Overeenkomst over het tweede spoorwegpakket
De Raad en het Europees Parlement, vandaag bijeen in het Bemiddelingscomité (1), hebben overeenstemming bereikt over de vier wetgevingsvoorstellen van het zogenoemde "tweede spoorwegpakket" betreffende interoperabiliteit, de veiligheid, de ontwikkeling van de Europese spoorwegsector resp. het Europees Spoorwegbureau. Wil dit pakket wetgevingsvoorstellen aangenomen worden, dan moet de overeenstemming worden bekrachtigd door het Parlement (meerderheid van de uitgebrachte stemmen) en de Raad (procedure met gekwalificeerde meerderheid van de stemmen). Dit zal wellicht gebeuren tijdens de zittingsperiode van dit Parlement.
De onderhandelingen die tot de compromisoplossing van vandaag hebben geleid, spitsten zich ten aanzien van de verordening inzake een Europees Spoorwegbureau toe op de raad van bestuur van dit bureau en, wat de richtlijn inzake markttoegang betreft, op het tijdstip van de openstelling van de markt van de spoorwegsector.
De volgende kwesties werden via bemiddeling geregeld:
€? de samenstelling van de raad van bestuur van het Bureau, waarbij de verordening met name voorziet in één vertegenwoordiger per lidstaat. Het compromisvoorstel houdt tevens in dat de Commissie, indien wenselijk, vijf jaar na het begin van de werkzaamheden van het Bureau een voorstel tot herziening van deze samenstelling indient in het licht van de ontwikkelingen rond de regelgevende organen;
€? de volledige openstelling op 1 januari 2007 van de markt voor nationaal vrachtvervoer. Tevens dient, ten aanzien van het onlangs voorgestelde derde spoorwegpakket de beoogde liberalisatie van de internationale diensten voor passagiersvervoer tegen 2010 in aanmerking te worden genomen zodat alle marktdeelnemers zich behoorlijk kunnen voorbereiden.
Er zij gememoreerd dat het tweede spoorwegpakket bestaat in:
1. een richtlijn inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van de rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede veiligheidscertificering,
2. een richtlijn houdende wijziging van Richtlijn 96/48/EG van de Raad betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem en van Richtlijn 2001/16/EG betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem,
3. een verordening tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau,
4. een richtlijn houdende wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap ("richtlijn inzake markttoegang").
Het op 25 januari 2002 door de Commissie ingediende pakket wetgevingsvoorstellen is erop gericht de Europese spoorwegsector nieuw leven in te blazen en tevens de interne markt te voltooien voor zowel aanbieders van diensten als voor fabrikanten. Voor de afschaffing van bijna-monopolies en een grotere mededinging kunnen met schaalvergroting verband houdende kostenbesparingen worden verwezenlijkt, en kan meer innovatie bereikt worden.
Bovendien zal de mededingingspositie ten opzichte van de andere vervoerswijzen door de voorgestelde maatregelen worden verbeterd, wat ertoe zal bijdragen dat de "modal split" opnieuw in evenwicht wordt gebracht, met name op het gebied van het vrachtvervoer, hetgeen hoog tijd is, dit zal positieve gevolgen hebben voor de vermindering van congestie en vervuiling.
Er wordt voorgesteld een Europees expertisecentrum op te richten, in de vorm van een Europees Spoorwegbureau, voor de zeer technische en complexe taak van de ontwikkeling van de hulpmiddelen - de technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI's), de gemeenschappelijke veiligheidsdoelen (GVD) en de gemeenschappelijke veiligheidsmethoden (GVM) - die nodig zijn om deze vooruitgang tot stand te brengen. De leden van het Europees Spoorwegbureau zouden een louter adviserende rol hebben.
(1) ;Het Bemiddelingscomité telt 30 leden: 15 leden van het Europees Parlement en 15 vertegenwoordigers van de Raad. De vergadering werd gezamenlijk voorgezeten door Charlotte Cederschöld, vice-voorzitter van het Europees Parlement, en Séamus BRENNAN, TD, minister van vervoer van Ierland.