Verordening 2020/1040 - Wijziging van Verordening (EU) 2016/1628 wat de overgangsbepalingen ervan betreft met het oog op het aanpakken van de gevolgen van de COVID‐19-crisis
17.7.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 231/1 |
VERORDENING (EU) 2020/1040 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 juli 2020
tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1628 wat de overgangsbepalingen ervan betreft met het oog op het aanpakken van de gevolgen van de COVID‐19-crisis
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad (3) legt voorschriften vast met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en EU-typegoedkeuringsprocedures voor verschillende categoriëen van motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines. |
(2) |
De data die van toepassing zijn op de nieuwe emissiegrenswaarden, “fase V-emissiegrenswaarden” genoemd in Verordening (EU) 2016/1628, zijn vastgesteld om fabrikanten duidelijke en volledige informatie te verschaffen, alsook een passende termijn voor de overgang naar fase V, terwijl tegelijkertijd de administratieve lasten voor de goedkeuringsinstanties aanzienlijk worden verminderd. |
(3) |
Door de COVID‐19-uitbraak is de toeleveringsketen van kritieke onderdelen en componenten verstoord, hetgeen heeft geleid tot vertragingen voor motoren en met die motoren uitgeruste machines die voldoen aan minder strenge emissiegrenswaarden dan die van fase V en die vóór de in Verordening (EU) 2016/1628 vastgestelde data in de handel moeten worden gebracht. |
(4) |
Ingevolge de door de COVID‐19-uitbraak veroorzaakte verstoring, is het zeer waarschijnlijk dat fabrikanten van niet voor de weg bestemde mobiele machines, “fabrikanten van de oorspronkelijke uitrusting” of “OEM’s” genoemd in Verordening (EU) 2016/1628, er niet voor zullen kunnen zorgen dat motoren en de met die motoren uitgeruste machines waarvoor de overgangsperiode uit hoofde van Verordening (EU) 2016/1628 geldt, voldoen aan de in die verordening vastgestelde termijnen zonder dat deze fabrikanten daarbij ernstige economische schade oplopen. |
(5) |
Gezien de huidige omstandigheden en teneinde de goede werking van de interne markt te waarborgen, rechtszekerheid te bieden en mogelijke marktverstoring te voorkomen, is het nodig sommige overgangsbepalingen van Verordening (EU) 2016/1628 te verlengen. |
(6) |
Aangezien de verlenging van de overgangsbepalingen geen gevolgen voor het milieu zal hebben omdat de betrokken overgangsmotoren reeds zijn geproduceerd, in combinatie met het feit dat de exacte duur van de door de verstoring als gevolg van COVID‐19 veroorzaakte vertragingen moeilijk te voorspellen is, moeten de desbetreffende perioden met twaalf maanden worden verlengd. |
(7) |
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het verlengen van sommige overgangsbepalingen van Verordening (EU) 2016/1628, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(8) |
Gezien de urgentie die voortvloeit uit de uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de COVID‐19-uitbraak, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. |
(9) |
Verordening (EU) 2016/1628 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Aangezien de in Verordening (EU) 2016/1628 vastgestelde overgangsperiode voor bepaalde subcategorieën van motoren op 31 december 2020 verstrijkt en OEM’s tot en met 30 juni 2020 de tijd hadden om met overgangsmotoren van die subcategorieën uitgeruste niet voor de weg bestemde mobiele machines te produceren, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, en van toepassing zijn met ingang van 1 juli 2020. Dergelijke toepassing is gerechtvaardigd door de onvoorspelbare en plotselinge aard van de COVID‐19-uitbraak alsook door de noodzaak te zorgen voor rechtszekerheid en gelijke behandeling van OEM’s, ongeacht of zij niet voor de weg bestemde mobiele machines voor of na de inwerkingtreding van deze verordening produceren, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 58 van Verordening (EU) 2016/1628 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Lid 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In lid 7 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2020.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 juli 2020.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
D.M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitster
-
J.KLOECKNER
-
Advies van 11 juni 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Standpunt van het Europees Parlement van 10 juli 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 juli 2020.
-
Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 53).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.