Richtlijn 2013/55 - Wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt („de IMI-verordening”)
28.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 354/132 |
RICHTLIJN 2013/55/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 november 2013
tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt („de IMI-verordening”)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 46, artikel 53, lid 1, en artikel 62,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (3) is een stelsel voor wederzijdse erkenning geconsolideerd dat oorspronkelijk gebaseerd was op 15 richtlijnen. Deze richtlijn voorziet in de automatische erkenning van een beperkt aantal beroepen op basis van geharmoniseerde minimumopleidingseisen (sectorale beroepen), een algemeen stelsel voor de erkenning van opleidingstitels en de automatische erkenning van beroepservaring. Bij Richtlijn 2005/36/EG is ook een nieuw stelsel voor het vrij verrichten van diensten vastgesteld. Er zij aan herinnerd dat conform artikel 24 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (4) uit derde landen afkomstige familieleden van EU-burgers een gelijke behandeling genieten. Onderdanen van derde landen kunnen eveneens een gelijke behandeling genieten met betrekking tot de erkenning van diploma’s, certificaten en andere beroepskwalificaties overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures, zoals voorzien in specifieke rechtshandelingen van de Unie betreffende bijvoorbeeld langdurig ingezetenen, vluchtelingen, houders van de blauwe kaart en wetenschappelijk onderzoekers. |
(2) |
In haar mededeling van 27 oktober 2010 met als titel „Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van groei en het versterken van het vertrouwen, Samen werk maken van een nieuwe groei” wijst de Commissie op de noodzaak om het recht van de Unie op dit gebied te moderniseren. In zijn conclusies van 23 oktober 2011 heeft de Europese Raad zijn steun gegeven aan deze modernisering en erop aangedrongen dat het Europees Parlement en de Raad voor het einde van 2012 politieke overeenstemming zouden bereiken over de herziening van Richtlijn 2005/36/EG. In zijn resolutie van 15 november 2011 betreffende de tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (2005/36/EG) (5), heeft het Europees Parlement de Commissie bovendien verzocht met een voorstel te komen. Het verslag over het EU-burgerschap 2010 van 27 oktober 2010 met als titel „Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers” onderstreept de noodzaak om de administratieve lasten in verband met de erkenning van beroepskwalificaties te verlichten. |
(3) |
Notarissen die bij een officieel overheidsbesluit zijn benoemd, dienen van de werkingssfeer van Richtlijn 2005/36/EG te worden uitgesloten met het oog op de specifieke en uiteenlopende regelingen die in de individuele lidstaten op hen van toepassing zijn met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van het beroep. |
(4) |
Om de interne markt te versterken en het vrije verkeer van beroepsbeoefenaren te bevorderen door een efficiëntere en transparantere erkenning van beroepskwalificaties zou een Europese beroepskaart meerwaarde kunnen opleveren. Deze kaart zou in het bijzonder nuttig zijn ter bevordering van de tijdelijke mobiliteit en erkenning via het automatische erkenningssysteem vergemakkelijken en tevens bevorderlijk zijn voor een vereenvoudigde erkenningsprocedure onder het algemeen stelsel. Het doel van de Europese beroepskaart bestaat erin de erkenningsprocedure te vereenvoudigen en de kosten- en operationele efficiëntie te verbeteren, hetgeen ten goede zal komen aan beroepsbeoefenaren en bevoegde autoriteiten. Bij de invoering van een Europese beroepskaart moet rekening worden gehouden met de standpunten van de betrokken beroepsgroep en de kaart moet vooraf worden getoetst op haar geschiktheid voor de betrokken beroepsgroep en op de gevolgen die zij zal hebben voor de lidstaten. Deze evaluatie moet, indien nodig, samen met de lidstaten worden opgemaakt. De Europese beroepskaart moet worden afgegeven op verzoek van een beroepsbeoefenaar na voorlegging van de vereiste documenten en na afhandeling van de desbetreffende verificatieprocedures door de bevoegde autoriteiten. Wanneer de Europese beroepskaart voor vestigingsdoeleinden wordt verstrekt, moet zij worden beschouwd als een erkenningsbesluit en worden gelijkgesteld met elk ander uit hoofde van Richtlijn 2005/36/EG getroffen erkenningsbesluit. Zij strekt tot aanvulling en niet ter vervanging van eventueel aan de toegang tot een bepaald beroep verbonden registratievereisten. Het is niet nodig om een Europese beroepskaart in te voeren voor juridische beroepen waarvoor al beroepskaarten in gebruik zijn in het kader van het stelsel van Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (6) en Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven (7). |
(5) |
De werking van de Europese beroepskaart moet worden onderbouwd door het Informatiesysteem interne markt (IMI-systeem) zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8). Die kaart en het IMI moeten niet alleen bijdragen tot synergievoordelen en vertrouwen tussen de bevoegde autoriteiten, maar tegelijkertijd ook dubbel administratief werk en erkenningsprocedures voor de bevoegde autoriteiten voorkomen en de beroepsbeoefenaren meer transparantie en zekerheid verschaffen. |
(6) |
De procedures voor het aanvragen en het afgeven van de Europese beroepskaart moeten duidelijk gestructureerd zijn en zowel waarborgen als de overeenkomstige rechtsmiddelen voor de aanvrager omvatten. In de betreffende uitvoeringshandelingen moeten de vereisten inzake vertaling en de betalingsmethodes van eventueel door aanvragers te betalen vergoedingen worden gespecificeerd, zodat de workflow in het IMI niet wordt verstoord of aangetast en de afhandeling van de aanvraag niet wordt vertraagd. De vaststelling van de hoogte van de vergoedingen is een zaak van de lidstaten. De lidstaten moeten de Commissie echter wel in kennis stellen van de vastgestelde hoogte van de vergoedingen. De Europese beroepskaart en de hiermee samenhangende workflow binnen IMI moeten de integriteit, authenticiteit en vertrouwelijkheid van de opgeslagen gegevens waarborgen en een onrechtmatige en onbevoegde toegang tot de erin opgenomen informatie verhinderen. |
(7) |
Richtlijn 2005/36/EG is alleen van toepassing op beroepsbeoefenaren die hetzelfde beroep in een andere lidstaat willen uitoefenen. In bepaalde situaties kunnen de betrokken activiteiten tot een beroep behoren dat in de ontvangende lidstaat een groter scala aan werkzaamheden omvat dan in de lidstaat van oorsprong. Als de verschillen tussen de activiteitengebieden zo groot zijn dat de beroepsbeoefenaar eigenlijk een volledig onderwijs- en opleidingsprogramma zou moeten volgen om de tekortkomingen te compenseren, moet de ontvangende lidstaat in deze bijzondere omstandigheden gedeeltelijke toegang verlenen indien de beroepsbeoefenaar daarom verzoekt. In geval van dwingende redenen van algemeen belang, zoals omschreven door het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn rechtspraak betreffende de artikelen 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), die zich eventueel nog verder kan ontwikkelen, moet een lidstaat gedeeltelijke toegang kunnen weigeren. Dit kan met name het geval zijn voor beroepen in de gezondheidszorg, indien daaraan implicaties voor de volksgezondheid of de veiligheid van de patiënt zijn verbonden. Het verlenen van gedeeltelijke toegang mag geen afbreuk doen aan het recht van de sociale partners om zich te organiseren. |
(8) |
In het belang van de bescherming van de plaatselijke consumenten in de lidstaat van oorsprong, in gevallen waar het beroep in de lidstaat van oorsprong niet gereglementeerd is, dienen voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten in de lidstaten controlemaatregelen te gelden; in het bijzonder is minimum een jaar beroepservaring vereist gedurende de laatste tien jaar die aan het verrichten van de diensten voorafgingen. In het geval van seizoensgebonden activiteiten dienen de lidstaten de mogelijkheid te hebben om controles uit te voeren ter verificatie van het tijdelijke en incidentele karakter van de op hun grondgebied verrichte diensten. De ontvangende lidstaat dient daartoe eenmaal per jaar de mogelijkheid te krijgen om informatie op te vragen omtrent de daadwerkelijk op zijn grondgebied verleende diensten, in de gevallen waarin dergelijke informatie niet reeds op vrijwillige basis door de dienstverrichter is meegedeeld. |
(9) |
Op grond van Richtlijn 2005/36/EG kunnen de lidstaten de beroepskwalificaties van de dienstverrichter vóór de eerste dienstverrichting controleren in het geval van gereglementeerde beroepen die implicaties hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid. Dit heeft tot rechtsonzekerheid geleid, omdat het aan de bevoegde autoriteiten wordt overgelaten om over de noodzaak van een dergelijke voorafgaande controle te beslissen. Teneinde rechtszekerheid te garanderen, wordt bepaald dat beroepsbeoefenaren vanaf het begin moeten weten of een voorafgaande controle van beroepskwalificaties noodzakelijk is en wanneer een beslissing kan worden verwacht. In elk geval mogen de voorwaarden voor dergelijke voorafgaande controles van beroepskwalificaties in het kader van het vrij verrichten van diensten niet strenger zijn dan die welke zijn verbonden aan de vestigingsvoorschriften. Wanneer het gereglementeerde beroepen betreft met implicaties voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, mag Richtlijn 2005/36/EG geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om voor de desbetreffende beroepsactiviteiten een verzekeringsdekkingsverplichting op te leggen overeenkomstig de voorschriften die gelden uit hoofde van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 over de toepassing van patiëntenrechten in de grensoverschrijdende gezondheidszorg (9) en Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (10). |
(10) |
Beroepsonderwijs en -opleidingssystemen hebben bewezen een nuttig instrument te zijn voor het waarborgen van de werkgelegenheid voor jongeren en om een soepele overgang van opleiding naar beroepsleven mogelijk te maken. De specifieke kenmerken daarvan moeten derhalve bij de herziening van Richtlijn 2005/36/EG ten volle in acht worden genomen. |
(11) |
Met het oog op de toepassing van het erkenningsmechanisme onder het algemeen stelsel is het noodzakelijk de diverse nationale onderwijs- en opleidingsprogramma’s in verschillende niveaus onder te verdelen. Deze indeling in niveaus, die alleen gebeurt met het oog op de werking van het algemeen stelsel, mag geen gevolgen hebben voor de nationale onderwijs- en opleidingsstructuren, noch voor de bevoegdheden van de lidstaten op dit gebied en evenmin voor de nationale maatregelen voor de omzetting van het Europees kwalificatiekader. Het Europees kwalificatiekader is een instrument om de transparantie en vergelijkbaarheid van beroepskwalificaties te verbeteren en kan een nuttige aanvullende informatiebron zijn voor de bevoegde autoriteiten wanneer deze in andere lidstaten toegekende beroepskwalificaties onderzoeken. Aansluitend op het Bolognaproces hebben de hogeronderwijsinstellingen de structuur van hun programma’s aangepast aan een tweeledig bachelor- en masterdiplomasysteem. Om te bewerkstelligen dat de vijf niveaus als bedoeld in Richtlijn 2005/36/EG overeenkomen met deze nieuwe opleidingsstructuur, moet de bachelorgraad worden ingedeeld in niveau d en de mastergraad in niveau e. De vijf niveaus die voor de werking van het algemeen stelsel zijn vastgesteld, mogen in principe niet meer gebruikt worden als een criterium om burgers van de Unie van de werkingssfeer van Richtlijn 2005/36/EG uit te sluiten indien dit in strijd zou zijn met het beginsel van een leven lang leren. |
(12) |
Aanvragen om erkenning van beroepsbeoefenaren uit niet-reglementerende lidstaten en met een jaar beroepservaring moeten op dezelfde manier worden behandeld als beroepsbeoefenaren uit een reglementerende lidstaat. Hun beroepskwalificaties moeten op basis van de beroepskwalificatieniveaus uit Richtlijn 2005/36/EG vergeleken worden met de beroepskwalificaties die in de ontvangende lidstaat verlangd worden. In geval van wezenlijke verschillen moeten de bevoegde autoriteiten compenserende maatregelen kunnen opleggen. Elke werkwijze voor de evaluatie van theoretische kennis en praktische vaardigheden die eventueel als compenserende maatregelen vereist is om toegang tot het beroep te krijgen, moet de beginselen van transparantie en onpartijdigheid waarborgen en naleven. |
(13) |
Daar de minimumopleidingseisen voor de toegang tot beroepen die onder het algemeen stelsel vallen niet geharmoniseerd zijn, moeten de ontvangende lidstaten een compenserende maatregel kunnen opleggen. Elke dergelijke maatregel dient evenredig te zijn en met name rekening te houden met de kennis, vaardigheden en competenties die de aanvrager via beroepservaring of in het kader van een leven lang leren, dat daartoe formeel door een bevoegde instantie is gecertificeerd. De beslissing tot oplegging van een compenserende maatregel moet naar behoren gemotiveerd worden zodat de aanvrager zijn situatie beter kan begrijpen en ze door de nationale rechterlijke instanties overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG juridisch kan laten toetsen. |
(14) |
Uit de herziening van Richtlijn 2005/36/EG is de noodzaak naar voren gekomen om de lijsten van werkzaamheden in industrie, handel en ambacht in bijlage IV te actualiseren en flexibeler toe te lichten en tegelijk voor deze werkzaamheden een stelsel van automatische erkenning op basis van beroepservaring te handhaven. Bijlage IV is momenteel gebaseerd op de International Standard Industrial Classification of all Economic Activities (ISIC) uit 1958 en weerspiegelt niet langer de huidige structuur van economische activiteiten. De ISIC-classificatie is bovendien sinds 1958 meerdere malen herzien. De Commissie moet bijlage IV dan ook kunnen aanpassen om het stelsel van automatische erkenning intact te houden. |
(15) |
Permanente professionele ontwikkeling draagt bij aan de veilige en doeltreffende taakvervulling van beroepsbeoefenaren, die daardoor profiteren van de automatische erkenning van hun beroepskwalificaties. De verdere verbetering van de permanente professionele ontwikkeling voor deze beroepen moet dan ook worden aangemoedigd. De lidstaten moeten met name de permanente professionele ontwikkeling bevorderen van artsen, medisch specialisten, huisartsen, verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, tandartsen, specialisten in de tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen, apothekers en architecten. De maatregelen van de lidstaten ter bevordering van de permanente professionele ontwikkeling voor die beroepen moeten worden meegedeeld aan de Commissie, en de lidstaten moeten op dat gebied optimale praktijken uitwisselen. Het streven naar permanente professionele ontwikkeling moet zich uitstrekken tot zowel de technische als de wetenschappelijke, regelgevings- en ethische ontwikkelingen en beroepsbeoefenaren ertoe aanzetten deel te nemen aan levenslange leerfaciliteiten die voor hun beroep relevant zijn. |
(16) |
Het stelsel van automatische erkenning op basis van geharmoniseerde minimumopleidingseisen is afhankelijk van de tijdige kennisgeving van nieuwe of gewijzigde opleidingstitels door de lidstaten en de publicatie ervan door de Commissie. Zo niet hebben de houders van dergelijke kwalificaties geen garantie dat ze een automatische erkenning kunnen genieten. Om de transparantie te vergroten en een onderzoek van de aangemelde nieuwe titels te vergemakkelijken moeten de lidstaten informatie verstrekken over duur en inhoud van de opleidingsprogramma’s, die moeten voldoen aan de in Richtlijn 2005/36/EG neergelegde minimale opleidingseisen. |
(17) |
De meeste instellingen voor hoger onderwijs in de Unie passen reeds het Europees systeem voor de overdracht van studiepunten (ECTS) toe en dit systeem wordt ook steeds meer toegepast voor opleidingscursussen die de nodige kwalificaties verschaffen voor de uitoefening van een gereglementeerd beroep. Daarom moet de mogelijkheid worden ingevoerd om de duur van een opleidingsprogramma ook in ECTS-punten uit te drukken. Die mogelijkheid mag geen invloed hebben op de andere eisen voor automatische erkenning. Eén ECTS-studiepunt vertegenwoordigt een studielast van 25-30 uur terwijl één academiejaar doorgaans overeenkomt met 60 studiepunten. |
(18) |
Om binnen de Unie voor een hoog volksgezondheids- en patiëntveiligheidsniveau te kunnen zorgen en met het oog op de modernisering van Richtlijn 2005/36/EG, moeten de criteria voor het bepalen van de medische basisopleiding op zodanige wijze worden aangepast dat de voorwaarden met betrekking tot het minimumaantal te volbrengen jaren en uren kunnen worden gecumuleerd. Deze wijziging heeft niet ten doel de opleidingseisen voor een medische basisopleiding te verlagen. |
(19) |
Met het oog op het bevorderen van de mobiliteit van medische specialisten die reeds een specialistenkwalificatie hebben behaald en daarna nog een andere specialistenopleiding volgen, mogen de lidstaten vrijstellingen verlenen voor onderdelen van specialistenopleidingen indien die latere opleidingsonderdelen al doorlopen zijn in het kader van een eerdere specialistenopleiding die in een lidstaat is gevolgd. Het moet de lidstaten worden toegestaan om binnen bepaalde grenzen dergelijke vrijstellingen te verlenen voor medische specialismen die onder het stelsel van automatische erkenning vallen. |
(20) |
Het beroep van verpleegkundige is de laatste drie decennia sterk geëvolueerd: zorgverlening in woon- en leefgemeenschappen, ingewikkeldere behandelingen en constante technologische ontwikkelingen verlangen van verpleegkundigen dat ze steeds meer verantwoordelijkheden kunnen dragen. Verpleegkundige opleidingen, die qua organisatie nog steeds verschillen naargelang van de nationale tradities, moeten solidere en meer resultaatgerichte garanties bieden dat de betrokken beroepsbeoefenaren tijdens hun opleiding een bepaald kennisniveau en bepaalde vaardigheden hebben verworven, en in staat zijn ten minste bepaalde competenties toe te passen om de voor hun beroep relevante activiteiten te kunnen uitoefenen. |
(21) |
Om verloskundigen in staat te stellen in de aan hun activiteiten inherente gezondheidszorgbehoeften te voorzien, moeten studenten in de verloskunde over een degelijke algemene — onderwijsachtergrond beschikken alvorens zij met hun opleiding tot verloskundige beginnen. Daarom moeten de eisen om te worden toegelaten tot de opleiding voor verloskundige worden aangescherpt tot twaalf jaar algemeen onderwijs of het met succes afleggen van een examen van gelijkwaardig niveau, behalve in het geval van beroepsbeoefenaren die al gekwalificeerd zijn als verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger. Opleidingen voor verloskundige moeten een betere garantie bieden dat de betrokken beroepsbeoefenaren een bepaald kennisniveau en bepaalde vaardigheden hebben verworven die nodig zijn om de werkzaamheden van verloskundige als bedoeld in Richtlijn 2005/36/EG te kunnen uitoefenen. |
(22) |
Om het stelsel van automatische erkenning van medische en tandheelkundige specialismen te vereenvoudigen, moeten deze geïntegreerd worden in Richtlijn 2005/36/EG indien ze in ten minste twee vijfden van de lidstaten gemeenschappelijk zijn. |
(23) |
Sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 2005/36/EG heeft een aanzienlijk aantal lidstaten besloten toegang te verlenen tot alle activiteiten op het gebied van de farmacie en de uitoefening van deze activiteiten toe te staan op basis van de erkenning van in een andere lidstaat verkregen apothekerskwalificaties. Het aldus erkennen van in een andere lidstaat verworven beroepskwalificaties mag een lidstaat echter niet beletten om vast te houden aan niet-discriminerende regels betreffende de geografische spreiding van apotheken op zijn grondgebied, aangezien Richtlijn 2005/36/EG niet de coördinatie van dergelijke regels impliceert. Elke afwijking van de automatische erkenning van kwalificaties waaraan een lidstaat echter nog behoefte heeft, mag niet langer de apothekers uitsluiten die reeds door de lidstaat die de afwijking gebruikt, zijn erkend en die hun apothekerspraktijk reeds gedurende een bepaalde periode rechtmatig en effectief op het grondgebied van die lidstaat uitoefenen. |
(24) |
De werking van het stelsel van automatische erkenning hangt af van het vertrouwen in de opleidingseisen die de basis vormen voor de kwalificaties van de beroepsbeoefenaren. Daarom is het belangrijk dat de minimumopleidingseisen voor architecten de nieuwe ontwikkelingen in de architectenopleiding weerspiegelen, met name met betrekking tot de erkende noodzaak om de academische opleiding aan te vullen met beroepservaring onder de supervisie van een gekwalificeerde architect. De minimumopleidingseisen moeten tegelijkertijd flexibel genoeg zijn om te vermijden dat de lidstaten nodeloos beperkt worden in hun mogelijkheid om hun onderwijsstelsels te organiseren. |
(25) |
Richtlijn 2005/36/EG moet door de invoering van gemeenschappelijke opleidingsbeginselen de meer automatische erkenning bevorderen van beroepskwalificaties voor beroepen die er momenteel niet van profiteren. Hierbij moet rekening gehouden worden met de bevoegdheid van de lidstaten om de vereiste beroepskwalificaties voor de uitoefening van beroepen op hun grondgebied, alsook de inhoud en de organisatie van hun stelsels voor onderwijs en opleiding vast te stellen. Gemeenschappelijke opleidingsbeginselen moeten de vorm aannemen van gemeenschappelijke opleidingskaders op basis van een gemeenschappelijk geheel van kennis, vaardigheden en competenties of gemeenschappelijke opleidingstests. Het moet mogelijk zijn dat gemeenschappelijke opleidingskaders ook betrekking hebben op specialismen die momenteel niet in aanmerking komen voor automatische erkenningsbepalingen uit hoofde van Richtlijn 2005/36/EG en die beroepen betreffen welke vallen onder hoofdstuk III van titel III en waarvoor duidelijk omschreven specifieke activiteiten zijn gereserveerd. De gemeenschappelijke opleidingskaders voor dergelijke specialismen, in het bijzonder medische specialismen, moeten een hoog niveau van bescherming bieden voor de bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid van de patiënten. Beroepskwalificaties die binnen een gemeenschappelijk opleidingskader worden verworven, moeten door de lidstaten automatisch worden erkend. Beroepsorganisaties die representatief zijn op Unieniveau en, onder bepaalde omstandigheden, de nationale beroepsorganisaties of bevoegde autoriteiten moeten aan de Commissie voorstellen kunnen voorleggen voor gemeenschappelijke opleidingsbeginselen, teneinde met de nationale coördinatoren een evaluatie te kunnen opmaken van de mogelijke gevolgen van dergelijke beginselen voor de nationale onderwijs- en opleidingsstelsels, alsook om nationale regels te kunnen formuleren voor toegang tot gereglementeerde beroepen. |
(26) |
Richtlijn 2005/36/EG voorziet al in de verplichting voor beroepsbeoefenaren om de noodzakelijke taalvaardigheden te hebben. Bij controle op de toepassing van deze verplichting is gebleken dat de rol van de bevoegde autoriteiten en werkgevers nader moet worden toegelicht, met name met het oog op een betere bescherming van de veiligheid van de patiënten. De bevoegde autoriteiten moeten na de erkenning van de beroepskwalificaties taalproeven kunnen uitvoeren. Met name voor beroepen waarbij de veiligheid van de patiënt in het geding is, moeten er in taalproeven in het kader van Richtlijn 2005/36/EG worden voorgeschreven voordat de beroepsbeoefenaar het beroep begint uit te oefenen in de ontvangende lidstaat. De taalproeven moeten echter redelijk zijn en ook noodzakelijk voor de beroepen in kwestie en mogen niet ten doel hebben beroepsbeoefenaren uit andere lidstaten uit te sluiten van de arbeidsmarkt in de ontvangende lidstaat. Om de naleving van het evenredigheidsbeginsel te waarborgen, en met het oog op de verbetering van de mobiliteit van beroepsbeoefenaren in de Unie, moeten de controles die door of onder toezicht van een bevoegde autoriteit worden uitgevoerd beperkt blijven tot de kennis van één officiële taal van de ontvangende lidstaat, of tot één administratieve taal van de ontvangende lidstaat mits deze ook een officiële taal van de Unie is. Dit laat onverlet dat de ontvangende lidstaten beroepsbeoefenaren er wel degelijk toe kunnen aanmoedigen zich in een later stadium een andere taal eigen te maken indien dat nodig is voor de uit te oefenen beroepsactiviteit. Ook de werkgevers moeten een belangrijke rol blijven spelen bij de vaststelling van de talenkennis die voor het uitoefenen van beroepsactiviteiten in hun bedrijven noodzakelijk is. |
(27) |
Nationale voorschriften ter regeling van de toegang tot gereglementeerde beroepen mogen geen belemmering vormen voor de mobiliteit van jonge afgestudeerden. Wanneer een afgestudeerde derhalve een beroepsstage voltooit in een andere lidstaat, moet de stage al zodanig worden erkend wanneer de afgestudeerde probeert toegang te krijgen tot een gereglementeerd beroep in zijn lidstaat van oorsprong. De erkenning van een beroepsstage die is voltooid in een andere lidstaat moet gebaseerd zijn op een duidelijke schriftelijke omschrijving van de leerdoelen en toegewezen taken, te bepalen door de supervisor van de stagiair in de ontvangende lidstaat. De lidstaten moeten bij de behandeling van een verzoek om toegang te krijgen tot een gereglementeerd beroep rekening houden met beroepsstages die zijn voltooid in derde landen. |
(28) |
Richtlijn 2005/36/EG voorziet in een stelsel van nationale contactpunten. Door de inwerkingtreding van Richtlijn 2006/123/EG betreffende de invoering van éénloketsystemen op grond van deze richtlijn bestaat een gevaar van overlapping. Daarom moeten de bij Richtlijn 2005/36/EG ingestelde nationale contactpunten worden uitgebouwd tot assistentiecentra waarvan de activiteiten zich toespitsen op het verstrekken van advies en bijstand aan burgers, onder meer tijdens persoonlijke ontmoetingen, om ervoor te zorgen dat de dagelijkse toepassing van de internemarktregels in complexe specifieke situaties van burgers op nationaal niveau wordt opgevolgd. Het is de bedoeling dat de assistentiecentra zo nodig samenwerken met de bevoegde autoriteiten en assistentiecentra in andere lidstaten. Met betrekking tot de Europese beroepskaart dienen de lidstaten vrij te kunnen beslissen of de assistentiecentra optreden als bevoegde autoriteit in de lidstaat van oorsprong dan wel de ter zake bevoegde autoriteit ondersteunen bij de behandeling van aanvragen voor een Europese beroepskaart en de verwerking van het binnen het Informatiesysteem interne markt (IMI) aangemaakte individuele dossier van de aanvrager (IMI-bestand). Wanneer het betrokken beroep in het kader van het vrij verrichten van diensten in de lidstaat van oorsprong niet is gereglementeerd, kunnen de assistentiecentra ook deelnemen aan de uitwisseling van informatie waarin is voorzien ten behoeve van de administratieve samenwerking. |
(29) |
Deze richtlijn draagt bij tot het waarborgen van een hoog niveau van gezondheids- en consumentenbescherming. Richtlijn 2005/36/EG bevat reeds gedetailleerde verplichtingen tot uitwisseling van informatie tussen de lidstaten. Deze verplichtingen moeten nog worden verzwaard. Voortaan moeten de lidstaten niet alleen reageren op aanvragen om informatie, maar hun bevoegde autoriteiten moeten binnen de grenzen van hun bevoegdheden ook gemachtigd zijn om de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten proactief te waarschuwen voor beroepsbeoefenaren die niet langer het recht hebben om hun beroep uit te oefenen. Voor beroepen in de gezondheidszorg die vallen onder Richtlijn 2005/36/EG, is een specifiek waarschuwingsmechanisme noodzakelijk. Dit moet ook gelden voor dierenartsen, alsook voor beroepsbeoefenaren die activiteiten uitoefenen in de onderwijssector waar met minderjarigen wordt gewerkt, inclusief medewerkers in de kinderopvang en het voor- en vroegschoolse onderwijs. Deze waarschuwingsverplichting moet alleen gelden voor lidstaten waar deze beroepen gereglementeerd zijn. Aan alle lidstaten moet een waarschuwing worden afgegeven wanneer een beroepsbeoefenaar als gevolg van een tuchtrechtelijke maatregel of strafrechtelijke veroordeling het recht verliest om — zelfs al is het maar tijdelijk — zijn beroepsactiviteiten in een lidstaat uit te oefenen. De waarschuwing moet alle beschikbare informatie bevatten over de bepaalde of onbepaalde periode waarop de beperking of het verbod betrekking heeft. Deze waarschuwing moet worden geactiveerd via IMI, ongeacht of de beroepsbeoefenaar rechten heeft uitgeoefend krachtens Richtlijn 2005/36/EG of de erkenning van zijn beroepskwalificaties heeft aangevraagd via de uitgifte van een Europese beroepskaart of een andere in die richtlijn vastgelegde methode. De waarschuwingsprocedure moet in overeenstemming zijn met het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens en andere grondrechten. De waarschuwingsprocedure mag niet de vervanging of aanpassing beogen van eventuele afspraken tussen de lidstaten inzake samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Van de krachtens Richtlijn 2005/36/EG bevoegde autoriteiten mag niet worden verlangd dat zij aan deze samenwerking bijdragen middels waarschuwingen bepaald in die richtlijn. |
(30) |
Een van de grootste problemen waarmee een burger die in een andere lidstaat wil gaan werken, geconfronteerd wordt, is de complexiteit van en de onzekerheid over de administratieve procedures die gevolgd moeten worden. Richtlijn 2006/123/EG verplicht de lidstaten al om gemakkelijke toegang te bieden tot informatie en afhandeling van procedures via de één-loketten. Burgers die hun beroepskwalificaties krachtens Richtlijn 2005/36/EG erkend willen zien, kunnen al een beroep doen op de één-loketten indien ze onder Richtlijn 2006/123/EG vallen. Werkzoekenden en op het gebied van de gezondheidszorg werkzaam personeel vallen echter niet onder Richtlijn 2006/123/EG en de beschikbare informatie blijft schaars. Deze informatie moet daarom vanuit het perspectief van de gebruiker gepreciseerd worden en ze moet ook gemakkelijk beschikbaar zijn. Belangrijk is eveneens dat de lidstaten niet alleen verantwoordelijkheid op nationaal niveau nemen, maar ook samenwerken met elkaar en met de Commissie om ervoor te zorgen dat beroepsbeoefenaren in de hele Europese Unie gemakkelijke toegang tot gebruiksvriendelijke en meertalige informatie hebben en de procedures via de één-loketten of de betrokken bevoegde autoriteiten gemakkelijk kunnen afhandelen. Er moeten links beschikbaar worden gesteld naar andere websites, zoals de portaalsite Uw Europa. |
(31) |
Teneinde bepaalde niet-essentiële onderdelen van Richtlijn 2005/36/EG aan te vullen of te wijzigen moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot het actualiseren van de kennis en vaardigheden bedoeld in artikel 21, lid 6, het actualiseren van bijlage I, het actualiseren en nader omschrijven van de lijst van werkzaamheden opgenomen in bijlage IV, de aanpassingen van de punten 5.1.1 tot 5.1.4, 5.2.2, 5.3.2, 5.3.3, 5.4.2, 5.5.2, 5.6.2 en 5.7.1 van bijlage V, de aanpassing van de minimale opleidingsduur voor medische specialisten en tandartsen, de opneming van nieuwe medische specialismen in punt 5.1.3 van bijlage V, de wijzigingen aan de lijst zoals uiteengezet in de punten 5.2.1, 5.3.1, 5.4.1, 5.5.1 en 5.6.1 van bijlage V, de invoeging van nieuwe tandheelkundige specialismen in punt 5.3.3 van bijlage V, en het nader bepalen van de toepassingsvoorwaarden voor zowel de gemeenschappelijke opleidingskaders als de gemeenschappelijke opleidingsproeven. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. |
(32) |
Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/36/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (11). |
(33) |
Wegens de technische aard van die uitvoeringshandelingen moet de onderzoeksprocedure worden toegepast voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen betreffende de invoering van de Europese beroepskaart voor bepaalde beroepen, het formaat van de Europese beroepskaart, de verwerking van schriftelijke aanvragen, de vertalingen die door de aanvrager moeten worden verstrekt om een aanvraag voor een Europese beroepskaart te ondersteunen, de gegevens betreffende de krachtens Richtlijn 2005/36/EG vereiste documenten om een volledige aanvraag te kunnen indienen, de procedures betreffende de manier waarop betalingen voor die kaart kunnen worden verricht en verwerkt, de regels omtrent de vraag hoe, wanneer en voor welke documenten de bevoegde autoriteiten voor het betreffende beroep voor eensluidend gewaarmerkte afschriften kunnen verlangen, de technische specificaties en de maatregelen die nodig zijn om de integriteit, vertrouwelijkheid en nauwkeurigheid van de informatie op de Europese beroepskaart en in het IMI-bestand te waarborgen, de voorwaarden en procedures voor de afgifte van een Europese beroepskaart, de regels betreffende de voorwaarden voor toegang tot het IMI-bestand, de technologische middelen en de procedures voor de verificatie van de authenticiteit en de geldigheid van een Europese beroepskaart en de toepassing van het waarschuwingsmechanisme, de onderzoeksprocedure worden toegepast. |
(34) |
De Commissie dient door middel van uitvoeringshandelingen en, gezien de bijzondere kenmerken daarvan, zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te passen, te besluiten tot afwijzing van de vereiste actualisering van bijlage I indien niet aan de voorwaarden van Richtlijn 2005/36/EG is voldaan, de betrokken lidstaat te verzoeken af te zien van toepassing van de afwijking wat betreft de keuze tussen de aanpassingsstage en de proeve van bekwaamheid indien die afwijking inopportuun of niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, de verzoeken tot wijziging van de punten 5.1.1 tot en met 5.1.4, 5.2.2, 5.3.2, 5.3.3, 5.4.2, 5.5.2, 5.6.2 of 5.7.1 van bijlage V te verwerpen indien de voorwaarden van Richtlijn 2005/36/EG niet zijn vervuld, een lijst op te maken van de nationale beroepskwalificaties en de nationale beroepstitels die in aanmerking komen voor automatische erkenning uit hoofde van het gemeenschappelijk opleidingskader, een lijst op te maken van de lidstaten waar de gemeenschappelijke opleidingsproeven moeten worden georganiseerd, van de frequentie in een kalenderjaar en andere regelingen die nodig zijn voor het organiseren van gemeenschappelijke opleidingsproeven, en toe te staan dat de betrokken lidstaat gedurende een beperkte periode afwijkt van de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2005/36/EG. |
(35) |
Gezien de positieve ervaringen met de in Richtlijn 2006/123/EG vastgelegde wederzijdse beoordeling moet een soortgelijk beoordelingssysteem worden opgenomen in Richtlijn 2005/36/EG. De lidstaten moeten meedelen welke beroepen gereglementeerd zijn en waarom, en moeten hun bevindingen onder elkaar bespreken. Een dergelijk systeem zou bijdragen tot meer transparantie op de professioneledienstenmarkt. |
(36) |
De Commissie moet te zijner tijd de regeling beoordelen voor de erkenning van opleidingstitels van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger die in Roemenië zijn afgegeven. Deze beoordeling moet gebaseerd zijn op de resultaten van een speciaal moderniseringsprogramma dat door Roemenië moet worden opgezet conform zijn nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en waarvoor het moet samenwerken met andere lidstaten en met de Commissie. Dit speciale moderniseringsprogramma moet ten doel hebben de deelnemers in staat te stellen hun beroepskwalificaties te verbeteren om met succes te kunnen voldoen aan alle minimumopleidingseisen waarin Richtlijn 2005/36/EG voorziet. |
(37) |
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, met name de rationalisering, vereenvoudiging en verbetering van de regels voor de erkenning van beroepskwalificaties, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat dit onvermijdelijk zou uitmonden in verschillende vereisten en procedures die de regelgeving ingewikkelder zouden maken en ongerechtvaardigde obstakels voor de mobiliteit van beroepsbeoefenaren zouden opwerpen, maar vanwege samenhang, transparantie en compatibiliteit beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(38) |
In overeenstemming met de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (12), hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd. |
(39) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (13) en heeft op 8 maart 2012 een advies uitgebracht (14). |
(40) |
Richtlijn 2005/36/EG en Verordening (EU) nr. 1024/2012 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2005/36/EG
Richtlijn 2005/36/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd: „Deze richtlijn stelt ook de regels vast voor de gedeeltelijke toegang tot een gereglementeerd beroep alsook voor de erkenning van een beroepsstage die in een andere lidstaat is volbracht.”. |
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 4 bis Europese beroepskaart
Ten behoeve van vestiging verleent de afgifte van een Europese beroepskaart geen automatisch recht om een bepaald beroep uit te oefenen als er in de ontvangende lidstaat al registratievoorschriften of andere controleprocedures gelden voordat de Europese beroepskaart voor dat beroep wordt ingevoerd.
De invoering van een Europese beroepskaart voor een bepaald beroep door vaststelling van relevante, in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen is onderworpen aan alle volgende voorwaarden:
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 4 ter Aanvraag van een Europese beroepskaart en aanmaak van een IMI-bestand
In voorkomend geval verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong eventueel daartoe uit hoofde van deze richtlijn benodigde attesten. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong gaat na of de aanvrager legaal in de lidstaat van oorsprong gevestigd is en of alle benodigde documenten die in de lidstaat van oorsprong zijn afgegeven geldig en authentiek zijn. Indien hierover gegronde twijfel bestaat, raadpleegt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong een daartoe bevoegde instantie en kan zij de aanvrager om voorlegging van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van documenten verzoeken. Indien eenzelfde aanvrager meerdere aanvragen doet, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van oorsprong en de ontvangende lidstaten geen nieuwe indiening verlangen van documenten die al in het IMI-bestand zijn opgenomen en nog steeds geldig zijn.
Artikel 4 quater Europese beroepskaart voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten die niet onder artikel 7, lid 4, vallen
Artikel 4 quinquies Europese beroepskaart voor vestiging en voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten zoals bedoeld in artikel 7, lid 4
De ontvangende lidstaat heeft de mogelijkheid om de in de leden 2 en 3 bedoelde termijnen voor de automatische afgifte van de Europese beroepskaart met twee weken te verlengen. Hij licht de reden voor de verlenging nader toe en stelt de aanvrager daarvan in kennis. Een dergelijke verlenging kan eenmaal en alleen wanneer het strikt noodzakelijk is worden herhaald, met name om redenen die verband houden met de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten.
Artikel 4 sexies Verwerking van en toegang tot gegevens met betrekking tot de Europese beroepskaart
In geval van een verzoek tot verwijdering van een IMI-bestand dat is gekoppeld aan een Europese beroepskaart die met het oog op vestiging of de tijdelijke en incidentele verrichting van diensten op grond van artikel 7, lid 4, is afgegeven, verschaffen de bevoegde autoriteiten van de betrokken ontvangende lidstaat de houder van de beroepskwalificaties een attest waaruit blijkt dat zijn beroepskwalificaties worden erkend.
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen regels vast inzake de toegang tot het IMI-bestand, de technische middelen en de procedures voor de in de eerste alinea bedoelde controle. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 4 septies Gedeeltelijke toegang
Voor de toepassing van punt c) dient de bevoegde autoriteit van de ontvangende lidstaat rekening te houden met de vraag of de beroepsactiviteit autonoom in de lidstaat van oorsprong kan worden uitgeoefend.
|
6) |
In artikel 5, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
|
7) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
In artikel 8 wordt lid 1 vervangen door: „1. De bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging in geval van gegronde twijfel verzoeken om alle informatie over de rechtmatigheid van de vestiging en het goede gedrag van de dienstverrichter, alsmede het ontbreken van eventuele tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen ter zake van de beroepsuitoefening. Indien de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat besluiten de beroepskwalificaties van de dienstverrichter te controleren, kunnen zij bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging informatie aanvragen over de opleidingscursussen van de dienstverrichter, voor zover dit nodig is voor het beoordelen van wezenlijke verschillen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen schaden. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging verstrekken deze informatie overeenkomstig artikel 56. In het geval van in de lidstaat van oorsprong niet-gereglementeerde beroepen kunnen de in artikel 57 ter bedoelde assistentiecentra deze informatie ook verstrekken.”. |
9) |
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
In artikel 12 wordt de eerste alinea vervangen door: „Met een opleidingstitel ter afsluiting van een in artikel 11 bedoelde opleiding, met inbegrip van het betrokken niveau, wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die, ofwel elk geheel van opleidingstitels dat, door een bevoegde autoriteit in een lidstaat is afgegeven, wanneer daarmee een in de Unie op voltijdse of deeltijdse basis zowel binnen als buiten formele programma’s gevolgde opleiding wordt afgesloten die door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend en de houder ervan dezelfde rechten inzake de toegang tot of de uitoefening van een beroep verleent, dan wel hem voorbereidt op de uitoefening van dat beroep.”. |
11) |
Artikel 13 wordt vervangen door: „Artikel 13 Voorwaarden inzake erkenning
De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels moeten worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen.
De bekwaamheidsattesten en opleidingstitels moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
De in de eerste alinea bedoelde beroepservaring van een jaar kan echter niet worden geëist wanneer de aanvrager met de opleidingstitel(s) waarover hij beschikt kan aantonen dat hij een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten.
|
12) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
Artikel 15 wordt geschrapt. |
14) |
Artikel 20 wordt vervangen door: „Artikel 20 Aanpassing van de lijsten van werkzaamheden in bijlage IV De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 57 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassing van de lijst van werkzaamheden van bijlage IV waarvoor overeenkomstig artikel 16 beroepservaring wordt erkend, met het oog op de actualisering of verduidelijking van de in bijlage IV opgesomde werkzaamheden, met name om het toepassingsgebied daarvan nader te specificeren en om rekening te houden met de laatste ontwikkelingen op het gebied van op werkzaamheden gebaseerde nomenclaturen, zonder dat dit het toepassingsgebied van de werkzaamheden binnen de afzonderlijke categorieën mag verkleinen of dat er een verschuiving van werkzaamheden mag plaatsvinden tussen de bestaande lijsten I, II en III van bijlage IV.”. |
15) |
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 21 bis Kennisgevingsprocedure
Voor de in afdeling 8 bedoelde opleidingstitels wordt de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving ook aan de andere lidstaten gericht.
|
17) |
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
18) |
In artikel 24 wordt lid 2 vervangen door: „2. De medische basisopleiding omvat in totaal ten minste vijf studiejaren, die eventueel ook mogen worden uitgedrukt in het daarmee overeenkomende equivalent in ECTS-studiepunten en bestaat uit ten minste 5 500 uur theoretisch en praktisch onderwijs aan een universiteit of onder toezicht van een universiteit. Voor beroepsbeoefenaren die vóór 1 januari 1972 met hun studie zijn begonnen, kan de in de eerste alinea bedoelde opleiding een praktische opleiding op universitair niveau van zes maanden omvatten, in de vorm van een voltijdse opleiding onder toezicht van de bevoegde autoriteiten.”. |
19) |
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
In artikel 26 wordt het tweede lid vervangen door: „De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 57 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen voor het toevoegen aan bijlage V, punt 5.1.3, van nieuwe medische specialismen die ten minste twee vijfden van de lidstaten gemeenschappelijk hebben, teneinde wijzigingen van nationale wetgeving naar behoren in acht te nemen en met het oog op het actualiseren van deze richtlijn.”. |
21) |
In artikel 27 wordt het volgende lid ingevoegd: „2 bis. Ook indien de bewuste opleiding niet voldoet aan alle in artikel 25 bedoelde opleidingseisen, erkennen de lidstaten niettemin de in bijlage V, punten 5.1.2 en 5.1.3, vermelde kwalificaties welke in Italië zijn behaald door gespecialiseerde artsen die na 31 december 1983 en vóór 1 januari 1991 met hun specialistenopleiding zijn begonnen, op voorwaarde dat de kwalificatie wordt ondersteund door een certificaat dat door de bevoegde Italiaanse autoriteiten is afgegeven en waaruit blijkt dat de betrokken arts tijdens de tien jaar die aan de toekenning van het certificaat zijn voorafgegaan gedurende ten minste zeven opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op een legale manier binnen hetzelfde specialistische vakgebied in Italië de activiteiten van medisch specialist heeft uitgeoefend.”. |
22) |
In artikel 28 wordt lid 1 vervangen door: „1. Voor de toelating tot de specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde moet een medische basisopleiding zoals bedoeld in artikel 24, lid 2, met goed gevolg zijn volbracht gedurende welke de leerling de vereiste medische basiskennis heeft verworven.”. |
23) |
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
|
24) |
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
Artikel 33 bis wordt vervangen door: „33 bis. Ten aanzien van de Roemeense opleidingstitels van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger geldt dat uitsluitend de hierna genoemde bepalingen van toepassing zijn op verworven rechten: In het geval van onderdanen van lidstaten die in Roemenië zijn opgeleid als verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger en wier opleiding niet voldoet aan de in artikel 31 neergelegde minimumopleidingseisen, erkennen de lidstaten de volgende opleidingstitels van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger als genoegzaam bewijs, mits deze titels vergezeld gaan van een certificaat waarin wordt bevestigd dat de betrokken onderdanen van lidstaten daadwerkelijk en op legale wijze de werkzaamheden van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger in Roemenië hebben uitgeoefend, waaronder de volledige verantwoordelijkheid voor de planning, organisatie en uitvoering van de verpleging van patiënten, en wel gedurende een periode van minstens drie opeenvolgende jaren tijdens de vijf jaar voorafgaand aan de datum van afgifte van het certificaat:
|
26) |
In artikel 34 wordt lid 2 vervangen door: „2. De basisopleiding tandheelkunde duurt in totaal ten minste vijf jaar, eventueel aanvullend uitgedrukt in het equivalente aantal ECTS-studiepunten, bestaat uit ten minste 5 000 uur voltijdse theoretische en praktische opleiding aan een universiteit, aan een instelling voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau of onder toezicht van een universiteit en omvat ten minste het in bijlage V, punt 5.3.1, opgenomen studieprogramma. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 57 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de lijst in bijlage V, punt 5.3.1, aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. De in de tweede alinea bedoelde wijzigingen mogen voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande essentiële rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden. Deze aanpassingen laten de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de organisatie van de onderwijsstelsels als neergelegd in artikel 165, lid 1, VWEU onverlet.”. |
27) |
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
|
28) |
In artikel 37 worden de volgende leden toegevoegd: „3. Met betrekking tot de opleidingstitels van beoefenaren der tandheelkunde moeten de lidstaten dergelijke titels overeenkomstig artikel 21 erkennen in gevallen waarin de aanvragers met hun opleidingen zijn begonnen vóór 18 januari 2016.
Uit dit certificaat moet blijken dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
29) |
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
|
30) |
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
|
31) |
In artikel 41 wordt lid 1 vervangen door: „1. De in bijlage V, punt 5.5.2, bedoelde opleidingstitels van verloskundige worden overeenkomstig artikel 21 automatisch erkend indien zij aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
|
32) |
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
|
33) |
In artikel 44 wordt lid 2 vervangen door: „2. De opleidingstitel van apotheker vormt de afsluiting van een opleiding van ten minste vijf jaar, eventueel aanvullend uitgedrukt in het equivalente aantal ECTS-studiepunten, waarvan ten minste:
De in dit lid bedoelde studiecyclus omvat ten minste het in bijlage V, punt 5.6.1, opgenomen studieprogramma. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 57 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst in bijlage V, punt 5.6.1, teneinde deze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, inclusief de ontwikkeling van de farmacologische praktijk. De in de tweede alinea bedoelde wijzigingen mogen voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande essentiële rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden. Deze aanpassingen laten de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de organisatie van de onderwijsstelsels als neergelegd in artikel 165, lid 1, VWEU onverlet.”. |
34) |
In artikel 45 wordt lid 2 vervangen door: „2. De lidstaten dragen er zorg voor dat de houders van een opleidingstitel op het terrein van de farmacie van universitair niveau of een als gelijkwaardig erkend niveau, die voldoet aan de in artikel 44 gestelde voorwaarden, ten minste gerechtigd zijn tot de toegang tot en de uitoefening van de hierna bedoelde werkzaamheden, onder voorbehoud, in voorkomend geval, van de eis van aanvullende beroepservaring:
|
35) |
Artikel 46 wordt vervangen door: „Artikel 46 Opleiding tot architect
|
36) |
Artikel 47 wordt vervangen door: „Artikel 47 Afwijkingen van de eisen inzake de opleiding tot architect In afwijking van artikel 46 wordt, in het kader van de sociale verheffing of van deeltijdse universitaire studies, eveneens als beantwoordend aan artikel 21 erkend: de opleiding die voldoet aan de eisen van artikel 46, lid 2, en die wordt afgesloten met een examen in de architectuur dat met goed gevolg is afgelegd door een beroepsbeoefenaar die al zeven jaar of langer op het gebied van de architectuur werkzaam is onder toezicht van een architect of een architectenbureau. Dit examen moet op universitair niveau staan en gelijkwaardig zijn aan het in artikel 46, lid 1, onder b), bedoelde afsluitende examen.”. |
37) |
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
|
38) |
In titel III wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd: „Hoofdstuk III bis Automatische erkenning op basis van gemeenschappelijke opleidingsbeginselen Artikel 49 bis Gemeenschappelijk opleidingskader
De Commissie kan een uitvoeringshandeling vaststellen om een lijst op te maken van de nationale beroepskwalificaties en de nationale beroepstitels die krachtens het overeenkomstig lid 4 vastgestelde gemeenschappelijk opleidingskader automatisch erkend worden.
Artikel 49 ter Gemeenschappelijke opleidingsproeven
De Commissie kan een uitvoeringshandeling vaststellen om een lijst op te maken van de lidstaten waar de overeenkomstig lid 4 goedgekeurde gemeenschappelijke opleidingsproeven zullen worden georganiseerd, van de frequentie in een kalenderjaar en andere regelingen die nodig zijn voor het organiseren van gemeenschappelijke opleidingsproeven in alle lidstaten. |
39) |
In artikel 50 worden de volgende leden ingevoegd: „3 bis. In geval van gegronde twijfel kan de ontvangende lidstaat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een bevestiging verzoeken dat de aanvrager geen tijdelijk of permanent verbod heeft tot beroepsuitoefening als gevolg van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke veroordelingen die betrekking hebben op de uitoefening van een van zijn beroepsactiviteiten. 3 ter. Uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten krachtens dit artikel vindt plaats via het Informatiesysteem interne markt (IMI).”. |
40) |
In artikel 52 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. Een lidstaat mag het voeren van de beroepstitel niet voorbehouden aan de houders van de beroepskwalificaties indien deze lidstaat heeft nagelaten de Commissie en de andere lidstaten overeenkomstig artikel 3, lid 2, in kennis te stellen van de vereniging of organisatie.”. |
41) |
Artikel 53 wordt vervangen door „Artikel 53 Talenkennis
Er mogen slechts controles worden uitgevoerd na de afgifte van een Europese beroepskaart overeenkomstig lid 4 quinquies of, in voorkomend geval, na de erkenning van een beroepskwalificatie.
|
42) |
In titel IV wordt het volgende artikel ingevoegd: „Artikel 55 bis Erkenning van beroepsstages
|
43) |
De titel van titel V wordt vervangen door: |
44) |
Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:
|
45) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 56 bis Waarschuwingsmechanisme
|
46) |
Artikel 57 wordt vervangen door: „Artikel 57 Centrale online toegang tot informatie
|
47) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 57 bis Elektronische procedures
Artikel 57 ter Assistentiecentra
Artikel 57 quater Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
|
48) |
Artikel 58 wordt vervangen door: „Artikel 58 Comitéprocedure
|
49) |
Artikel 59 wordt vervangen door: „Artikel 59 Transparantie
|
50) |
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
|
51) |
In artikel 61 wordt het tweede lid vervangen door: „In voorkomend geval stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast om de betrokken lidstaat toe te staan gedurende een bepaalde periode af te wijken van de toepassing van de desbetreffende bepaling.”. |
52) |
De bijlagen II en III worden geschrapt. |
53) |
In punt 1 van bijlage VII wordt de volgende letter toegevoegd:
|
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012
Punt 2 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 wordt vervangen door:
„2. |
Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (24): de artikelen 4 bis tot en met 4 sexies, artikel 8, artikel 21 bis, artikel 50, artikel 56 en artikel 56 bis. |
Artikel 3
Omzetting
-
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 januari 2016 aan deze richtlijn te voldoen.
-
2.Lidstaten die op 17 januari 2014 krachtens artikel 40, lid 2, van Richtlijn 2005/36/EG voor mogelijkheid I toegang tot de opleiding tot verloskundige bieden na het doorlopen van ten minste tien jaar algemene schoolopleiding, doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 januari 2020 te voldoen aan de toegangsvoorwaarden voor de opleiding tot verloskundige overeenkomstig artikel 40, lid 2, onder a), van die richtlijn.
-
3.De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen.
-
4.Wanneer de lidstaten de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
5.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 5
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 20 november 2013.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
V.LEŠKEVIČIUS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 9 oktober 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 15 november 2013.
Verklaring van de Commissie
De Commissie zal bij de voorbereiding van de in artikel 57 quater, lid 2, genoemde gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad, en ruim van te voren passende en transparante raadplegingen houden, in het bijzonder met de deskundigen van bevoegde autoriteiten en instanties, beroepsverenigingen en onderwijsinstelling van alle lidstaten, en in voorkomend geval met deskundigen van de sociale partners.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.