Inning van belastingschuldvorderingen: inbreukprocedures tegen België en Portugal
De Europese Commissie heeft besloten België officieel te verzoeken de omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 2001/44/EG betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van belastingschuldvorderingen mede te delen. Dit verzoek heeft de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de inbreukprocedure van artikel 226 van het EG-Verdrag. Als de nationale omzettingsmaatregelen niet binnen twee maanden worden medegedeeld, kan de Commissie zich tot het Hof van Justitie wenden. Daartoe heeft zij voor dezelfde richtlijn nu ook besloten ten aanzien van Portugal, omdat deze lidstaat niet heeft gereageerd op het met redenen omklede advies van begin april 2003.
Richtlijn 2001/44/EG van 15 juni 2001 wijzigt Richtlijn 76/308/EEG en heeft betrekking op de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten, evenals van schuldvorderingen uit hoofde van de belasting over de toegevoegde waarde en van bepaalde accijnzen. De wijzigingen in de richtlijn van 2001 zijn met name bedoeld om de fraudebestrijding te verbeteren en bepaalde belastingen op inkomen en vermogen en bepaalde heffingen op verzekeringspremies onder de werkingssfeer van de wederzijdse bijstand te brengen.
Artikel 2 van de richtlijn bepaalt dat de lidstaten de nodige bepalingen in werking moeten doen treden om uiterlijk op 30 juni 2002 aan de richtlijn te voldoen en dat zij de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede moeten delen die zij op het onder de richtlijn vallende gebied vaststellen, alsmede een concordantietabel voor de bepalingen van de richtlijn en de vastgestelde bepalingen van nationaal recht.
België
Omdat België de Commissie niet had medegedeeld welke maatregelen waren genomen om aan Richtlijn 2001/44/EG te voldoen, heeft de Commissie België bij brief van 18 juli 2002 overeenkomstig de procedure van artikel 226 van het EG-Verdrag in de gelegenheid gesteld binnen twee maanden de omzettingsmaatregelen voor deze richtlijn mede te delen.
Uit de opmerkingen van België bleek dat de maatregelen die nodig zijn om aan de richtlijn te voldoen, in voorbereiding waren. Voor zover de Commissie weet, zijn deze maatregelen echter nog steeds niet goedgekeurd, want zij heeft geen enkele mededeling daarover ontvangen.
De Commissie moet daarom vaststellen dat België de maatregelen die uiterlijk op 30 juni 2002 hadden moeten worden ingevoerd, nog steeds niet heeft vastgesteld.
Portugal
Om dezelfde redenen als die welke hierboven ten aanzien van België zijn genoemd, heeft de Commissie op 3 april 2003 een met redenen omkleed advies gezonden aan Portugal wegens het niet omzetten van Richtlijn 2001/44/EG (zie IP/03/531).
Omdat Portugal niet heeft gereageerd op het met redenen omkleed advies, moet de Commissie ervan uitgaan dat de nationale omzettingsmaatregelen in dit land nog steeds niet zijn goedgekeurd, terwijl die krachtens artikel 2 van de richtlijn uiterlijk op 30 juni 2002 van kracht hadden moeten worden.
De meest recente gegevens over de inbreukprocedures tegen de lidstaten zijn te vinden op:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_fr.htm