Besluit 2015/1814 - Instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten
9.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 264/1 |
BESLUIT (EU) 2015/1814 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 oktober 2015
betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie (EU-ETS) vastgesteld om de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen. |
(2) |
In de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 over het klimaat- en energiebeleidskader 2030 staat dat een goed functionerend en hervormd EU-ETS, mét een instrument gericht op de marktstabilisatie, het belangrijkste Europese instrument is voor het verwezenlijken van de EU-broeikasgasemissiereductiedoelstelling. |
(3) |
In artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG is bepaald dat de Commissie elk jaar een verslag bij het Europees Parlement en de Raad indient over de werking van de Europese koolstofmarkt. |
(4) |
In het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toestand van de Europese koolstofmarkt in 2012 werd vastgesteld dat er behoefte is aan maatregelen om de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod aan te pakken. In de effectbeoordeling van het klimaat- en energiebeleidskader voor 2030 wordt aangegeven dat deze onevenwichtigheid naar verwachting zal voortduren, en niet voldoende wordt aangepakt door aanpassingen aan het lineair traject naar een strengere doelstelling binnen dat kader. Een wijziging van de lineaire factor brengt slechts geleidelijk verandering in de hoeveelheid emissierechten in de gehele Unie (plafond van de EU-ETS). Daardoor zou het overschot slechts geleidelijk afnemen, zodat de markt nog meer dan tien jaar met een overschot van ongeveer 2 miljard emissierechten of meer zou moeten blijven functioneren, waardoor de EU-ETS niet het nodige signaal zou geven aan investeerders om CO2-emissies op een kosteneffectieve manier terug te dringen, en geen drijvende kracht zou zijn achter koolstofarme innovatie die bijdraagt tot economische groei en werkgelegenheid. |
(5) |
Om dit probleem aan te pakken en om de EU-ETS schokbestendiger te maken tegen onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod, zodat de EU-ETS in een ordelijk werkende markt kan functioneren, moet in 2018 een marktstabiliteitsreserve („de reserve”) worden ingesteld, die vanaf 2019 operationeel moet zijn. De reserve zal ook de synergie met andere klimaat- en energiebeleidsmaatregelen vergroten. Om de grootst mogelijke voorspelbaarheid te behouden, moeten duidelijke regels worden vastgesteld voor de opname van emissierechten in de reserve en de vrijgave ervan uit de reserve. De reserve moet zodanig werken dat zij aanpassingen van de jaarlijkse veilinghoeveelheden in gang zet. Wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, moeten elk jaar, vanaf 2019, een aantal emissierechten ter hoogte van 12 % van het aantal emissierechten dat in omloop is, zoals vermeld in de recentste bekendmaking door de Commissie van het totale aantal in omloop zijnde emissierechten, op de veilinghoeveelheden in mindering worden gebracht en in de reserve worden opgenomen. In een bepaald jaar moet een overeenkomstig aantal emissierechten uit de reserve worden vrijgegeven aan de lidstaten in dezelfde verhouding en volgorde als toen zij in de reserve werden opgenomen, en aan de veilinghoeveelheden worden toegevoegd indien het totale aantal emissierechten in omloop lager is dan 400 miljoen EUR. |
(6) |
Daartoe moeten de Commissie en de lidstaten er, nadat de Commissie uiterlijk 15 mei van een bepaald jaar het totale aantal emissierechten in omloop heeft bekendgemaakt, onverwijld voor zorgen dat de veilingkalenders van het gemeenschappelijke veilingplatform en, indien van toepassing, „opt-out”-veilingplatforms, worden aangepast om rekening te houden met de emissierechten die in de reserve zijn opgenomen of uit de reserve moeten worden vrijgegeven. De aanpassing van het aantal te veilen emissierechten moet worden gespreid over een periode van twaalf maanden na de wijziging van de betreffende veilingkalender. Om het veilingproces vlot te laten verlopen, kunnen zo nodig nadere bijzonderheden betreffende de aanpassing worden vermeld in Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie (4). |
(7) |
Naast de instelling van de reserve moet Richtlijn 2003/87/EG ingrijpend worden gewijzigd, zodat de samenhang en een vlotte werking van het EU-ETS worden gewaarborgd. De uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG kan er met name toe leiden dat aan het einde van een handelsperiode grote aantallen emissierechten moeten worden geveild, wat de stabiliteit van de markt kan ondermijnen. Om te voorkomen dat er aan het einde van een handelsperiode en aan het begin van de volgende handelsperiode een onevenwichtige marktsituatie ontstaat wat het aanbod van emissierechten betreft, met eventueel verstorende effecten voor de markt, moet worden bepaald dat een deel van elke grote stijging van het te veilen aanbod aan het einde van een handelsperiode kan worden geveild in de eerste twee jaar van de daaropvolgende handelsperiode. Om de stabiliteit van de Europese koolstofmarkt verder te vergroten en te voorkomen dat het aanbod naar het einde van de in 2013 begonnen handelsperiode toe kunstmatig wordt verhoogd, moeten emissierechten die niet aan installaties zijn toegewezen krachtens artikel 10 bis, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG en emissierechten die niet aan installaties zijn toegewezen wegens de toepassing van artikel 10 bis, leden 19 en 20, van die richtlijn („niet-toegewezen rechten”) in 2020 in de reserve worden opgenomen. Met betrekking tot die niet-toegewezen rechten moet de Commissie Richtlijn 2003/87/EG evalueren en zo nodig bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel indienen met opties voor verdere maatregelen. |
(8) |
De geplande wederopneming van 300 miljoen emissierechten in 2019 en 600 miljoen emissierechten in 2020, als bepaald in Verordening (EU) nr. 176/2014 van de Commissie (5), zou bovendien de doelstelling van de reserve om de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod aan te pakken, ondermijnen. Daarom mogen de 900 miljoen emissierechten niet in 2019 en 2020 worden geveild, maar moeten ze in de reserve worden opgenomen. |
(9) |
Het is belangrijk dat de EU-ETS aanzet tot koolstofefficiënte groei en dat het concurrentievermogen van de industrieën in de Unie die met een daadwerkelijk risico van koolstoflekkage worden geconfronteerd, wordt beschermd. De eerdergenoemde conclusies van de Europese Raad over het kader voor het klimaat- en energiebeleid 2030 bevatten duidelijke richtsnoeren betreffende de voortzetting van de gratis toewijzing van emissierechten en de bepalingen betreffende koolstoflekkage na 2020. Voortbouwend op deze strategische richtsnoeren moet de Commissie Richtlijn 2003/87/EG, en met name artikel 10 bis daarvan, evalueren, en uiterlijk zes maanden na de vaststelling van dit besluit een voorstel tot herziening van die richtlijn indienen. Rekening houdend met het doel van een gelijk speelveld moet bij die evaluatie ook een geharmoniseerde regeling worden overwogen om indirecte kosten op het niveau van de Unie te compenseren. Bij de evaluatie moet ook worden overwogen of vóór 2021 maximaal 50 miljoen niet-toegewezen emissierechten moeten worden gebruikt als aanvulling op bestaande middelen ter bevordering van projecten als bedoeld in artikel 10 bis, lid 8, van die richtlijn en koolstofarme projecten voor industriële innovatie, met projecten in alle lidstaten, waaronder kleinschalige projecten. |
(10) |
De Commissie moet de werking van de reserve monitoren in de context van haar jaarlijks verslag over de koolstofmarkt. In dit verslag zou moeten worden gekeken naar relevante effecten op het concurrentievermogen, met name in de industriële sector, waaronder met betrekking tot bbp-, werkgelegenheids- en investeringsindicatoren. Bovendien moet de Commissie uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de reserve en vervolgens op gezette tijden de werking van de reserve evalueren in het licht van de opgedane ervaring met de toepassing ervan. Bij de evaluatie van de werking van de reserve moet met name worden nagegaan of de voorschriften voor het opnemen van emissierechten in de reserve en het vrijgeven van emissierechten geschikt zijn met het oog op het nagestreefde doel, namelijk de structurele onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod aanpakken. Daarbij moet een analyse worden verricht van het marktevenwicht, met inbegrip van alle relevante factoren die vraag en aanbod beïnvloeden, van de geschiktheid van de vooraf vastgestelde grenswaarden die aanpassingen van de jaarlijkse veilinghoeveelheden in gang zet, alsook van het percentage dat op het totale aantal emissierechten in omloop wordt toegepast. Als uit de analyse blijkt dat deze grenswaarden niet langer geschikt zijn in het licht van wijzigingen in de marktontwikkelingen en nieuwe informatie die ten tijde van de evaluatie beschikbaar is, moet de Commissie onverwijld een voorstel indienen om dergelijke situatie te verhelpen. Bij de evaluatie moet ook worden gekeken naar de effecten van de reserve op de groei, de werkgelegenheid, het concurrentievermogen van de industrie van de Unie en het risico op koolstoflekkage. De evaluatie van de werking van de reserve moet objectief zijn en rekening houden met de noodzaak om de regelgeving stabiel te houden en voorspelbaarheid op lange termijn te garanderen bij de overgang naar een koolstofarme economie. |
(11) |
Aangezien de doelstellingen van dit besluit, namelijk de instelling en het operationeel maken van een marktstabiliteitsreserve in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(12) |
Richtlijn 2003/87/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Marktstabiliteitsreserve
-
1.In 2018 wordt een marktstabiliteitsreserve ingesteld en de opname van emissierechten in de reserve treedt met ingang van 1 januari 2019 in werking.
-
2.De hoeveelheid van 900 miljoen emissierechten die gedurende de periode van 2014 tot 2016 op veilinghoeveelheden in mindering is gebracht, als bepaald bij Verordening (EU) nr. 176/2014 krachtens artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG, wordt niet aan de in 2019 en 2020 te veilen hoeveelheden toegevoegd, maar in de reserve opgenomen.
-
3.Emissierechten die niet aan installaties zijn toegewezen krachtens artikel 10 bis, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG en emissierechten die niet aan installaties zijn toegewezen wegens de toepassing van artikel 10 bis, leden 19 en 20, van die richtlijn, worden in 2020 in de reserve opgenomen. Met betrekking tot die niet-toegewezen emissierechten evalueert de Commissie Richtlijn 2003/87/EG en dient zij zo nodig een voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.
-
4.De Commissie publiceert voor elk jaar, uiterlijk 15 mei van het volgende jaar, het totale aantal emissierechten in omloop. Het totale aantal van de in een bepaald jaar in omloop zijnde emissierechten is de som van het aantal in de periode vanaf 1 januari 2008 toegewezen emissierechten, met inbegrip van het aantal rechten dat in die periode overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG is toegewezen, en door installaties uitgeoefende rechten om internationale kredieten te gebruiken uit hoofde van het EU-ETS voor emissies voor 31 december van dat bepaalde jaar, minus het totaal aantal ton geverifieerde emissies van onder de EU-ETS vallende installaties tussen 1 januari 2008 en 31 december van datzelfde bepaalde jaar, de geannuleerde emissierechten overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG en het aantal emissierechten in de reserve. Er wordt geen rekening gehouden met de emissies tijdens de driejarige periode 2005-2007 en de ten aanzien van deze emissies toegewezen emissierechten. De eerste bekendmaking vindt uiterlijk 15 mei 2017 plaats.
-
5.Elk jaar wordt een aantal emissierechten gelijk aan 12 % van het totale aantal in omloop zijnde rechten, zoals vermeld in de recentste bekendmaking als bedoeld in lid 4 van dit artikel, in mindering gebracht op de hoeveelheid overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG door de lidstaten te veilen emissierechten, en wordt dit aantal gedurende een periode van twaalf maanden vanaf 1 september van dat jaar in de reserve opgenomen, tenzij het aantal in de reserve op te nemen emissierechten lager dan 100 miljoen is. Tijdens het eerste jaar van de werking van de reserve wordt tussen 1 januari en 1 september van dat jaar ook een aantal emissierechten gelijk aan 8 %, hetgeen overeenstemt met 1 % voor elke kalendermaand, van het totale aantal in omloop zijnde rechten, zoals vermeld in de recentste bekendmaking, opgenomen.
Onverminderd het totale aantal overeenkomstig dit lid in mindering te brengen emissierechten, worden emissierechten als bedoeld in artikel 10, lid 2, eerste alinea, onder b), van Richtlijn 2003/87/EG tot 31 december 2025 niet in aanmerking genomen bij de vaststelling van het aandeel van de lidstaten in dat totale aantal.
-
6.Indien in een jaar in totaal minder dan 400 miljoen emissierechten in omloop zijn, worden 100 miljoen emissierechten uit de reserve vrijgegeven en toegevoegd aan de hoeveelheid overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG door de lidstaten te veilen emissierechten. Indien zich minder dan 100 miljoen emissierechten in de reserve bevinden, worden uit hoofde van dit lid alle emissierechten in de reserve vrijgegeven.
-
7.Indien in een jaar lid 6 van dit artikel niet van toepassing is en maatregelen uit hoofde van artikel 29 bis van Richtlijn 2003/87/EG worden goedgekeurd, worden 100 miljoen emissierechten uit de reserve vrijgegeven en toegevoegd aan de hoeveelheid overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG door de lidstaten te veilen emissierechten. Indien zich minder dan 100 miljoen emissierechten in de reserve bevinden, worden uit hoofde van dit lid alle emissierechten in de reserve vrijgegeven.
-
8.Wanneer na de bekendmaking van het totale aantal emissierechten in omloop maatregelen uit hoofde van leden 5, 6 of 7 worden genomen, wordt in de veilingkalenders rekening gehouden met de emissierechten die in de reserve zijn opgenomen of uit de reserve zijn vrijgegeven. De emissierechten worden gedurende een periode van twaalf maanden in de reserve opgenomen of uit de reserve vrijgegeven. Indien er, ongeacht tijdens welke periode, emissierechten worden vrijgegeven overeenkomstig lid 6 of 7, worden deze vrijgegeven volgens de aandelen van de lidstaten die van toepassing waren toen deze in de reserve werden opgenomen en tevens in de volgorde waarin deze in de reserve werden opgenomen.
Artikel 2
Wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
Richtlijn 2003/87/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 13, lid 2, tweede alinea, wordt vervangen door: „De lidstaten kunnen personen emissierechten verlenen voor de lopende periode ter vervanging van emissierechten die zij bezaten en welke krachtens de eerste alinea zijn geannuleerd. Voorts kunnen emissierechten die zijn opgenomen in marktstabiliteitsreserve en die niet meer geldig zijn, worden vervangen door emissierechten die voor de lopende periode geldig zijn.”. |
Artikel 3
Evaluatie
De Commissie evalueert de werking van de reserve in de context van het verslag bepaald in artikel 10, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG. In dit verslag zou moeten worden gekeken naar relevante effecten op het concurrentievermogen, met name in de industriële sector, waaronder bbp-, werkgelegenheids- en investeringsindicatoren. Uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de reserve en daarna om de vijf jaar evalueert de Commissie de reserve op basis van een analyse van de ordelijke werking van de Europese koolstofmarkt en dient zij, zo nodig, een voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad. Bij elke evaluatie wordt bijzondere aandacht besteed aan het percentage voor de vaststelling van het aantal emissierechten dat in de reserve wordt opgenomen krachtens artikel 1, lid 5, van dit besluit alsook de numerieke waarde van de drempel voor het totale aantal in omloop zijnde emissierechten en het aantal emissierechten dat uit de reserve moet worden vrijgegeven krachtens artikel 1, lid 6 of 7 van dit besluit. Bij haar evaluatie kijkt de Commissie ook naar de effecten van de reserve op de groei, de werkgelegenheid, het concurrentievermogen van de industrie van de Unie en het risico op koolstoflekkage.
Artikel 4
Overgangsbepaling
Artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (7), blijft tot en met 31 december 2018 van toepassing.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 6 oktober 2015.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
N.SCHMIT
-
Standpunt van het Europees Parlement van 8 juli 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 september 2015.
-
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
-
Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1).
-
Verordening (EU) nr. 176/2014 van de Commissie van 25 februari 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1031/2010 met name met het oog op de vaststelling van de hoeveelheden in 2013-2020 te veilen broeikasgasemissierechten (PB L 56 van 26.2.2014, blz. 11).
-
Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.