, HCFK's, halonen en methylbromide. De lidstaten moeten ook informatie verstrekken over wat er is gedaan om organisaties en gebruikers verantwoordelijk te maken voor de uitvoering van deze activiteiten en om gedetailleerde informatie te verstrekken over de hoeveelheden gereguleerde stoffen die zijn teruggewonnen, gerecycleerd, geregenereerd of vernietigd. Ze moeten aantonen welke stappen er zijn genomen om de lekkage van gereguleerde stoffen te voorkomen en tot een minimum te beperken en om de lekkage van methylbromide bij bodembehandeling en bewerkingen na de oogst tot een minimum terug te dringen.
Daarnaast zijn de lidstaten krachtens de verordening verplicht andere eisen inzake rapportage in acht te nemen, zoals de verstrekking van informatie over de jaarlijkse monitoring van lekkage (voor apparatuur die meer dan 3 kg ozonlaag afbrekende stoffen bevat). Ze moeten ook informatie verstrekken over de minimale kwalificaties voor al het personeel dat bij deze activiteiten betrokken is en gedetailleerde informatie verstrekken over de hoeveelheden gereguleerde stoffen die zijn teruggewonnen, gerecycleerd, geregenereerd of vernietigd.
Het Verenigd Koninkrijk
Uit het rapport dat van het VK ontvangen is, blijkt dat de EU-verordening in een aantal gevallen niet correct in het recht van het VK is omgezet. In het VK mogen de eisen voor de kwalificaties van het personeel dat is betrokken bij activiteiten waarbij de onder de verordening vallende stoffen worden gebruikt, door branche-organisaties worden vastgesteld. In de verordening wordt echter bepaald dat de lidstaten deze eisen zelf moeten vaststellen en niet aan particuliere organisaties mogen overlaten. Bovendien lijkt in Gibraltar nog niet de nodige infrastructuur te zijn opgezet die de recycling, regeneratie en vernietiging van stoffen die de ozonlaag afbreken, mogelijk maakt. Daarnaast heeft het VK gerapporteerd dat de installatie, de dienstverlener en de eindgebruiker verantwoordelijk zijn voor het nemen van de voorzorgsmaatregelen om lekkage van bepaalde gereguleerde stoffen te voorkomen. In de verordening wordt echter bepaald dat de lidstaten dergelijke maatregelen moeten nemen.
Luxemburg
In de zaak tegen Luxemburg is het probleem dat Luxemburg geen bindende maatregelen heeft vastgesteld om te zorgen voor de controle op lekkage uit koel- en klimaatregelingsapparatuur.
België
Belgische lijkt niet op zijn hele grondgebied volledige minimale eisen inzake kwalificatie overeenkomstig de verordening te hebben vastgesteld. Daarnaast heeft België nog niet de nodige infrastructuur opgebouwd om stoffen die de ozonlaag afbreken op zijn hele grondgebied te kunnen vernietigen, recycleren en regenereren.
De juridische procedure
Krachtens artikel 226 van het Verdrag is de Commissie bevoegd om juridische maatregelen te nemen tegen een lidstaat die niet aan zijn verplichtingen voldoet.
Als de Commissie van mening is dat er wellicht sprake is van een inbreuk op het EU-recht die noopt tot het inleiden van een inbreukprocedure, zendt zij de betrokken lidstaat een aanmaning (eerste schriftelijke waarschuwing) waarin deze wordt verzocht vóór een bepaalde datum, meestal binnen twee maanden, zijn opmerkingen in te dienen.
In het licht van het antwoord van de betrokken lidstaat of als deze niet antwoordt, kan de Commissie besluiten de lidstaat een "met redenen omkleed advies" (laatste schriftelijke waarschuwing) te sturen. Hierin wordt duidelijk en definitief vermeld om welke redenen de Commissie van oordeel is dat er sprake is van een inbreuk op het EU-recht en roept zij de lidstaat op binnen een bepaalde termijn, meestal binnen twee maanden, de nodige maatregelen te nemen.
Als de lidstaat het met redenen omkleed advies niet opvolgt, kan de Commissie besluiten de zaak aanhangig te maken bij het Europese Hof van Justitie.
Krachtens artikel 228 van het Verdrag is de Commissie bevoegd op te treden tegen een lidstaat die een eerder arrest van het Europese Hof van Justitie niet nakomt. Het artikel biedt de Commissie ook de mogelijkheid het Hof te vragen de betrokken lidstaat een boete op te leggen.
Zie voor actuele statistische gegevens over inbreukprocedures in het algemeen:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.htm#infractions
(1)Richtlijn 2003/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 2003 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof.
(2) ;Verordening (EG) nr. 2037/2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen.