Gemeenschappelijk Optreden 2008/368/GBVB van de Raad van 14 mei 2008 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de VN en in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens
15.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 127/78 |
GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2008/368/GBVB VAN DE RAAD
van 14 mei 2008
ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad de strategie van de Europese Unie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens aangenomen, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen ter bestrijding van deze verspreiding, die zowel binnen de Europese Unie als in derde landen dienen te worden genomen. |
(2) |
De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan deze strategie en aan de in hoofdstuk III daarvan genoemde maatregelen, met name door middelen vrij te maken ter ondersteuning van specifieke projecten die worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, door technische bijstand en deskundigheid te verstrekken aan landen die behoefte hebben aan een breed scala van non-proliferatiemaatregelen, en door de rol van de VN-Veiligheidsraad te bevorderen. |
(3) |
De VN-Veiligheidsraad heeft op 28 april 2004 met eenparigheid van stemmen Resolutie 1540 (2004) aangenomen; dit is het eerste internationale instrument dat op geïntegreerde en alomvattende wijze massavernietigingswapens, de overbrengingsmiddelen ervoor en de daarvoor bestemde materialen bestrijkt. Hierin worden voor alle landen dwingende verplichtingen vastgesteld om niet-overheidsactoren tegen te houden en af te schrikken om dergelijke wapens en daarmee verband houdend materiaal te bemachtigen. In Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad wordt de landen ook verzocht bij het door deze resolutie ingestelde comité van de Veiligheidsraad (hierna Comité 1540 genoemd) een verslag in te dienen over de maatregelen die zij hebben genomen of van plan zijn te nemen tot uitvoering van de resolutie. |
(4) |
De VN-Veiligheidsraad heeft op 27 april 2006 met eenparigheid van stemmen Resolutie 1673 (2006) aangenomen, en hij heeft besloten dat het comité zijn inspanningen ter bevordering van de volledige uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad moet opvoeren door middel van werkprogramma’s, outreach-activiteiten, bijstand, dialoog en samenwerking. Hij heeft het Comité 1540 tevens verzocht om met de landen en internationale, regionale en subregionale organisaties na te gaan of ervaringen en bevindingen kunnen worden uitgewisseld en er programma’s beschikbaar zijn die de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad kunnen vergemakkelijken. |
(5) |
In het verslag van het Comité 1540 van april 2006 werd aanbevolen de regionale en subregionale outreach-activiteiten te verruimen en te intensiveren, teneinde de landen op gestructureerde wijze leidraden te verstrekken voor het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad, zulks mede gezien het feit dat op dat moment 62 landen nog steeds hun eerste nationale verslag moesten indienen en dat 55 landen, die hun eerste nationale verslag hadden ingediend, nog de aanvullende gegevens en verduidelijkingen moesten verstrekken waar het Comité 1540 om had gevraagd. |
(6) |
Op 12 juni 2006 heeft de Europese Unie een eerste Gemeenschappelijk Optreden, 2006/419/GBVB van de Raad (1), aangenomen ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens. Dit gemeenschappelijk optreden had ten doel de verplichtingen uit hoofde van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad meer onder de aandacht te brengen en het bestuurlijk vermogen van derde landen tot opstelling van de nationale verslagen over de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad te helpen vergroten. |
(7) |
In het kader van de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2006/419/GBVB zijn vijf regionale studiebijeenkomsten georganiseerd, in de regio’s Afrika, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika, het Caribische gebied, en Azië en het gebied van de Stille Oceaan. Dank zij deze activiteiten zijn er heel wat minder landen die geen verslag hebben ingediend dan wel die hebben nagelaten de naar aanleiding van het indienen van onvolledige verslagen door het Comité 1540 verlangde aanvullende informatie te verstrekken. |
(8) |
Het Comité 1540 bij de VN-Veiligheidsraad heeft in december 2007 onderstreept dat het Comité het zwaartepunt van zijn activiteiten dient te verleggen van nationale verslaglegging naar de uitvoering van Resolutie 1540 in al haar aspecten. In dit opzicht kunnen gerichte outreach-activiteiten en bijstand die is afgestemd op de regionale en andere specifieke omstandigheden, de landen van de VN helpen oplossingen te vinden voor de problemen in verband met de uitvoering. Het comité geeft in zijn werkprogramma aan dat de landen zich bij hun planning kunnen bedienen van nationale plannen of routekaarten voor de uitvoering, welk denkbeeld dient te worden aangemoedigd. Betrokken landen dienen meer bijstand te ontvangen voor het ontwikkelen van hun nationale actieplannen. |
(9) |
Het bureau ontwapeningszaken in het VN-secretariaat, dat het Comité 1540 en zijn deskundigen inhoudelijke en logistieke ondersteuning moet geven, moet worden belast met de technische uitvoering van de op grond van dit gemeenschappelijk optreden te voeren projecten. |
(10) |
Dit gemeenschappelijk optreden moet worden uitgevoerd overeenkomstig de Financiële en Administratieve Kaderovereenkomst tussen de Commissie en de Verenigde Naties betreffende het beheer van financiële bijdragen van de Europese Unie aan programma’s en projecten die onder toezicht van de Verenigde Naties staan, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.In overeenstemming met de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, die ten doel heeft de rol van de VN-Veiligheidsraad te bevorderen en zijn deskundigheid om het hoofd te bieden aan de uitdagingen inzake de verspreiding van die wapens te vergroten, verleent de Europese Unie verder steun voor de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad.
-
2.De projecten ter ondersteuning van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad, die aansluiten bij maatregelen van de EU-strategie, bestaan uit een reeks thematische workshops in diverse speciaal gekozen regio’s.
Het doel van deze workshops is tweeërlei:
— |
de capaciteit van de functionarissen die in de doelstaten de leiding hebben over alle aspecten van de exportcontrole, op te voeren, opdat die de praktische uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad ter hand kunnen nemen; |
— |
de functionarissen uit de doellanden die aan de projecten deelnemen in de gelegenheid te stellen om, rekening houdend met de verschillende invalshoeken (overheid tegenover bedrijfsleven), lacunes en behoeften duidelijk te formuleren, opdat doeltreffende verzoeken om bijstand kunnen worden geformuleerd. |
In de bijlage gaat een nadere omschrijving van de projecten.
Artikel 2
-
1.Het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (SG/HV), draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden. De Commissie wordt ten volle bij de werkzaamheden betrokken.
-
2.De technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten wordt toevertrouwd aan het VN-secretariaat (bureau voor ontwapening, hierna te noemen VN-secretariaat (ODA). Dit voert zijn taak uit onder toezicht van de SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat. Daartoe treft de SG/HV de nodige regelingen met het VN-secretariaat (ODA).
-
3.Conform hun respectieve bevoegdheden houden het voorzitterschap, de SG/HV en de Commissie elkaar regelmatig op de hoogte omtrent de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden.
Artikel 3
-
1.Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt 475 000 EUR, te financieren uit de algemene begroting van de Europese Unie.
-
2.Voor het beheer van de uitgaven die uit het in lid 1 bedoelde bedrag worden gefinancierd, gelden de communautaire procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie.
-
3.De Commissie ziet toe op het correcte beheer van de in lid 2 bedoelde uitgaven, die als schenking worden verstrekt. Zij sluit daartoe een financieringsovereenkomst met het VN-secretariaat (ODA). In de financieringsovereenkomst wordt bepaald dat het VN-secretariaat (ODA) er zorg voor moet dragen dat de EU-bijdrage zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.
-
4.De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit gemeenschappelijk optreden te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden die zich daarbij mochten voordoen en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.
Artikel 4
Het voorzitterschap brengt, bijgestaan door de SG/HV, aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door het VN-secretariaat (ODA). Deze verslagen zullen de basis vormen voor de evaluatie door de Raad. De Commissie wordt hier ten volle bij betrokken en brengt verslag uit over de financiële aspecten van de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden.
Artikel 5
Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Het verstrijkt 24 maanden na de datum waarop de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst is gesloten, of drie maanden na de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden is vastgesteld, indien er binnen die termijn geen financieringsovereenkomst gesloten is.
Artikel 6
Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 14 mei 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.BAJUK
BIJLAGE
EU-ondersteuning voor de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
-
1.Achtergrond
In zijn verslag van april 2006 concludeert het Comité 1540 dat 62 landen hun eerste nationale verslag nog moeten indienen en dat 55 landen, ofschoon zij al informatie hebben ingediend, deze nog moeten verduidelijken en vervolledigen. Aangezien deze landen zich voornamelijk in drie geografische zones bevinden (Afrika, het Caribische gebied en de zuidelijke Stille Oceaan) en de lacunes in de nationale verslagen bepaalde regionale patronen volgen, heeft het Comité 1540 voorgesteld de activiteiten ter ondersteuning van staten bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad toe te spitsen op regio’s en gebieden waar specifieke behoeften zijn vastgesteld.
Naar aanleiding van dit standpunt heeft de Europese Unie in de periode 2004-2007 de activiteiten van het Comité 1540 op twee onderscheiden manieren gesteund.
— |
De Europese Unie heeft bij derde landen demarches ondernomen om de indiening van nationale verslagen uit hoofde van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad aan te moedigen. |
— |
Op 12 juni 2006 heeft de Europese Unie Gemeenschappelijk Standpunt 2006/419/GBVB goedgekeurd waarin financiële steun wordt verstrekt voor vijf outreach-activiteiten die gericht zijn op vijf verschillende uit ontwikkelingslanden bestaande regio’s. Deze outreach-activiteiten in de vorm van seminars hebben ten doel de verplichtingen in verband met Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad meer onder de aandacht van de ontwikkelingslanden te brengen, en de nationale bestuurlijke capaciteiten van derde landen voor de opstelling van nationale verslagen over de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad te helpen versterken. |
Volgens de laatste uiteenzetting van de voorzitter van het Comité 1540 aan de VN-Veiligheidsraad op 17 december 2007 hebben de lidstaten van de VN aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het nakomen van hun verslagleggingsverplichtingen, maar zijn in de volgende periode meer inspanningen noodzakelijk om tot een volledige uitvoering van de resolutie in al haar aspecten te komen. Van belang was vooral dat per half maart 2008 144 staten al hun eerste verslagen hadden ingediend en 99 staten al de gevraagde aanvullende informatie hadden verstrekt. Derhalve is tijdens het themagesprek over outreach-activiteiten dat het Comité 1540 in oktober 2007 gehouden heeft, de behoefde aan een gefaseerde aanpak erkend, en is aanbevolen dat toekomstige outreach-activiteiten minder gericht zouden zijn op verslaglegging, en meer op het helpen van landen met implementatieproblemen.
Tijdens deze uiteenzetting is ook benadrukt hoe het Comité 1540 het zwaartepunt van zijn praktisch handelen dient te verleggen van verslaglegging naar de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) in al haar aspecten. In dit opzicht kunnen gerichte outreach-activiteiten en bijstand die zijn afgestemd op de regionale en andere specifieke omstandigheden, de VN-lidstaten helpen oplossingen te vinden voor de problemen in verband met de uitvoering. Zoals het comité in zijn werkprogramma aangeeft kunnen de landen zich bij hun planning bedienen van nationale plannen of routekaarten voor de uitvoering, welk denkbeeld dient te worden aangemoedigd. Geïnteresseerde landen dienen meer bijstand te ontvangen voor het ontwikkelen van hun nationale actieplannen. Evenzo dient ook het vermogen van de VN-lidstaten om doeltreffende verzoeken om bijstand te formuleren te worden versterkt.
-
2.Projectbeschrijving
De projecten ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad zullen plaatsvinden in de vorm van zes workshops, die ten doel hebben de capaciteit van de functionarissen die in zes subregio’s (Afrika, Midden-Amerika, de Mercosur-landen, het Midden-Oosten en de Golfregio, de eilanden van de Stille Oceaan, en Zuidoost-Azië) de leiding hebben over de exportcontrole zodanig op te voeren dat die op praktisch niveau de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) ter hand kunnen nemen. De voorgestelde workshops zijn specifiek toegesneden op grensbewakings-, douane- en bij regelgeving betrokken functionarissen, en omvatten de voornaamste onderdelen van exportcontrole, zoals de toepasselijke wetgeving (juridische aspecten op nationaal en internationaal niveau), controles op de naleving van de regelgeving (waaronder vergunningsbepalingen, eindgebruikerscontrole en bewustmakingsprogramma’s), en handhaving (onder meer het herkennen van grondstoffen, risicobeoordeling en opsporingsmethoden).
Tijdens de workshop worden de landen aangemoedigd ervaringen betreffende praktische aangelegenheden in verband met de uitvoering naar voren te brengen en te delen. De landen krijgen de gelegenheid de gang van zaken bij hun exportcontrole te vergelijken en door middel van deze vergelijkingen na te gaan bij welke werkwijzen uit de ervaringen van anderen voordeel kan worden getrokken. Waar bijstand vereist is om landen in staat te stellen de meest doeltreffende werkwijzen toe te passen, kunnen bijstandsprogramma’s worden samengesteld.
De voorgestelde activiteiten dienen bovenbedoelde functionarissen in de gelegenheid te stellen om rekening houdend met de verschillende zienswijzen van bijvoorbeeld overheid en bedrijfsleven duidelijk de bestaande lacunes en behoeften aan te geven, opdat doeltreffende verzoeken op het gebied van opleiding en uitrusting, en op andere gebieden kunnen worden geformuleerd. Deze verzoeken worden ingediend bij het Comité 1540, dat ze aan landen doorgeeft, of rechtstreeks aan landen of internationale, regionale en niet-gouvernementele organisaties worden gericht. Voor deze workshops zal een beroep worden gedaan op de deskundigen van het Comité 1540 alsook op internationaal beschikbare expertise. Donorlanden en internationale intergouvernementele organisaties kunnen dan ook gevestigde of bekende deskundigheid inbrengen door voor de duur van een workshop hun deskundigen beschikbaar te stellen.
Dit nieuwe gemeenschappelijke optreden is een vervolg op en een versterking van het eerdere Gemeenschappelijk Optreden 2006/419/GBVB, dat vooral gericht was op het onder de aandacht brengen van het probleem en de verslagleggingsverplichtingen. Door het gemeenschappelijk optreden zullen de projecten worden voorzien van een duidelijke operationele en subregionale dimensie doordat er per land dat aan de workshop deelneemt ongeveer drie overheidsfunctionarissen aanwezig zullen zijn (niveau praktijkmensen/deskundigen) voor een periode van drie of vier dagen.
Dank zij de uit dit gemeenschappelijk optreden te financieren workshops zal het gemakkelijker worden lacunes en behoeften helder te omschrijven, hetgeen voor de Europese Unie bijzonder nuttig zal zijn, in het bijzonder bij het uitkiezen van de landen die voor de in het kader van het nieuwe stabiliteitsinstrument te financieren capaciteitsopbouwprojecten in aanmerking komen. Ook kunnen de bijeenkomsten van nut zijn om na te gaan op welke precieze terreinen aanvullende maatregelen van de Europese Unie het meest nodig zijn. De deelnemers aan de workshops zullen worden aangemoedigd om specifieke verzoeken om bijstand in te dienen. De Europese Unie zal de omvang van de bijstand bepalen, rekening houdend met de voornemens van andere mogelijke donoren en zal voor een maximale synergie met andere financiële instrumenten van de Europese Unie zorgen (bv. complementariteit met dit gemeenschappelijk optreden van activiteiten in het kader van het stabiliteitsinstrument op het gebied van exportcontrole in derde landen).
Projectresultaten:
— |
meer begrip bij de deelnemers omtrent de nationale, regionale en internationale inspanningen om de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor te voorkomen; |
— |
verduidelijking van de huidige uitvoerings- en handhavingsmaatregelen en verhoging van het aantal maatregelen die gepland of uitgevoerd zijn met het oog op de volledige uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad; |
— |
verbetering van de technieken voor de opsporing, bestudering en beoordeling van risico’s; |
— |
verbetering van het samenspel en de informatie-uitwisseling tussen nationale en regionale instanties voor exportcontrole en handhaving; |
— |
meer inzicht in goederenbewegingen en in de methoden die gebruikt worden om de exportcontrole te omzeilen; |
— |
meer inzicht in mogelijkheden tot tweeërlei gebruik van bepaalde grondstoffen, en verbetering van de capaciteit om na te gaan in hoeverre verband bestaat tussen deze grondstoffen voor tweeërlei gebruik en massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor; |
— |
verhoogde samenwerking tussen de bij de regelgeving en de handhaving betrokken functionarissen en het bedrijfsleven; |
— |
resultaten van de workshop voor de deelnemers:
|
-
3.Duur
De totale duur van de projecten wordt op 24 maanden geraamd.
-
4.Begunstigden en deelnemers
De landen die voor de bijeenkomsten zijn gekozen, zijn geselecteerd volgens diverse criteria. Aan de hand van de landentabellen betreffende de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) werden die landen aangewezen die mogelijk bijstand nodig hebben op het gebied van risicobeoordeling, controle aan de grens en op overlading, grondstofherkenning en opsporingstechnieken.
Bij het voordragen van de hierna vermelde landen voor deelname aan de projecten is ook rekening gehouden met de verschillende mate waarin ze de resolutie hebben uitgevoerd en waarin ze over de nodige capaciteit beschikken. Gelijksoortige regionale aspecten, zoals het overladen, vormen een gemeenschappelijke basis en maken het mogelijk synergieën tussen de landen te ontdekken en te ontwikkelen.
Tevens hebben de geselecteerde landen deelgenomen aan de outreach-activiteiten die eerder in de betrokken subregio werden ontwikkeld.
De landen zal verzocht worden op het uitvoeringsniveau functionarissen aan te stellen die vertrouwd zijn met de export- en grenscontrole. Dit zou onder andere betrekking hebben op vertegenwoordigers van de volgende overheidsinstanties:
— |
regelgevingsinstanties; en |
— |
instanties voor wetshandhaving aan de grens (waaronder douane- en politiediensten), met bijzondere aandacht voor de contacten tussen centrale overheden en tussen verschillende overheidsinstellingen. |
In voorkomend geval zullen ook andere diensten die bij de exportcontrole een centrale rol blijken te spelen worden uitgenodigd ingevolge een besluit van het voorzitterschap van de Europese Unie, bijgestaan door de SG/HV.
Tevens zou worden overwogen de desbetreffende intergouvernementele en regionale organisaties uit te nodigen de workshop bij te wonen en daaraan deel te nemen.
Er dient op gewezen te worden dat sommige deelnemende landen vanwege hun geografische ligging, hun politieke situatie of hun nationale energieplannen — mogelijk zelfs onverhoeds — geconfronteerd kunnen worden met de gevaren van de verspreiding van massavernietigingswapens (MVW). Verscheidene onder hen hebben reeds met de Europese Unie een constructieve dialoog over non-proliferatie van MVW gevoerd, soms ook in het kader van de onderhandelingen over en de ondertekening van bilaterale overeenkomsten waarin bepalingen waren opgenomen inzake de non-proliferatie van MVW. Bijgevolg vormt het organiseren van deze reeks workshops een uitnemende kans voor de Europese Unie om haar toezeggingen in verband met de betreffende bepalingen te honoreren en te tonen hoezeer zij het verlenen van bijstand aan ontwikkelingslanden, ook via multilaterale middelen, van belang acht.
Voor de workshops zijn de volgende landen uitgenodigd:
1. |
Project met betrekking tot Afrika Ghana, Kenia, Marokko, Nigeria, Oeganda, Zuid-Afrika, Republiek Congo, Egypte, Libië en Tanzania |
2. |
Project betreffende Midden-Amerika Belize, Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua en Panama |
3. |
Project betreffende de Mercosur-landen Argentinië, Brazilië, Uruguay, Paraguay, Venezuela, Bolivia, Chili, Colombia, Ecuador en Peru |
4. |
Project voor het Midden-Oosten en de Golfregio Bahrein, Irak, Jordanië, Koeweit, Oman, Saoedi-Arabië, Syrië en de Verenigde Arabische Emiraten |
5. |
Project voor de eilandstaten van de Stille Oceaan Fiji, Marshalleilanden, Micronesia (Federale Staten van), Nauru, Palau, Papoea-Nieuw-Guinea, Salomonseilanden (Republiek van de), Oost-Timor, Tuvalu, Vanuatu |
6. |
Project betreffende de landen van Zuidoost-Azië Cambodja, Indonesië, Maleisië, Myanmar, de Filipijnen, Singapore, Thailand en Vietnam. |
-
5.Uitvoeringsorgaan
Het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden. Het voorzitterschap zal de technische uitvoering toevertrouwen aan het VN-secretariaat (ODA). Het VN-secretariaat (ODA) zal een overeenkomst inzake gastlandsteun ondertekenen met de landen die als gastland worden aangemerkt. Het gastland zal deelnemen aan de uitvoering van de projecten, die in het kader van dit gemeenschappelijk optreden worden gefinancierd. De aanbesteding van goederen, werken of diensten door het VN-secretariaat (ODA) in de gastlanden in het kader van dit gemeenschappelijk optreden geschiedt volgens de toepasselijke VN-regels en -procedures, als nader omschreven in de financieringsovereenkomst met het VN-secretariaat (ODA) (artikel 3, lid 3, van dit gemeenschappelijk optreden).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.