Verordening 2011/286 - Wijziging van Verordening 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang
Inhoudsopgave van deze pagina:
30.3.2011 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 83/1
II (Niet-wetgevingshandelingen)
VERORDENING (EU) nr. 286/2011 van de Commissie van 10 maart 2011
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, met het oog op de aanpassing aan de
technische en wetenschappelijke vooruitgang
(Voor de EER relevante tekst)
derde herziene uitgave van het GHS is in december 2008 goedgekeurd door de VN-commissie van deskundigen voor het vervoer van gevaarlijke goederen en het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (UNCETDG/GHS). Die uitgave bevat onder andere wijzigingen in de bepalingen voor het toe-kennen van gevarenaanduidingen en de etikettering van kleine verpakkingen, nieuwe subcategorieen voor luchtweg- en huidsensibilisatie, een herziening van de indelingscriteria voor gevaren op lange termijn (chronische toxiciteit) voor het aquatisch milieu en een nieuwe geva-renklasse voor stoffen en mengsels die gevaarlijk zijn voor de ozonlaag. De technische bepalingen en criteria in de bij-lagen bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 moeten daarom aan de derde herziene uitgave van het GHS worden aangepast.
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (1), en met name artikel 53,
Overwegende hetgeen volgt:
|
|
|
|
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd:
„e) Indien het gevarenpictogram „GHS02” of „GHS06” van toepassing is, is het gebruik van het gevarenpictogram „GHS04” facultatief.”.
|
Artikel 2 Overgangsbepalingen
Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is voor stoffen van toepassing met ingang van 1 december 2012 en voor mengsels met ingang van 1 juni 2015. |
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 maart 2011.
Voor de Commissie De voorzitter Jose Manuel BARROSO
BIJLAGE I
-
A.Bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd:
-
1)In punt 1.1.2.2.2 komt de opmerking onder tabel 1.1 als volgt te luiden:
„Noot:
De algemene ondergrenzen zijn uitgedrukt in gewichtspercenten, behalve bij gasmengsels voor gevarenklassen waarbij de algemene ondergrenzen het best in volumepercenten kunnen worden uitgedrukt.”.
-
2)In punt 1.1.3.1 wordt het begin van de eerste zin vervangen door „Indien een getest mengsel”.
-
3)De punten 1.1.3.2, 1.1.3.3 en 1.1.3.4 komen als volgt te luiden:
„1.1.3.2. Productiepartijen
Er kan van uit worden gegaan dat de gevarencategorie van een geteste productiepartij van een mengsel in wezen gelijkwaardig is aan die van een andere, ongeteste productiepartij van hetzelfde handels-product die door of onder toezicht van dezelfde leverancier is vervaardigd, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat er zodanige significante afwijkingen zijn dat de gevarenindeling van de ongeteste par-tij is gewijzigd. In dat geval is een nieuwe beoordeling noodzakelijk.
1.1.3.3. Concentratie van zeer gevaarlijke mengsels
Bij de indeling van mengsels die onder de punten 3.1, 3.2, 3.3, 3.8, 3.9, 3.10 en 4.1 vallen, wordt, indien een getest mengsel in de hoogste gevarencategorie of -subcategorie is ingedeeld en de concentratie van de bestanddelen van het geteste mengsel die in die categorie of subcategorie zijn ingedeeld wordt ver-hoogd, het resulterende ongeteste mengsel in dezelfde categorie of -subcategorie ingedeeld, zonder dat aanvullende tests worden verricht.
1.1.3.4. Interpolatie binnen een toxiciteitscategorie
Bij de indeling van mengsels die onder de punten 3.1, 3.2, 3.3, 3.8, 3.9, 3.10 en 4.1 vallen, wordt, in geval van drie mengsels (A, B en C) met identieke bestanddelen, waarvan de mengsels A en B getest zijn en tot dezelfde gevarencategorie behoren en het ongeteste mengsel C dezelfde gevaarlijke bestanddelen bevat als de mengsels A en B, in concentraties die tussen de concentraties van die gevaarlijke bestand-delen in de mengsels A en B liggen, mengsel C geacht tot dezelfde gevarencategorie te behoren als A en B.”
-
4)In punt 1.1.3.5 komt de laatste zin als volgt te luiden:
„Indien een van de mengsels i) of ii) al op basis van testgegevens is ingedeeld, wordt het andere mengsel in dezelfde gevarencategorie ingedeeld.”.
-
5)De punten 1.2, 1.2.1, 1.2.1.1, 1.2.1.2 en 1.2.1.3 komen als volgt te luiden:
1.2.1. Algemene voorschriften voor het aanbrengen van etiketten krachtens artikel 31
1.2.1.1. De gevarenpictogrammen hebben de vorm van een vierkant op zijn punt.
1.2.1.2. Voor de in bijlage V vermelde gevarenpictogrammen wordt een zwart symbool op een witte achter-grond gebruikt in een rood kader dat groot genoeg is om duidelijk zichtbaar te zijn.
1.2.1.3. Elk gevarenpictogram beslaat ten minste een vijftiende deel van de minimumoppervlakte van het etiket die bestemd is voor de krachtens artikel 17 vereiste informatie. De oppervlakte van elk gevarenpictogram is niet minder dan 1 cm2.
1.2.1.4. De afmetingen van het etiket en van elk pictogram zijn als volgt:
Tabel 1.3
Minimumafmetingen van de etiketten en pictogrammen
Inhoud van de verpakking |
Afmetingen van het etiket (in mm) voor de krachtens artikel 17 vereiste informatie |
Afmetingen van elk pictogram (in mm) |
Niet meer dan 3 l: |
zo mogelijk ten minste 52 * 74 |
niet kleiner dan 10 * 10 zo mogelijk ten minste 16 * 16 |
Meer dan 3 l, maar niet meer dan 50 l: |
ten minste 74 * 105 |
ten minste 23 * 23 |
Meer dan 50 l, maar niet meer dan 500 l: |
ten minste 105 * 148 |
ten minste 32 * 32 |
Meer dan 500 l: |
ten minste 148 * 210 |
ten minste 46 * 46” |
-
6)De inleidende zin van punt 1.5.2.1.3 komt als volgt te luiden:
„De pictogrammen, signaalwoorden, gevarenaanduidingen en voorzorgsmaatregelen die aan de volgende geva-rencategorieen verbonden zijn, mogen uit de krachtens artikel 17 vereiste etiketteringselementen worden weggelaten:”.
-
7)Punt 1.5.2.2, onder b), komt als volgt te luiden:
„b) wanneer de inhoud van de oplosbare verpakking in uitsluitend een of meer van de bij punt 1.5.2.1.1, onder b), 1.5.2.1.2, onder b), of 1.5.2.1.3, onder b), vermelde gevarencategorieen is ingedeeld, en”.
-
B.Bijlage I, deel 2, bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd:
-
1)Punt 2.1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)de voetnoot onder figuur 2.1.1 komt als volgt te luiden:
„(*) Zie UN Recommendations on the Transport of Dangerous Goods, Model Regulations, 16e herziene uit-gave, punt 2.1.2.”;
-
b)figuur 2.1.3 wordt vervangen door:
„Figuur 2.1.3
Procedure voor het indelen van ontplofbare stoffen in een subklasse (vervoersklasse 1)
VOORLOPIG IN DEZE KLASSE GEACCEPTEERD VOORWERP OF STOF
(uit figuur 2.1.2)
Is het voor we rp een kandidaat voor subklasse 1.6?
Is de stof
een kandidaat voor subklasse 1.5?
De stof
verpakken
TESTREEKS6
TESTREEKS 7
TESTREEKS 5
Nee
-
/Is het een \ extreem weinig gevoelig s. voor we rp? y
Nee
Is het een \ zeer weinig ge voelige ontplofbare stof met gevaar voor \massaexpk>sie? /
Nee
Nee
-
/Zou het gevaar N de brandbestrijding in de onmiddellijke omgeving \ hinderen? /
Nee
-
/Is het \ belangnjkste gevaar gevaarlijke scherlwerking?
het belangrijkste
^ gevaar warmtestraling erVoiS, heftige brand maar zon der gevaar voor gevaarlijke
"N. luchtdrukwerking y/ ^Xof scherfwerking?/'^
Nee
^ Zijn er ^
gevaarlijke effecten buiten het
\ collo? /
Nee
Is de x. stof/het voorwerp \ vervaardigd om een praktisch explosief of pyrotechnisch effect 'v teweeg te brengen? /
y/ Is het / product een per ^ definitie uitgesloten voorwerp? N. (zie 2.1.1.2 b)) /
Nee
SUBKLASSE 1.4
SEEN
ONTPL STOF
SUBKLASSE
SUBKLASSE
Sompatitxlitertsgroep S
SUBKLASSE 1 .4 Andere
compatibiliteitsgroepen
danS
SUBKLASSE
1.3
SUBKLASSE
SUBKLASSE
-
c)figuur 2.1.4 wordt vervangen door:
„Figuur 2.1.4
-
2)In punt 2.1.4.2 komt de noot als volgt te luiden:
„Noot
Als de exotherme ontledingsenergie van organische materialen lager is dan 800 J/g, is geen test op detonatie-voortplanting (reeks 1, type a) en geen test op gevoeligheid voor detonatieschok (reeks 2, type a) vereist. Voor organische stoffen en mengsels van organische stoffen met een ontledingsenergie van 800 J/g of meer hoeven de tests 1 a) en 2 a) niet uitgevoerd te worden als het resultaat van de ballistische-mortiertest Mk.IIId test (F.1) of de ballistische-mortiertest (F.2) of de BAM Trauzl-test (F.3) met inleiding door een standaarddetonator nr. 8 „neen” is (zie appendix 1 van het UN RTDG, Manual of Tests and Criteria). In dat geval worden de resultaten van test 1 a) en 2 a) geacht „—” te zijn”.
-
3)In punt 2.2.2.1 komt de noot onder tabel 2.2.1 als volgt te luiden: „Noot:
Aerosolen worden niet als ontvlambare gassen ingedeeld; zie punt 2.3.”.
-
4)In punt 2.3.2.1 wordt de noot als volgt vervangen:
„Noot 1
Onder ontvlambare bestanddelen worden niet verstaan pyrofore, voor zelfverhitting vatbare of met water reage-rende stoffen en mengsels, omdat dergelijke bestanddelen nooit in aerosolen worden gebruikt.
Noot 2
Ontvlambare aerosolen vallen niet tevens onder punt 2.2 (ontvlambare gassen), 2.6 (ontvlambare vloeistoffen) of 2.7 (ontvlambare vaste stoffen).”.
-
5)In punt 2.3.2.2 wordt na de alinea de volgende noot ingevoegd:
„Noot
Aerosolen waarop de indelingsprocedures voor ontvlambaarheid van dit punt niet zijn toegepast, worden ingedeeld als ontvlambare aerosolen van categorie 1.”.
-
6)In punt 2.4.2.1 komt de nota onder tabel 2.4.1 als volgt te luiden:
„Noot
Onder „gassen die de verbranding van ander materiaal in grotere mate veroorzaken of bevorderen dan lucht” wordt verstaan zuivere gassen of gasmengsels met een oxiderende kracht groter dan 23,5 %, vastgesteld volgens een methode gespecificeerd in ISO 10156, gewijzigd, of 10156-2, gewijzigd.”.
-
7)In punt 2.5.3 wordt onder tabel 2.5.2 de volgende noot ingevoegd:
„Noot
Pictogram GHS04 is niet vereist voor gassen onder druk die voorzien zijn van pictogram GHS02 of pictogram GHS06.”.
-
8)In punt 2.6.2.1 wordt onder tabel 2.6.1 de volgende noot ingevoegd:
„Noot
Aerosolen worden niet als ontvlambare vloeistoffen ingedeeld; zie punt 2.3.”.
-
9)Punt 2.6.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)de eerste alinea komt als volgt te luiden:
„Bij mengsels (*) die bekende ontvlambare vloeistoffen bevatten in vastgestelde concentraties, hoewel zij ook niet-vluchtige bestanddelen, zoals polymeren of additieven kunnen bevatten, behoeft het vlampunt niet proefondervindelijk te worden bepaald als het volgens de methode in punt 2.6.4.3 berekende vlampunt van het mengsel ten minste 5 °C (“) hoger ligt dan dat van het desbetreffende indelingscriterium (23 °C respec-tievelijk 60 °C), en mits:
(*) Tot nu toe is de berekeningsmethode gevalideerd voor mengsels die maximum zes vluchtige bestanddelen bevatten. Deze bestanddelen kunnen ontvlambare vloeistoffen als koolwaterstoffen, ethers, alcohol en esters (behalve acrylaten) zijn en water. Zij is evenwel nog niet gevalideerd voor mengsels die gehalogeneerde zwavel- en/of fosforverbindingen, alsmede reactieve acrylaten bevatten.
(“) Als het berekende vlampunt minder dan 5 °C hoger ligt dan het geldende indelingscriterium, mag de berekeningsmethode niet worden gebruikt en moet het vlampunt proefondervindelijk worden bepaald.”;
-
b)onder b) worden aan het eind de woorden „van het mengsel” toegevoegd.
-
10)In punt 2.6.4.4, tabel 2.6.3, wordt de rij „British Standard Institute, BS 2000 Part 170, gewijzigd (identiek met EN ISO 13736)” geschrapt.
-
11)Punt 2.6.4.5 komt als volgt te luiden:
„2.6.4.5. Vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 35 °C maar niet hoger dan 60 °C behoeven niet in catego-rie 3 te worden ingedeeld indien test L.2 van de UN RDTG, Manual of Tests and Criteria, deel III, afde-ling 32, ter bepaling van het vermogen om verbranding te doorstaan, een negatief resultaat heeft opgeleverd.”.
-
12)Het volgende nieuwe punt 2.6.4.6 wordt ingevoegd:
„2.6.4.6. Mogelijke testmethoden voor het bepalen van het beginkookpunt van ontvlambare vloeistoffen zijn opgenomen in tabel 2.6.4.
Tabel 2.6.4
Methoden voor het bepalen van het beginkookpunt van ontvlambare vloeistoffen
Europese normen: |
EN ISO 3405, gewijzigd Aardolieproducten — Bepaling van de destillatiekromme bij atmosfe-rische druk |
EN ISO 3924, gewijzigd Aardolieproducten — Bepaling van de kooktrajectverdeling — Gaschromatografische methode |
|
EN ISO 4626, gewijzigd Vluchtige organische vloeistoffen — Bepaling van het kooktraject van als grondstof gebruikte organische oplosmiddelen |
|
Verordening (EG) nr. 440/2008 (*) |
Methode A.2 zoals beschreven in deel A van de bijlage bij Verorde-ning (EG) nr. 440/2008 |
-
13)In punt 2.7.2.3 wordt de noot onder tabel 2.7.1 als volgt vervangen:
Noot 1
De test wordt uitgevoerd op de stof of het mengsel in de aangeboden fysische vorm. Als een bepaalde chemische stof bijvoorbeeld voor levering of opslag wordt aangeboden in een andere fysische vorm dan die waarin zij is getest en het waarschijnlijk wordt geacht dat deze vorm gevolgen voor de resultaten van de stof in een indelingstest heeft, moet de stof ook in de nieuwe vorm worden getest.
Noot 2
Aerosolen worden niet als ontvlambare vaste stoffen ingedeeld; zie punt 2.3.”.
-
14)In punt 2.8.4.2, figuur 2.8.1, punten 7.4, 8.4 en 9.4, wordt het woord „Neen” vervangen door „Geen”.
-
15)Punt 2.11.1.2 komt als volgt te luiden:
„2.11.1.2. Zelfverhitting van een stof of mengsel is een proces waarbij door de geleidelijke reactie van die stof of dat mengsel met zuurstof (uit de lucht) warmteontwikkeling plaatsvindt. Indien de warmte sneller geproduceerd wordt dan zij wordt afgevoerd, stijgt de temperatuur van de stof of het mengsel, waar-door na zekere tijd zelfontsteking en verbranding kunnen optreden.”.
-
16)In punt 2.15.4.2, figuur 2.15.1, punten 7.4, 8.4 en 9.4, wordt het woord „Neen” vervangen door „Geen”.
-
C.Bijlage I, deel 3, bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd:
-
1)Punt 3.1.2.1 komt als volgt te luiden:
„3.1.2.1. Stoffen kunnen overeenkomstig de numerieke criteria in tabel 3.1.1 op basis van hun acute toxiciteit bij orale of dermale blootstelling of bij inademing in een van de vier toxiciteitscategorieen worden inge-deeld. De acute toxiciteit wordt uitgedrukt in een (approximatieve) LD50-waarde (oraal, dermaal) of LC50-waarde (inademing), dan wel in een ATE-waarde (acute toxiciteitsschattingen). De noten waar-naar in tabel 3.1.1 wordt verwezen, volgen na de tabel.
Tabel 3.1.1
Acute toxiciteitscategorieen en acute toxiciteitsschattingen (ATE) ter bepaling van de
respective categorieen
|
||||||||||||||||||||||||||||||
(*) Gasconcentraties worden uitgedrukt in volumedelen per miljoen (ppmV). |
Noten bij tabel 3.1.1:
-
a)De acute toxiciteitsschatting (ATE) voor de indeling van een stof wordt gebaseerd op de LD50/LC50-waarde, indien beschikbaar.
-
b)De acute toxiciteitsschatting (ATE) voor de indeling van een stof in een mengsel wordt gebaseerd op:
de LD50/LC50-waarde, indien beschikbaar,
— de conversiewaarde in tabel 3.1.2 voor de resultaten van een test naar het toxische bereik, of — de conversiewaarde in tabel 3.1.2 voor een indelingscategorie.
-
c)De algemene concentratiegrenzen voor toxiciteit bij inademing in de tabel zijn gebaseerd op een blootstelling gedurende 4 uur in een testopstelling. Bestaande gegevens over toxiciteit bij inademing die zijn verkregen bij blootstelling gedurende 1 uur, kunnen worden omgerekend door de waarden te delen door 2 (in geval van gassen en dampen) of 4 (in geval van stofdeeltjes en nevels).
-
d)Sommige stoffen worden niet in een atmosfeer van uitsluitend damp getest, maar in een mengsel van vloeistof- en dampfase. Andere stoffen worden getest in een atmosfeer bestaande uit een damp die zich bijna in de gasfase bevindt. Laatstgenoemde stoffen en mengsels worden als volgt op basis van hun concentratie ingedeeld: categorie 1 (100 ppmV), categorie 2 (500 ppmV), categorie 3 (2 500 ppmV), categorie 4 (20 000 ppmV).
De begrippen „stofdeeltjes”, „nevels” en „dampen” worden als volgt gedefinieerd:
— stofdeeltjes: vaste deeltjes van stoffen of mengsels die zijn gesuspendeerd in een gas (door-gaans lucht);
— nevels: vloeibare druppels van stoffen of mengsels die zijn gesuspendeerd in een gas (door-gaans lucht);
— dampen: de gasvorm van stoffen of mengsels die uit de vloeistof- of vaste fase zijn vrijgekomen.
Stofdeeltjes worden gewoonlijk met mechanische procedes gevormd. Nevels worden gewoonlijk gevormd door condensatie van oververzadigde dampen of fysieke verneveling van vloeistoffen. De grootte van stofdeeltjes en nevels ligt gewoonlijk tussen kleiner dan 1 en ongeveer 100 pm.”.
-
2)Punt 3.1.3.2 komt als volgt te luiden:
„3.1.3.2. Voor de indeling van mengsels op basis van hun acute toxiciteit wordt elke blootstellingsroute in aan-merking genomen; slechts een blootstellingsroute is echter noodzakelijk, mits deze route voor alle bestanddelen wordt gevolgd (op basis van schattingen of tests) en er geen relevante gegevens zijn die duiden op acute toxiciteit via meerdere blootstellingsroutes. Zijn er wel relevante gegevens die duiden op toxiciteit via meerdere blootstellingsroutes, dan wordt de indeling gebaseerd op alle toepasselijke blootstellingsroutes. Alle beschikbare informatie moet in aanmerking worden genomen. Het pictogram en het signaalwoord worden gekozen op basis van de ernstigste gevarencategorie en alle toepasselijke gevarenaanduidingen moeten worden gebruikt.”.
-
3)Aan punt 3.1.3.3 worden de punten c) en d) toegevoegd:
„c) als de omgerekende acute toxiciteitsschattingen voor alle bestanddelen van een mengsel in dezelfde catego-rie liggen, wordt het mengsel in die categorie ingedeeld;
-
d)als voor bestanddelen in een mengsel alleen gegevens over het toxische bereik (of informatie over de gevaren-categorie voor acute toxiciteit) beschikbaar zijn, mogen die aan de hand van tabel 3.1.2 in puntschattingen worden omgezet bij de berekening van de indeling van het nieuwe mengsel met de formules in de punten 3.1.3.6.1 en 3.1.3.6.2.3.”.
-
4)Punt 3.1.3.5.2 komt als volgt te luiden:
„3.1.3.5.2. Indien een getest mengsel wordt verdund met een verdunningsmiddel dat dezelfde toxiciteitsindeling heeft als het minst toxische oorspronkelijke bestanddeel, of een lagere indeling, en dat naar verwach-ting de toxiciteit van andere samenstellende stoffen niet beinvloedt, mag het nieuwe verdunde mengsel worden ingedeeld in dezelfde categorie als het oorspronkelijke geteste mengsel. Bij wijze van alternatief kan de in punt 3.1.3.6.1 beschreven formule worden gebruikt.”.
-
5)Punt 3.1.3.6.1 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)punt c) komt als volgt te luiden:
„c) bestanddelen waarvan de beschikbare gegevens afkomstig zijn van een limietdosistest (op de boven-grens voor categorie 4 voor de desbetreffende blootstellingsroute overeenkomstig tabel 3.1.1) en die daarbij niet acuut toxisch blijken te zijn, blijven buiten beschouwing.”;
-
b)de eerste zin na punt c) komt als volgt te luiden:
„De bestanddelen die overeenkomstig dit punt worden meegerekend, worden beschouwd als bestanddelen met een bekende acute toxiciteitsschatting (ATE). Zie noot b) bij tabel 3.1.1 en punt 3.1.3.3 voor een correct gebruik van de beschikbare gegevens in de onderstaande formule, alsmede punt 3.1.3.6.2.3.”.
-
6)In punt 3.1.3.6.2.1, onder a), komt voetnoot 1 als volgt te luiden:
„(1) Wanneer mengsels bestanddelen bevatten waarvoor geen acute toxiciteitsgegevens beschikbaar zijn voor elke blootstellingsroute, mogen de acute toxiciteitsschattingen uit de beschikbare gegevens geextrapoleerd en op de relevante routes toegepast worden (zie punt 3.1.3.2). In bijzondere wetgeving kunnen echter tests voor een specifieke route worden voorgeschreven. In dat geval wordt de indeling voor die route uitgevoerd over-eenkomstig de wettelijke voorschriften.”.
-
7)Punt 3.1.3.6.2.2 komt als volgt te luiden:
„3.1.3.6.2.2. Wanneer een bestanddeel waarover geen voor de indeling bruikbare informatie beschikbaar is, in een concentratie van ten minste 1 % in een mengsel wordt gebruikt, wordt geconcludeerd dat aan het mengsel geen definitieve acute toxiciteitsschatting kan worden toegekend. Het mengsel wordt dan uitsluitend op basis van de bekende bestanddelen ingedeeld, met de volgende toevoeging op het etiket en het veiligheidsinformatieblad: „het mengsel bestaat voor x procent uit een of meer bestanddelen waarvan de toxiciteit niet bekend is”.”.
-
8)In punt 3.1.3.6.2.3 komt de titel van tabel 3.1.2 als volgt te luiden:
„Omrekening van experimentele gegevens over het acute toxiciteitsbereik (of gevarencategorieen voor acute toxi-citeit) naar puntschattingen van de acute toxiciteit voor gebruik in de formules voor de indeling van mengsels”.
-
9)Aan punt 3.1.4.1 wordt de volgende zin toegevoegd:
„Onverminderd artikel 27 mogen gecombineerde gevarenaanduidingen worden gebruikt overeenkomstig bijlage III”.
-
10)In de tabellen 3.1.3, 3.2.5, 3.3.5, 3.4.4 en 3.8.4 wordt het pictogram met het uitroepteken vervangen door het volgende pictogram:
-
11)In punt 3.4.1.5 worden de woorden „Punt 3.4.4” vervangen door „Bijlage II, punt 2.8”.
-
12)In punt 3.4.1.6 wordt na „sensibilisatie van de luchtwegen” het woord „en” ingevoegd.
13)
De punten 3.
„3.4.2.
3.4.2.1.
3.4.2.1.1.
3.4.2.1.1.1.
3.4.2.1.1.2.
4.2 tot en met 3.4.2.2.4.1 komen als volgt te luiden:
IndeUngscriteria voor stoffen
Inhalatieallergenen
Gevarencategorieen
Inhalatieallergenen worden in categorie 1 ingedeeld als er onvoldoende gegevens voor een nadere indeling in een van de subcategorieen zijn.
Als er wel voldoende gegevens zijn, worden inhalatieallergenen aan de hand van een verfijnde beoor-deling overeenkomstig 3.4.2.1.1.3 ingedeeld in subcategorie 1A (sterke allergenen) of 1B (overige inhalatieallergenen).
3.4.2.1.1.3,
3.4.2.1.1.4,
De indeling van inhalatieallergenen wordt normaal gesproken gebaseerd op effecten bij mens of dier, met inachtneming van de bewijskracht. Stoffen kunnen subcategorie 1A of 1B worden ingedeeld aan de hand van de bewijskracht overeenkomstig de criteria in tabel 3.4.1 en op grond van betrouw-bare, kwalitatief goede gegevens over gevallen bij mensen of epidemiologische studies en/of waar-nemingen uit geschikte dierproeven.
Stoffen worden op grond van de in tabel 3.4.1 aangegeven criteria als inhalatieallergenen ingedeeld:
Tabel 3.4.1
Gevarencategorie en subcategorieen voor inhalatieallergenen
|
||||||||||
van de luchtwegen. Onder bepaalde omstandigheden kunnen gegevens uit dierproeven nuttige informatie ople-veren bij een beoordeling op basis van de bewijskracht. |
3.4.2.1.2.
3.4.2.1.2.1.
3.4.2.1.2.2.
Gegevens bij de mens
Gegevens dat een stof tot specifieke overgevoeligheid van de luchtwegen kan leiden, zullen gewoon-lijk gebaseerd zijn op waarnemingen bij de mens. In deze context wordt bij overgevoeligheid door-gaans aan astma gedacht, maar ook andere overgevoeligheidsreacties, zoals rinitis/conjunctivitis en alveolitis, moeten in beschouwing worden genomen. De aandoening moet het klinisch karakter van een allergische reactie hebben. Immunologische mechanismen behoeven echter niet te worden aangetoond.
Bij de evaluatie van de gegevens over de mens moet, alvorens een beslissing wordt genomen over de indeling van de stof, ook rekening worden gehouden met:
-
a)de omvang van de blootgestelde populatie;
-
b)de mate van blootstelling.
Het gebruik van gegevens over de mens wordt behandeld in de punten 1.1.1.3, 1.1.1.4 en 1.1.1.5.
3.4.2.1.2.3.
Met bovengenoemde gegevens wordt bedoeld:
-
a)klinische voorgeschiedenis en resultaten van geschikte longfunctieproeven met betrekking tot de blootstelling aan de stof, bevestigd door aanvullende bewijzen zoals:
-
i)immunologische in-vivotests (bv. huidprikken);
-
ii)immunologische in-vitrotests (bv. serologische analyse);
3.4.2.1.2.5.
3.4.2.1.3,
3.4.2.1.3.1,
3.4.2.2.
3.4.2.2.1.
3.4.2.2.1.1.
3.4.2.2.1.2.
3.4.2.2.1.3.
b)
-
iii)wanneer immunologische werkingsmechanismen niet zijn aangetoond, studies die wijzen op andere specifieke overgevoeligheidsreacties, bv. irritatie bij herhaalde toediening in lage concentratie, farmacologisch genedieerde effecten;
-
iv)een chemische structuur die verwant is aan de structuur van stoffen waarvan bekend is dat zij overgevoeligheid van de luchtwegen veroorzaken;
resultaten van een of meer positieve bronchiale provocatietests met de stof, verricht overeen-komstig aanvaarde richtsnoeren voor de bepaling van specifieke overgevoeligheidsreacties.
De klinische voorgeschiedenis omvat zowel het medische als het beroepsverleden, zodat het ver-band kan worden vastgesteld tussen de blootstelling aan een specifieke stof en het ontstaan van over-gevoeligheid van de luchtwegen. Tot de relevante informatie behoren eveneens verergerende factoren thuis en op het werk, het begin en het verloop van de ziekte, familiale voorgeschiedenis en medische voorgeschiedenis van de patient. In de medische voorgeschiedenis wordt ook vermeld of er vanaf de kinderjaren andere allergische reacties of aandoeningen van de luchtwegen zijn voorgekomen en of men roker is (geweest).
De resultaten van positieve bronchiale provocatietests worden op zich als voldoende bewijs voor de indeling beschouwd. In de praktijk zullen echter al een groot aantal van bovengenoemde tests zijn verricht.
Dierproeven
Tot de gegevens van geschikte dierproeven (*) die indicatief kunnen zijn voor mogelijke overgevoeligheidsreacties van de mens bij inademing (“), behoren de resultaten van:
-
a)metingen van immunoglobuline E (IgE) en andere specifieke immunologische parameters bij muizen;
-
b)specifieke pulmonaire reacties bij cavia’s.
Huidallergenen
Gevarencategorieen
Huidallergenen worden in categorie 1 ingedeeld als er onvoldoende gegevens voor een nadere inde-ling in een van de subcategorieen zijn.
Als er wel voldoende gegevens zijn, worden huidallergenen aan de hand van een verfijnde beoorde-ling overeenkomstig punt 3.4.2.2.1.3 ingedeeld in subcategorie 1A (sterke allergenen) of 1B (ove-rige huidallergenen).
De indeling van huidallergenen wordt normaal gesproken gebaseerd op effecten bij mens of dier, met inachtneming van de bewijskracht, zoals beschreven in punt 3.4.2.2.2. Stoffen kunnen in subcate-gorie 1A of 1B worden ingedeeld aan de hand van de bewijskracht overeenkomstig de criteria in tabel 3.4.2 en op grond van betrouwbare, kwalitatief goede gegevens over gevallen bij mensen of epidemiologische studies en/of waarnemingen uit geschikte dierproeven overeenkomstig de richt-waarden in de punten 3.4.2.2.2.1 en 3.4.2.2.3.2 voor subcategorie 1A en de punten 3.4.2.2.2.2 en 3.4.2.2.3.3 voor subcategorie 1B.
Stoffen worden op grond van de in tabel 3.4.2 aangegeven criteria als huidallergenen ingedeeld:
Tabel 3.4.2
Gevarencategorie en subcategorieen voor huidallergenen
Categorie |
Criteria |
Categorie 1 |
Stoffen worden op grond van de volgende criteria als huidallergenen (cate-gorie 1) ingedeeld indien er onvoldoende gegevens voor een indeling in een van de subcategorieen zijn:
|
Subcategorie 1A |
Stoffen waarvoor sensibilisatie bij mensen in hoge frequentie optreedt en/of waarvoor een hoge mate van sensibilisatie bij mensen kan worden verwacht op grond van een groot sensibiliserend vermogen bij dieren. De ernst van de reactie kan ook in aanmerking worden genomen. |
Subcategorie 1B |
Stoffen waarvoor sensibilisatie bij mensen met lage of matige frequentie optreedt en/of waarvoor sensibilisatie bij mensen kan worden verwacht op grond van een laag tot matig sensibiliserend vermogen bij dieren. De ernst van de reactie kan ook in aanmerking worden genomen. |
3.4.2.2.2.
3.4.2.2.2.1,
Gegevens bij de mens
Gegevens bij de mens voor subcategorie 1A kunnen bestaan uit:
-
a)positieve reacties bij < 500 pg/cm2 (HRIPT, HMT — drempelwaarde voor inductie);
-
b)gegevens van diagnostische patchtests waaruit een relatief hoge, substantiele incidentie van reacties in een welomschreven populatie blijkt bij een relatief lage blootstelling;
-
c)andere epidemiologische gegevens waaruit een relatief hoge, substantiele incidentie van aller-gische contactdermatitis blijkt bij een relatief lage blootstelling.
3.4.2.2.2.2.
Gegevens bij de mens voor subcategorie 1B kunnen bestaan uit:
-
a)positieve reacties bij > 500 pg/cm2 (HRIPT, HMT — drempelwaarde voor inductie);
-
b)gegevens van diagnostische patchtests waaruit een relatief lage, maar substantiele incidentie van reacties in een welomschreven populatie blijkt bij een relatief hoge blootstelling;
-
c)andere epidemiologische gegevens waaruit een relatief lage, maar substantiele incidentie van allergische contactdermatitis blijkt bij een relatief hoge blootstelling.
Het gebruik van gegevens over de mens wordt behandeld in de punten 1.1.1.3, 1.1.1.4 en 1.1.1.5.
3.4.2.2.3.
3.4.2.2.3.1.
Dierproeven
Wanneer een testmethode voor huidsensibilisatie met adjuvant wordt toegepast, wordt voor cate-gorie 1 een reactie bij ten minste 30 % van de dieren als positief resultaat beschouwd. Wanneer een testmethode met cavia’s zonder adjuvant wordt toegepast, wordt een reactie bij ten minste 15 % van de dieren als positief resultaat beschouwd. Een stimulatie-index van drie of hoger wordt voor cate-gorie 1 als een positieve respons bij de lokale lymfkliertest beschouwd. Testmethoden voor huidsensibilisatie worden beschreven in de OESO-richtsnoeren 406 (maximalisatietest op cavia’s en buehlertest op cavia’s) en 429 (lokale lymfkliertest). Andere methoden kunnen gebruikt worden mits zij goed zijn gevalideerd en wetenschappelijk onderbouwd zijn. Zo kan de Mouse Ear Swelling Test (MEST) een betrouwbare test voor het opsporen van matige tot sterke allergenen zijn en in eerste instantie worden gebruikt voor het evalueren van het vermogen tot huidsensibilisatie.
3.4.2.2.3.2.
De resultaten van dierproeven voor subcategorie 1A kunnen de in tabel 3.4.3 aangegeven waarden omvatten.
Tabel 3.4.3
Resultaten van dierproeven voor subcategorie 1A
Test |
Criteria |
Lokale lymfkliertest |
EC3-waarde < 2 % |
Maximalisatietest op cavia’s |
> 30 % reageert op een intradermale inductiedosis < 0,1 % of > 60 % reageert op een intradermale inductiedosis > 0,1 % en < 1 % |
Buehlertest |
>15 % reageert op een topicale inductiedosis < 0,2 % of > 60 % reageert op een topicale inductiedosis > 0,2 % en < 20 % |
3.4.2.2.3.3.
De resultaten van dierproeven voor subcategorie 1B kunnen de in tabel 3.4.4 aangegeven waarden omvatten.
Tabel 3.4.4
Resultaten van dierproeven voor subcategorie 1B
Test |
Criteria |
Lokale lymfkliertest |
EC3-waarde > 2 % |
Maximalisatietest op cavia’s |
> 30 % maar < 60 % reageert op een intradermale inductiedosis > 0,1 % en < 1 % of |
> 30 % reageert op een intradermale inductiedosis > 1 % |
|
Buehlertest |
> 15 % maar < 60 % reageert op een topicale inductie-dosis > 0,2 % en < 20 % of |
> 15 % reageert op een topicale inductiedosis > 20 % |
3.4.2.2.4. Specifieke overwegingen
3.4.2.2.4.1.
Voor indeling van een stof zijn alle of een deel van de volgende gegevens vereist, met inachtneming van de bewijskracht:
-
a)positieve resultaten van patchtests, gewoonlijk verkregen in meer dan een dermatologische kliniek;
-
b)epidemiologische studies waaruit blijkt dat de stof allergische contactdermatitis veroorzaakt. Situaties waarbij een groot deel van de blootgestelde personen karakteristieke symptomen ver-toont, moeten met bijzondere aandacht worden bekeken, zelfs wanneer het aantal gevallen klein is;
-
c)positieve resultaten van geschikte dierproeven;
-
d)positieve resultaten van experimentele studies bij de mens (zie punt 1.3.2.4.7);
-
e)goed gedocumenteerde gevallen van allergische contactdermatitis, gewoonlijk in meer dan een dermatologische kliniek;
f)
de ernst van de reactie kan ook in aanmerking genomen worden.
3.4.2.2.4.2. Gegevens van dierproeven zijn gewoonlijk veel betrouwbaarder dan gegevens bij blootstelling van de mens. Wanneer echter gegevens uit beide bronnen beschikbaar zijn en deze elkaar tegenspreken, worden de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de gegevens uit beide bronnen beoordeeld om per geval een besluit over de indeling te nemen. Normaal gesproken worden gegevens over de mens niet in gecontroleerde proeven met vrijwilligers gegenereerd met het oog op de gevarenindeling, maar om in het kader van de risicobeoordeling de resultaten van dierproeven waarin geen effecten wer-den vastgesteld, te bevestigen. Positieve gegevens over huidsensibilisatie bij de mens zijn dan ook gewoonlijk ontleend aan patientcontroleonderzoek of andere, minder goed gedefinieerde studies. Gegevens over de mens moeten daarom met de nodige voorzichtigheid worden beoordeeld, aange-zien in de frequentie van de gevallen niet alleen de inherente eigenschappen van de stoffen tot uiting komen, maar ook factoren als de blootstellingssituatie, de biobeschikbaarheid, de individuele pre-dispositie en de genomen preventieve maatregelen. Negatieve gegevens over de mens dienen gewoonlijk niet te worden gebruikt om positieve resultaten van dierproeven te ontkrachten. Bij gegevens over mensen of dieren moet altijd het effect van de draagstof in aanmerking worden genomen.
3.4.2.2.4.3. Als aan geen van de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, hoeft de stof niet te worden inge-deeld als huidallergeen. Dit besluit kan echter worden herzien op basis van twee of meer van de onderstaande indicatoren van contactsensibilisatie. Dit wordt per geval bekeken:
-
a)geisoleerde gevallen van allergische contactdermatitis;
-
b)epidemiologische studies met beperkte bewijskracht, waarbij toeval, vertekening of verstorin-gen niet met redelijke zekerheid volledig kunnen worden uitgesloten;
-
c)gegevens van volgens bestaande richtsnoeren uitgevoerde dierproeven die niet aan de in punt 3.4.2.2.3 beschreven criteria voor een positief resultaat voldoen, maar dicht genoeg bij de limiet liggen om als significant te kunnen worden beschouwd;
-
d)niet met standaardmethoden verkregen positieve gegevens;
-
e)positieve resultaten van stoffen met een nauw verwante structuur.
3.4.2.2.4.4. Immunologische contacturticaria
Sommige stoffen die aan de criteria voor indeling als inhalatieallergeen voldoen, kunnen bovendien immunologische contacturticaria veroorzaken. Overwogen moet worden deze stoffen ook als huidallergeen in te delen. Voor stoffen die immunologische contacturticaria veroorzaken zonder dat zij aan de criteria voor inhalatieallergeen voldoen, moet ook worden nagegaan of zij als huidallergeen moeten worden ingedeeld.
Er is geen erkend diermodel beschikbaar ter identificatie van stoffen die immunologische contacturticaria veroorzaken. De indeling wordt daarom doorgaans gebaseerd op gegevens bij de mens, en wel op soortgelijke wijze als in verband met huidsensibilisatie. 3
-
c)tabel 3.4.3 en de noten 1, 2 en 3 worden vervangen door:
„Tabel 3.4.5
Algemene concentratiegrenzen voor als inhalatie- of huidallergeen ingedeelde bestanddelen van een mengsel waarbij het mengsel wordt ingedeeld
Algemene concentratiegrenzen waarbij het mengsel wordt ingedeeld als: |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-
d)na de nieuwe tabel 3.4.5 wordt een nieuwe tabel 3.4.6 ingevoegd:
„Tabel 3.4.6
Concentratiegrenzen voor elicitatie van bestanddelen van een mengsel
Concentratiegrenzen voor elicitatie |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Noot 1
Deze concentratiegrens voor elicitatie wordt gebruikt voor de toepassing van de speciale etiketterings-voorschriften van bijlage II, punt 2.8, ter bescherming van al gesensibiliseerde personen. Voor mengsels die een bestanddeel bevatten in een hoeveelheid boven deze concentratie is een veiligheidsinformatieblad ver-eist. Voor sensibiliserende stoffen met een specifieke concentratiegrens kleiner dan 0,1 % wordt de concentratiegrens voor elicitatie op een tiende van de specifieke concentratiegrens gesteld.”.
-
16)Punt 3.4.4.1 komt als volgt te luiden:
„3.4.4.1. Voor stoffen en mengsels die aan de criteria voor indeling in deze gevarenklasse voldoen, worden de in tabel 3.4.7 vermelde etiketteringselementen gebruikt.
Tabel 3.4.7
Etiketteringselementen voor inhalatie- of huidallergenen
Inhalatieallergeen |
Sensibilisering van de huid |
|
Indeling |
categorie 1 en subcategorieen 1A |
categorie 1 en subcategorieen 1A |
en 1B |
en 1B |
|
GHS-pictogrammen |
<$> |
<!> |
Signaalwoord |
Gevaar |
Waarschuwing |
Gevarenaanduiding |
H334: Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen |
H317: Kan een allergische |
of ademhalingsmoeilijkheden |
huidreactie veroorzaken |
|
veroorzaken |
||
Voorzorgsmaatregelen i.v.m. |
P261 |
P261 P272 |
preventie |
P285 |
P280 |
P302 + P352 |
||
Voorzorgsmaatregelen i.v.m. reac- |
P304 + P341 |
P333 + P313 |
tie |
P342 + P311 |
P321 |
P363 |
||
Voorzorgsmaatregelen i.v.m. opslag |
||
Voorzorgsmaatregelen i.v.m. ver-wijdering |
P501 |
P501” |
-
17)Aan het eind van punt 3.8.3.4.5 wordt de volgende zin toegevoegd:
„Irritatie van de luchtwegen en narcotische werking moeten afzonderlijk geevalueerd worden aan de hand van de criteria in punt 3.8.2.2. Bij de indeling voor deze gevaren worden de bijdragen van de verschillende bestanddelen opgeteld, tenzij er aanwijzingen zijn dat de effecten niet additief zijn.”.
-
18)In punt 3.9.1.2 worden na het woord „stof’ de woorden „of mengsel” toegevoegd.
-
19)Het volgende punt 3.10.1.6.2 bis wordt ingevoegd:
„3.10.1.6.2 bis. Hoewel het binnendringen van vaste stoffen in de luchtwegen onder de definitie van aspiratie in punt 3.10.1.2 valt, geldt de indeling overeenkomstig punt b) in tabel 3.10.1 voor categorie 1 alleen voor vloeibare stoffen en mengsels.”.
-
D.Bijlage I, deel 4, bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 komt als volgt te luiden:
„4. DEEL 4: MILIEUGEVAREN
4.1. Gevaar voor het aquatisch milieu
4.1.1. Definities en algemene overwegingen
4.1.1.1. Definities
-
a)Onder „acute aquatische toxiciteit” wordt verstaan de intrinsieke eigenschap van een stof om bij korte aquatische blootstelling schade aan een waterorganisme te berokkenen.
-
b)Onder „acuut aquatisch gevaar (korte termijn)” wordt met het oog op de indeling verstaan het gevaar van een stof of mengsel als gevolg van de acute toxiciteit daarvan voor een organisme bij korte aquatische blootstelling aan die stof of dat mengsel.
-
c)Onder de „beschikbaarheid” van een stof wordt verstaan de mate waarin de stof een oplosbare of afsplitsbare vorm krijgt. Voor metalen is dit de mate waarin het metaalion van de metaalverbin-ding (M°) zich van de rest van de verbinding (het molecuul) kan losmaken.
-
d)Onder „biobeschikbaarheid” (of „biologische beschikbaarheid”) wordt verstaan de mate waarin een stof door een organisme wordt opgenomen en zich in een deel van het organisme verspreidt. Dit is afhankelijk van de fysisch-chemische eigenschappen van de stof, de anatomie en fysiologie van het organisme, de farmacokinetiek en de blootstellingsroute. Beschikbaarheid is geen voorwaarde voor biobeschikbaarheid.
-
e)Onder „bioaccumulatie” wordt verstaan het nettoresultaat van de opname, transformatie en elimi-natie van een stof in een organisme als gevolg van alle blootstellingsroutes (d.w.z. lucht, water, sediment/bodem en voedsel).
-
f)Onder „bioconcentratie” wordt verstaan het nettoresultaat van de opname, transformatie en eli-minatie van een stof in een organisme als gevolg van blootstelling via water.
-
g)Onder „chronische aquatische toxiciteit” word verstaan de intrinsieke schadelijke eigenschap van een stof voor aquatische organismen bij aquatische blootstelling, vastgesteld in relatie tot de levens-cyclus van het organisme.
-
h)Onder „afbraak” wordt verstaan de ontleding van organische moleculen in kleinere moleculen en uiteindelijk in koolstofdioxide, water en zouten.
-
i)Onder „ECx” wordt verstaan de effectconcentratie waarbij een respons van x % optreedt.
-
j)Onder „gevaar op lange termijn” wordt met het oog op de indeling verstaan het gevaar van een stof of mengsel als gevolg van de chronische toxiciteit daarvan na langdurige blootstelling in het aquatisch milieu.
-
k)Onder „concentratie zonder waargenomen effecten” (NOEC = No Observed Effect Concentration) wordt verstaan de testconcentratie die direct onder de laagste geteste concentratie ligt waarbij een statistisch significant schadelijk effect optreedt. Bij de NOEC treedt geen statistisch significant scha-delijk effect op in vergelijking met de controle.
4.1.1.2. Basiselementen
4.1.1.2.0. De gevarenklasse gevaar voor het aquatisch milieu is onderverdeeld in:
— acuut aquatisch gevaar;
— aquatisch gevaar op lange termijn.
4.1.1.2.1. De basiselementen voor de indeling voor aquatisch milieugevaar zijn:
— acute aquatische toxiciteit;
— chronische aquatische toxiciteit;
— potentiele of feitelijke bioaccumulatie, en
— (biotische of abiotische) afbraak van organische chemische stoffen.
4.1.1.2.2. De gegevens worden bij voorkeur verkregen volgens de in artikel 8, lid 3, bedoelde gestandaardiseerde testmethoden. In de praktijk moeten ook met andere gestandaardiseerde testmethoden, zoals nationale methoden, verkregen gegevens worden gebruikt wanneer deze methoden gelijkwaardig worden geacht. Bij de indeling wordt rekening gehouden met de beschikbare valide gegevens die met niet-standaardmethoden of zonder testmethoden zijn verkregen, mits deze aan de voorschriften van punt 1 van bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 voldoen. In het algemeen worden toxiciteitsgegevens voor zowel zoetwaterdieren als zeedieren beschouwd als geschikt voor gebruik bij de indeling, op voor-waarde dat de gebruikte testmethoden gelijkwaardig zijn. Wanneer dergelijke gegevens niet beschik-baar zijn, wordt de indeling gebaseerd op de beste beschikbare gegevens. Zie ook deel 1 van deze bijlage.
4.1.1.3, |
Andere overwegingen |
4.1.1.3.1, |
Voor de milieugevaarindeling van stoffen en mengsels moet worden vastgesteld welke gevaren zij vor-men voor het aquatisch milieu. Het aquatisch milieu wordt beschouwd aan de hand van de in het water levende organismen en het aquatische ecosysteem waarvan zij deel uitmaken. Het acute gevaar (korte termijn) en het gevaar op lange termijn worden derhalve bepaald aan de hand van de aquatische toxi-citeit van de stof of het mengsel, hoewel in voorkomend geval ook rekening wordt gehouden met nadere informatie over de afbraak en de bioaccumulatie. |
4.1.1.3.2. |
Het indelingssysteem is van toepassing op alle stoffen en mengsels, maar het Europees Agentschap voor chemische stoffen heeft richtsnoeren gepubliceerd voor bijzondere gevallen (bijvoorbeeld metalen). |
4.1.2. |
IndeUngscriteria voor stoffen |
4.1.2.1. |
Het indelingssysteem gaat ervan uit dat het belangrijkste intrinsieke gevaar voor aquatische organismen zowel tot uiting komt in het acute gevaar als in het gevaar op lange termijn van een stof. Voor het gevaar op lange termijn zijn aparte gevarencategorieen gedefinieerd die de ernst van het geconstateerde gevaar weergeven. Normaliter wordt bij de bepaling van de geschikte gevarencategorie(en) de laagste van de beschikbare toxiciteitswaarden tussen en binnen de verschillende trofische niveaus (vissen, schaaldie-ren, algen/waterplanten) gebruikt. In bepaalde omstandigheden is het echter passend de bewijskracht van de beschikbare gegevens te bepalen. |
4.1.2.2. |
Het basisindelingssysteem voor stoffen omvat een categorie voor het acute gevaar en drie categorieen voor het gevaar op lange termijn. De categorieen voor het acute gevaar en het gevaar op lange termijn worden onafhankelijk van elkaar toegepast. |
4.1.2.3. |
De indelingscriteria voor categorie 1 voor acute toxiciteit berusten uitsluitend op gegevens over de acute aquatische toxiciteit (EC50 of LC50). De criteria voor de indeling van een stof in de categorieen 1 tot en met 3 voor chronische toxiciteit behelzen een gefaseerde aanpak, waarbij in eerste instantie wordt nage-gaan of de beschikbare informatie over de chronische toxiciteit een indeling voor gevaar op lange ter-mijn rechtvaardigt. Bij ontbreken van adequate gegevens over de chronische toxiciteit worden twee soorten informatie in aanmerking genomen: gegevens over de acute aquatische toxiciteit en gegevens over de lotgevallen in het milieu (afbraak- en bioaccumulatiegegevens) (zie figuur 4.1.1). |
Figuur 4.1.1
Categorieen voor stoffen met gevaar op lange termijn voor het aquatisch milieu
4.1.2.4. Het systeem omvat bovendien een „vangnet” (categorie 4 voor chronische toxiciteit) dat kan worden gebruikt wanneer op grond van de beschikbare gegevens geen indeling volgens de formele criteria voor acute toxiciteit, categorie 1, of chronische toxiciteit, categorieen 1 tot en met 3, mogelijk is, maar er niettemin redenen tot bezorgdheid zijn (zie voorbeeld in tabel 4.1.0).
4.1.2.5. Stoffen met acute toxiciteit lager dan 1 mg/l of met chronische toxiciteit lager dan 0,1 mg/l (als zij niet snel afbreekbaar zijn) of 0,01 mg/l (als zij snel afbreekbaar zijn) dragen als bestanddelen van een meng-sel zelfs bij een lage concentratie bij tot de toxiciteit van het mengsel en bij de toepassing van de optel-methode wordt hieraan normaliter een groter gewicht toegekend (zie noot 1 bij tabel 4.1.0 en punt 4.1.3.5.5).
4.1.2.6. De indelingscriteria voor de gevarenklasse „gevaar voor het aquatisch milieu” zijn samengevat in tabel 4.1.0.
Tabel 4.1.0
Categorieen voor gevaar voor het aquatisch milieu
-
a)Acuut aquatisch gevaar (korte termijn)
Categorie 1 voor acute toxiciteit: (noot 1)
< 1 mg/l en/of
< 1 mg/l en/of
< 1 mg/l (noot 2).
96 uur-LC50 (voor vissen)
48 uur-EC50 (voor schaaldieren)
72 of 96 uur-ErC50 (voor algen of andere water planten)
-
b)Aquatisch gevaar op lange termijn i) Niet snel afbreekbare stoffen (noot 3) waarvoor adequate gegevens over de chronische toxi-
citeit beschikbaar zijn
Categorie 1 voor chronische toxiciteit: (noot 1)
Chronische NOEC of ECx (voor vissen) < 0,1 mg/l en/of
Chronische NOEC of ECx (voor schaaldieren) < 0,1 mg/l en/of
Chronische NOEC of ECx (voor algen of andere waterplanten) |
< 0,1 mg/l. |
Categorie 2 voor chronische toxiciteit: Chronische NOEC of ECx (voor vissen) |
> 0,1 en < 1 mg/l en/of |
Chronische NOEC of ECx (voor schaaldieren) |
> 0,1 en < 1 mg/l en/of |
Chronische NOEC of ECx (voor algen of andere waterplanten). |
> 0,1 en < 1 mg/l |
|
|
Categorie 1 voor chronische toxiciteit: (noot 1) Chronische NOEC of ECx (voor vissen) |
< 0,01 mg/l en/of |
Chronische NOEC of ECx (voor schaaldieren) |
< 0,01 mg/l en/of |
Chronische NOEC of ECx (voor algen of andere waterplanten). |
< 0,01 mg/l |
Categorie 2 voor chronische toxiciteit: Chronische NOEC of ECx (voor vissen) |
> 0,01 en < 0,1 mg/l en/of |
Chronische NOEC of ECx (voor schaaldieren) |
> 0,01 en < 0,1 mg/l en/of |
Chronische NOEC of ECx (voor algen of andere waterplanten) |
> 0,01 en < 0,1 mg/l. |
Categorie 3 voor chronische toxiciteit: Chronische NOEC of ECx (voor vissen) |
> 0,1 en < 1 mg/l en/of |
Chronische NOEC of ECx (voor schaaldieren) |
> 0,1 en < 1 mg/l en/of |
Chronische NOEC of ECx (voor algen of andere waterplanten) |
> 0,1 en < 1 mg/l. |
|
|
Categorie 1 voor chronische toxiciteit: (noot 1) |
|
96 uur-LC50 (voor vissen) |
< 1 mg/l en/of |
48 uur-EC50 (voor schaaldieren) |
< 1 mg/l en/of |
72 of 96 uur-ErC50 (voor algen of andere waterplanten) |
< 1 mg/l (noot 2) |
en de stof is niet snel afbreekbaar en/of de proefondervindelijk bepaalde BCF bedraagt ten minste 500 (of, indien deze ontbreekt, de log Kow bedraagt ten minste 4) (noot 3). |
|
Categorie 2 voor chronische toxiciteit: 96 uur-LC50 (voor vissen) |
> 1 en < 10 mg/l en/of |
48 uur-EC50 (voor schaaldieren) |
> 1 en < 10 mg/l en/of |
72 of 96 uur-ErC50 (voor algen of andere waterplanten) |
> 1 en < 10 mg/l (noot 2) |
en de stof is niet snel afbreekbaar en/of de proefondervindelijk bepaalde BCF bedraagt ten minste 500 (of, indien deze ontbreekt, de log Kow bedraagt ten minste 4) (noot 3). |
|
Categorie 3 voor chronische toxiciteit: 96 uur-LC50 (voor vissen) |
> 10 en < 100 mg/l en/of |
48 uur-EC50 (voor schaaldieren) |
> 10 en < 100 mg/l en/of |
72 of 96 uur-ErC50 (voor algen of andere waterplanten) |
> 10 en < 100 mg/l (noot 2) |
en de stof is niet snel afbreekbaar en/of de proefondervindelijk bepaalde BCF bedraagt ten minste 500 (of, indien deze ontbreekt, de log Kow bedraagt ten minste 4) (noot 3). |
|
„Vangnet” voor aquatisch gevaar Categorie 4 voor chronische toxiciteit: |
|
Op grond van de beschikbare gegevens is indeling volgens bovenstaande criteria niet mogelijk, maar er zijn niettemin redenen tot bezorgdheid. Dit geldt bijvoorbeeld voor slecht oplosbare stoffen waarvoor geen acute toxiciteit is vastgesteld bij concentraties tot de oplosbaarheid in water (noot 4), die niet snel afbreekbaar zijn overeenkomstig punt 4.1.2.9.5 en waarvan de proefondervindelijk bepaalde BCF ten minste 500 bedraagt (of, indien deze ontbreekt, de log Kow ten minste 4 bedraagt) met het vermogen tot bio-accumulatie; die stoffen worden in deze categorie ingedeeld tenzij er andere wetenschap-pelijke bewijzen zijn waaruit blijkt dat indeling niet nodig is. Dergelijke bewijzen zijn bijvoorbeeld een NOEC voor chronische toxiciteit die groter is dan de oplosbaarheid in water of groter is dan 1 mg/l, of andere aanwijzingen voor snelle afbraak in het milieu dan de in punt 4.1.2.9.5 genoemde criteria. |
Noot 1 Wanneer stoffen in categorie 1 voor acute en/of chronische toxiciteit worden ingedeeld, moeten ook een of meer bijbehorende M-factoren worden aangegeven (zie tabel 4.1.3). Noot 2 De indeling wordt gebaseerd op de ErC50 [= EC50 (groeisnelheid)]. Wanneer de grondslag van de EC50 niet is vermeld of geen ErC50 is vastgelegd, wordt de indeling gebaseerd op de laagste EC50 die beschik-baar is. Noot 3 Wanneer er geen bruikbare gegevens over de afbreekbaarheid beschikbaar zijn uit experimenten of schattingen, moet de stof als niet snel afbreekbaar worden beschouwd. Noot 4 Met „geen acute toxiciteit” wordt bedoeld dat de L(E)C50 hoger is/zijn dan de oplosbaarheid in water. Dit geldt ook voor slecht oplosbare stoffen (oplosbaarheid in water < 1 mg/l), wanneer er bewijzen zijn dat de acute toxiciteitstest geen goede meting van de intrinsieke toxiciteit oplevert. |
|
4.1.2.7. |
Aquatische toxiciteit |
4.1.2.7.1, |
De acute aquatische toxiciteit wordt normaliter bepaald met een LC50-test op vissen van 96 uur, een EC50-test op schaaldieren van 48 uur en/of een EC50-test op algen van 72 of 96 uur. Deze soorten dek-ken uiteenlopende trofische niveaus en taxa en worden beschouwd als indicatoren voor alle water-organismen. Gegevens over andere soorten (bv. Lemna spp.) worden ook in aanmerking genomen, mits een geschikte testmethodologie is toegepast. De groeiremmingstests voor waterplanten worden nor-maal beschouwd als chronische toxiciteitstests, maar de EC50-waarden worden met het oog op de inde-ling beschouwd als een waarde voor acute toxiciteit (zie noot 2). |
4.1.2.7.2. |
Gegevens die verkregen zijn volgens de in artikel 8, lid 3, bedoelde gestandaardiseerde testmethoden, alsmede resultaten die verkregen zijn volgens andere gevalideerde, internationaal aanvaarde test-methoden, worden aanvaard om de chronische aquatische toxiciteit met het oog op de indeling te bepa-len. Er wordt gebruikgemaakt van de NOEC’s of een andere gelijkwaardige ECx (bv. EC10). |
4.1.2.8. |
Bioaccumulatie |
4.1.2.8.1. |
Door bioaccumulatie van stoffen in waterorganismen kunnen ook bij lage feitelijke concentraties in het water, op lange termijn toxische effecten optreden. Voor organische stoffen wordt het vermogen tot bioaccumulatie normaliter bepaald aan de hand van de octanol/waterverdelingscoefficient (gewoonlijk weergegeven als log Kow). In de wetenschappelijke literatuur wordt het verband tussen de log Kow en de bioconcentratie van een organische stof, gemeten met de bioconcentratiefactor (BCF) in vissen, breed gesteund. Er wordt een ondergrens van log Kow > 4 toegepast om uitsluitend stoffen met een reeel vermogen tot bioconcentratie in te delen. Hoewel dit duidt op een vermogen tot bioaccumulatie, is een proefondervindelijk bepaalde BCF een betere maatstaf; wanneer deze beschikbaar is, moet deze dan ook bij voorkeur worden gebruikt. Een BCF bij vissen van > 500 is een aanwijzing voor vermogen tot bioconcentratie voor indelingsdoeleinden. Aangezien de toxiciteit verband houdt met de lichaamsbelasting, kan er soms een relatie worden waargenomen tussen chronische toxiciteit en het vermogen tot bioaccumulatie. |
4.1.2.9. |
Snelle afbreekbaarheid van organische stoffen |
4.1.2.9.1. |
Stoffen die snel afbreken, kunnen in korte tijd uit het milieu worden verwijderd. De effecten van der-gelijke stoffen die zich, met name bij lekkages of ongevallen, kunnen voordoen, zullen lokaal zijn en van korte duur. Is er geen snelle afbraak in het milieu, dan kan de toxiciteit van een stof in het water zich over een groot gebied en een lange periode manifesteren. |
4.1.2.9.2. |
Snelle afbraak kan onder meer worden aangetoond met de screeningtests voor biodegradatie die zijn ontwikkeld om te bepalen of een organische stof „gemakkelijk biologisch afbreekbaar” is. Wanneer der-gelijke gegevens niet beschikbaar zijn, wordt een BZV (vijf dagen)/CZV-quotient van ten minste 0,5 beschouwd als aanwijzing voor snelle afbraak. Stoffen die aan de eisen van deze screeningtest voldoen, worden beschouwd als waarschijnlijk snel biologisch afbreekbaar in het aquatisch milieu en niet persistent. Als een stof niet aan de eisen van de screeningtest voldoet, betekent dit echter niet noodzake-lijkerwijs dat zij niet snel in het milieu afbreekbaar is. Daarom kan ook rekening worden gehouden met andere bewijzen voor snelle afbraak in het milieu; deze zijn van bijzonder belang voor stoffen die de microbiele activiteit remmen bij de concentraties die in de standaardtests worden gebruikt. Er wordt een extra indelingscriterium opgenomen, zodat gegevens kunnen worden gebruikt die aantonen dat de stof in 28 dagen voor meer dan 70 % feitelijk biotisch of abiotisch afbreekt in het aquatisch milieu. Als de afbraak onder realistische milieuomstandigheden is aangetoond, wordt aan het criterium van „snelle afbreekbaarheid” voldaan. |
4.1.2.9.3, |
Afbraakgegevens zijn veelal beschikbaar in de vorm van halfwaardetijden; deze gegevens kunnen worden gebruikt om te beoordelen of een stof snel afbreekt, mits de stof totaal biologisch afbreekt (d.w.z. tot volledige mineralisatie is bereikt). Gegevens over primaire biologische afbraak zijn normaliter niet voldoende voor de beoordeling van de snelle afbreekbaarheid, tenzij kan worden aangetoond dat de afbraakproducten niet aan de criteria voor indeling als gevaarlijk voor het aquatisch milieu voldoen. |
4.1.2.9.4, |
Uit de gehanteerde criteria blijkt dat de afbraak in het milieu biotisch of abiotisch kan zijn. Er kan reke-ning worden gehouden met hydrolyse als de hydrolyseproducten niet aan de indelingscriteria voor gevaar voor het aquatisch milieu voldoen. |
4.1.2.9.5. |
Stoffen worden als snel afbreekbaar in het milieu beschouwd wanneer zij aan een van de volgende criteria voldoen:
Deze biologische afbraakniveaus moeten worden bereikt binnen tien dagen na het begin van de afbraak, dat wordt gesteld als het moment waarop 10 % van de stof is afgebroken, tenzij de stof een UVCB-stof of een complexe stof met meerdere bestanddelen met qua structuur vergelijkbare stoffen is. In dat geval kan, als hier voldoende rechtvaardiging voor is, de voorwaarde betreffende de afbraak na tien dagen komen te vervallen en geldt het afbraakniveau na 28 dagen, of
|
4.1.2.10. |
Anorganische verbindingen en metalen |
4.1.2.10.1. |
Voor anorganische verbindingen en metalen is het begrip afbreekbaarheid, zoals toegepast op organi-sche verbindingen, van weinig of geen betekenis. Bij de transformatie van dergelijke stoffen als gevolg van normale milieuprocessen kan de biobeschikbaarheid van toxische stoffen namelijk zowel toe- als afnemen. Ook het gebruik van bioaccumulatiegegevens moet met de nodige voorzichtigheid gebeuren (*). (*) Het Europees Agentschap voor chemische stoffen heeft specifieke richtsnoeren verstrekt voor het gebruik van deze gegevens voor dergelijke stoffen om aan de eisen van de indelingscriteria te vol-doen. |
4.1.2.10.2. |
Slecht oplosbare anorganische verbindingen en metalen kunnen acuut of chronisch toxisch zijn in het aquatisch milieu naargelang de intrinsieke toxiciteit van de biobeschikbare anorganische stoffen en de snelheid waarmee en de hoeveelheid waarin deze stoffen oplossen. Bij de beslissing over de indeling moeten alle gegevens worden gewogen. Dat geldt met name voor metalen met grensresultaten in het transformatie/oplossingsprotocol. |
4.1.3. |
Indelingscriteria voor mengsels |
4.1.3.1. |
Het indelingssysteem voor mengsels omvat dezelfde categorieen als voor stoffen worden gebruikt, namelijk categorie 1 voor acute toxiciteit en de categorieen 1 tot en met 4 voor chronische toxiciteit. Om bij de gevarenindeling voor aquatisch milieugevaar van mengsels gebruik te kunnen maken van alle beschikbare gegevens, wordt in voorkomend geval uitgegaan van het volgende: De „relevante bestanddelen” van een mengsel zijn de bestanddelen die in categorie 1 voor acute of chro-nische toxiciteit zijn ingedeeld en in een concentratie van ten minste 0,1 % (gewichtspercent) aanwezig zijn, alsook de bestanddelen die in categorie 2, 3 of 4 voor chronische toxiciteit zijn ingedeeld en in een concentratie van ten minste 1 % (gewichtspercent) aanwezig zijn, tenzij verondersteld wordt (zoals in het geval van zeer toxische bestanddelen; zie punt 4.1.3.5.5.5) dat een bestanddeel dat in een lagere con-centratie aanwezig is, toch relevant is voor de indeling van het mengsel voor aquatisch milieugevaar. In het algemeen is voor stoffen die in categorie 1 voor acute of chronische toxiciteit zijn ingedeeld, de con-centratie waarmee rekening moet worden gehouden (0,1/M) %. (De M-factor wordt toegelicht in punt 4.1.3.5.5.5). |
4.1.3.2. De indeling voor aquatisch milieugevaar vindt plaats volgens een gefaseerde aanpak, afhankelijk van het
soort informatie dat over het mengsel en de bestanddelen beschikbaar is. De procedure is weergegeven in figuur 4.1.2.
De gefaseerde aanpak omvat de volgende elementen:
— indeling op basis van geteste mengsels;
— indeling op basis van de extrapolatieprincipes;
— toepassing van de „optelmethode voor ingedeelde bestanddelen” en/of van een „somformule”.
Figuur 4.1.2
Gefaseerde aanpak voor de indeling van mengsels op basis van acuut gevaar en gevaar op lange termijn voor het aquatisch milieu
4.1.3.3. Indeling van mengsels wanneer toxiciteitsgegevens over het mengsel als geheel beschikbaar zijn
4.1.3.3.1. Wanneer het mengsel als geheel op aquatische toxiciteit is getest, kan deze informatie worden gebruikt om het mengsel in te delen overeenkomstig de voor stoffen overeengekomen criteria. De indeling wordt normaliter gebaseerd op de gegevens voor vissen, schaaldieren en algen/planten (zie de punten 4.1.2.7.1 en 4.1.2.7.2). Wanneer er voor het mengsel als geheel geen adequate gegevens over de acute of chro-nische toxiciteit beschikbaar zijn, moeten „extrapolatieprincipes” of de „optelmethode” worden gebruikt (zie de punten 4.1.3.4 en 4.1.3.5).
4.1.3.3.2. Voor de indeling van mengsels op grond van het gevaar op lange termijn is aanvullende informatie over de afbreekbaarheid en in sommige gevallen de bioaccumulatie vereist. Er worden geen afbreekbaarheids-en bioaccumulatietests voor mengsels gebruikt, aangezien die doorgaans moeilijk te interpreteren zijn en die tests mogelijk alleen voor afzonderlijke stoffen van betekenis zijn.
4.1.3.3.3. Indeling in categorie 1 voor acute toxiciteit
-
a)Wanneer er adequate gegevens van acute toxiciteitstests (LC50 of EC50) voor het mengsel als geheel beschikbaar zijn waaruit blijkt dat L(E)C50 < 1 mg/l:
mengsel indelen in categorie 1 voor acute toxiciteit overeenkomstig punt a) van tabel 4.1.0.
L 83/26 NL |
Publicatieblad van de Europese Unie 30.3.2011 |
4.1.3.3.4. |
indeling voor acuut gevaar niet nodig. Indeling in de categorieen 1, 2, en 3 voor chronische toxiciteit
indeling voor het gevaar op lange termijn in categorie 1, 2 of 3 voor chronische toxiciteit niet nodig. |
4.1.3.3.5. |
Indeling in categorie 4 voor chronische toxiciteit Als er niettemin redenen tot bezorgdheid zijn: mengsel indelen in categorie 4 voor chronische toxiciteit („vangnet”) overeenkomstig tabel 4.1.0. |
4.1.3.4. |
Indeling van mengsels wanneer toxiciteitsgegevens over het mengsel als geheel niet beschikbaar zijn: extrapolatieprincipes |
4.1.3.4.1. |
Wanneer een mengsel zelf niet op gevaar voor het aquatisch milieu is getest, maar wel voldoende gege-vens over de afzonderlijke bestanddelen en over soortgelijke geteste mengsels beschikbaar zijn om de gevaren van het mengsel adequaat te typeren, worden deze gegevens gebruikt overeenkomstig de extrapolatieprincipes in punt 1.1.3. In verband met het extrapolatieprincipe voor verdunning worden de punten 4.1.3.4.2 en 4.1.3.4.3 toegepast. |
4.1.3.4.2. |
Verdunning: als een mengsel is gevormd door een wegens gevaar voor het aquatisch milieu ingedeeld ander getest mengsel of een wegens gevaar voor het aquatisch milieu ingedeelde stof te verdunnen met een verdunningsmiddel waarvan de indeling wegens gevaar voor het aquatisch milieu gelijk is aan of lager is dan die van het minst toxische oorspronkelijke bestanddeel en waarvan niet verwacht wordt dat het het gevaar voor het aquatisch milieu van andere bestanddelen beinvloedt, kan het resulterende mengsel in dezelfde categorie als het oorspronkelijke geteste mengsel of de oorspronkelijke geteste stof worden ingedeeld. Bij wijze van alternatief kan de in punt 4.1.3.5 beschreven methode worden gebruikt. |
4.1.3.4.3. |
Als een mengsel is gevormd door een ander ingedeeld mengsel of een ingedeelde stof te verdunnen met water of ander volledig niet-toxisch materiaal, kan de toxiciteit van het mengsel worden berekend op basis van het oorspronkelijke mengsel of de oorspronkelijke stof. |
4.1.3.5. |
Indeling van mengsels wanneer toxiciteitsgegevens over sommige of alle bestanddelen beschikbaar zijn |
4.1.3.5.1.
Het mengsel wordt ingedeeld door de concentraties van de ingedeelde bestanddelen op te tellen. Het percentage van de wegens acute of chronische toxiciteit ingedeelde bestanddelen wordt rechtstreeks gebruikt in de optelmethode. De details van de optelmethode zijn beschreven in punt 4.1.3.5.5.
4.1.3.5.2. Mengsels kunnen zijn gevormd door bestanddelen die zijn ingedeeld (in categorie 1 voor acute toxici-teit en/of in categorie 1, 2, 3 of 4 voor chronische toxiciteit) te combineren met bestanddelen waarvoor adequate gegevens van toxiciteitstests beschikbaar zijn. Wanneer voor meer dan een bestanddeel van het mengsel adequate toxiciteitsgegevens beschikbaar zijn, wordt de gecombineerde toxiciteit van die bestanddelen berekend met een van de volgende somformules a) of b), afhankelijk van de aard van de toxiciteitsgegevens:
-
a)op grond van de acute aquatische toxiciteit:
XCi _ y Ci
L(E)C50m _ L(E)C50i
waarin:
Ci
L(E)C50i
n
L(E)C50m
concentratie van bestanddeel i (gewichtspercentage)
(mg/l) LC50 of EC50 voor bestanddeel i aantal bestanddelen; i loopt van 1 tot n
L(E)C50 van het gedeelte van het mengsel waarvoor testgegevens beschikbaar zijn.
De berekende toxiciteit kan worden gebruikt om aan dat deel van het mengsel een categorie voor acuut gevaar toe te kennen, die vervolgens wordt gebruikt in de optelmethode;
-
b)op grond van de chronische aquatische toxiciteit:
yci+ycjy ci cj
EqNOECm y NOECi y Q,1xNOECj
waarin:
Ci _ concentratie van bestanddeel i (gewichtspercentage) voor de snel afbreekbare
bestanddelen
Cj _ concentratie van bestanddeel j (gewichtspercentage), voor de niet snel afbreek-
bare bestanddelen
NOECi
NOECj
NOEC (of andere erkende maten voor de chronische toxiciteit) voor bestand-deel i, voor de snel afbreekbare bestanddelen, in mg/l
NOEC (of andere erkende maten voor de chronische toxiciteit) voor bestand-deel j, voor de niet snel afbreekbare bestanddelen, in mg/l
aantal bestanddelen; i en j lopen van 1 tot n
EqNOECm _ equivalente NOEC voor het deel van het mengsel waarvoor er testgegevens zijn.
De equivalente toxiciteit geeft zo aan dat niet snel afbreekbare stoffen een gevarencategorie „stren-ger” worden ingedeeld dan snel afbreekbare stoffen.
De berekende equivalente toxiciteit kan worden gebruikt om aan dat deel van het mengsel een cate-gorie voor gevaar op lange termijn toe te kennen overeenkomstig de criteria voor snel afbreekbare stoffen (punt b), ii) van tabel 4.1.0), die vervolgens wordt gebruikt in de optelmethode.
4.1.3.5.3. Wanneer de somformule voor een gedeelte van het mengsel wordt toegepast, wordt de toxiciteit van dit gedeelte van het mengsel bij voorkeur berekend op basis van toxiciteitsgegevens die op een taxo-nomische groep betrekking hebben (namelijk vissen, schaaldieren, algen of gelijkwaardige organismen) en wordt vervolgens de hoogste verkregen toxiciteit (de laagste waarde) gebruikt (dat wil zeggen de gege-vens voor de gevoeligste van de drie taxonomische groepen). Wanneer echter niet voor elk bestanddeel toxiciteitsgegevens voor dezelfde taxonomische groep beschikbaar zijn, wordt de toxiciteitswaarde voor elk bestanddeel geselecteerd op dezelfde wijze als de toxiciteitswaarden voor de indeling van stoffen, dat wil zeggen dat de hoogste toxiciteitsgegevens worden gebruikt (voor het gevoeligste testorganisme). De berekende acute en chronische toxiciteit worden vervolgens gebruikt om te beoordelen of dit gedeelte van het mengsel aan de hand van de voor stoffen beschreven criteria in categorie 1 voor acute toxiciteit en/of categorie 1, 2 of 3 voor chronische toxiciteit moet worden ingedeeld.
4.1.3.5.4,
4.1.3.5.5.
Als een mengsel op meer dan een wijze wordt ingedeeld, wordt de methode toegepast die de voorzich-tigste indeling oplevert.
Optelmethode
4.1.3.5.5.1. Achtergrond
4.1.3.5.5.1.1. Bij de categorieen 1 tot en met 3 voor chronische toxiciteit van stoffen verschillen de onderliggende toxiciteitscriteria met een factor 10 van die van de hogere of lagere categorie. Dit betekent dat stoffen die in een hoge toxiciteitscategorie zijn ingedeeld, bijdragen tot de indeling van een mengsel in een lagere categorie. Bij de berekening van de indeling moet daarom rekening worden gehouden met de totale bijdrage van alle stoffen die in categorie 1, 2 of 3 voor chronische toxiciteit zijn ingedeeld.
4.1.3.5.5.1.2. Wanneer een mengsel bestanddelen bevat die in categorie 1 voor acute of chronische toxiciteit zijn inge-deeld, moet er rekening mee worden gehouden dat deze bestanddelen, wanneer zij acuut toxisch zijn bij lagere waarden dan 1 mg/l en of chronisch toxisch bij lagere waarden dan 0,1 mg/l (als zij niet snel afbreekbaar zijn) of 0,01 mg/l (als zij snel afbreekbaar zijn), ook bij een lage concentratie tot de toxiciteit van het mengsel bijdragen. Werkzame bestanddelen van bestrijdingsmiddelen hebben vaak een der-gelijke hoge aquatische toxiciteit, maar dit geldt ook voor sommige andere stoffen, zoals organometaalverbindingen. Wanneer in dergelijke gevallen de normale algemene concentratiegrenzen worden toegepast, leidt dit tot een te lage indeling van het mengsel. Daarom worden overeenkomstig punt 4.1.3.5.5.5 vermenigvuldigingsfactoren toegepast voor zeer toxische bestanddelen.
4.1.3.5.5.2,
Indelingsprocedure
4.1.3.5.5.2.1. Over het algemeen heeft een strengere indeling voor mengsels voorrang op een minder strengere inde-ling, zo heeft een indeling in categorie 1 voor chronische toxiciteit voorrang op een indeling in cate-gorie 2 voor chronische toxiciteit. In dit voorbeeld kan de indelingsprocedure al worden beeindigd bij een indeling in categorie 1 voor chronische toxiciteit. Dit is de strengste categorie voor chronische toxi-citeit. Daarom hoeft de indelingsprocedure niet te worden voortgezet.
4.1.3.5.5.3,
Indeling in categorie 1 voor acute toxiciteit
4.1.3.5.5.3.1. Eerst worden alle bestanddelen in aanmerking genomen die in categorie 1 voor acute toxiciteit zijn ingedeeld. Als de som van de concentraties (in %) van deze bestanddelen vermenigvuldigd met hun over-eenkomstige M-factoren gelijk aan of groter dan 25 % is, wordt het hele mengsel ingedeeld in categorie 1 voor acute toxiciteit.
4.1.3.5.5.3.2.
De indeling van mengsels voor acuut gevaar door optelling van de ingedeelde bestanddelen is samen-gevat in tabel 4.1.1.
Tabel 4.1.1
Indeling van een mengsel voor acuut gevaar door optelling van de ingedeelde bestanddelen
Som van bestanddelen ingedeeld in: |
Mengsel wordt ingedeeld in: |
Categorie 1 voor acute toxiciteit * M (a) > 25 % |
Categorie 1 voor acute toxiciteit |
(a) De M-factor wordt toegelicht in punt 4.1.3.5.5.5. |
|
Indeling in de categorieen 1, 2, 3 en 4 |
voor chronische toxiciteit |
4.1.3.5.5.4.1. Eerst worden alle bestanddelen in aanmerking genomen die in categorie 1 voor chronische toxiciteit zijn ingedeeld. Als de som van de concentraties (in %) van deze bestanddelen vermenigvuldigd met hun over-eenkomstige M-factoren gelijk aan of groter dan 25 % is, wordt het hele mengsel ingedeeld in categorie 1 voor chronische toxiciteit. Als de uitkomst van de berekening is dat het mengsel in categorie 1 voor chronische toxiciteit wordt ingedeeld, wordt de indelingsprocedure beeindigd.
4.1.3.5.5.4.2. Wanneer het mengsel niet in categorie 1 voor chronische toxiciteit wordt ingedeeld, wordt beoordeeld of het mengsel in categorie 2 voor chronische toxiciteit moet worden ingedeeld. Een mengsel wordt in categorie 2 voor chronische toxiciteit ingedeeld als de uitkomst van 10 * de som van de concentraties (in %) van alle in categorie 1 voor chronische toxiciteit ingedeelde bestanddelen vermenigvuldigd met hun overeenkomstige M-factoren, plus de som van de concentraties (in %) van alle in categorie 2 voor chronische toxiciteit ingedeelde bestanddelen, gelijk aan of groter dan 25 % is. Als de uitkomst van de berekening is dat het mengsel in categorie 2 voor chronische toxiciteit wordt ingedeeld, wordt de indelingsprocedure beeindigd.
4.1.3.5.5.4.3. Wanneer het mengsel niet in categorie 1, noch in categorie 2 voor chronische toxiciteit wordt inge-deeld, wordt beoordeeld of het mengsel in categorie 3 voor chronische toxiciteit moet worden inge-deeld. Een mengsel wordt in categorie 3 voor chronische toxiciteit ingedeeld als de uitkomst van 100 * de som van de concentraties (in %) van alle in categorie 1 voor chronische toxiciteit ingedeelde bestand-delen vermenigvuldigd met hun overeenkomstige M-factoren, plus 10 * de som van de concentraties (in %) van alle in categorie 2 voor chronische toxiciteit ingedeelde bestanddelen, plus de som van de con-centraties (in %) van alle in categorie 3 voor chronische toxiciteit ingedeelde bestanddelen, ten minste 25 % bedraagt.
4.1.3.5.5.4.4. Als het mengsel dan nog niet in categorie 1, 2 of 3 voor chronische toxiciteit is ingedeeld, wordt over-wogen of het mengsel in categorie 4 voor chronische toxiciteit moet worden ingedeeld. Een mengsel wordt in categorie 4 voor chronische toxiciteit ingedeeld als de som van de concentraties (in %) van de in de categorieen 1, 2, 3 en 4 voor chronische toxiciteit ingedeelde bestanddelen gelijk aan of groter dan 25 % is.
4.1.3.5.5.4.5. De indeling van mengsels voor gevaar op lange termijn door optelling van de concentraties van de inge-deelde bestanddelen is samengevat in tabel 4.1.2.
Tabel 4.1.2
Indeling van een mengsel voor gevaar op lange termijn door optelling van de concentraties |
||||||||||||
|
||||||||||||
(a) De M-factor wordt toegelicht in punt 4.1.3.5.5.5. |
4.1.3.5.5.5. Mengsels met zeer toxische bestanddelen
4.1.3.5.5.5.1. Bestanddelen die tot categorie 1 voor acute of chronische toxiciteit behoren en toxisch zijn bij lagere waarden dan 1 mg/l en/of chronisch toxisch bij lagere waarden dan 0,1 mg/l (als zij niet snel afbreek-baar zijn) of 0,01 mg/l (als zij snel afbreekbaar zijn), dragen ook bij een lage concentratie bij tot de toxiciteit van het mengsel en hieraan wordt bij de toepassing van de optelmethode normaliter een groter gewicht toegekend. Wanneer een mengsel bestanddelen bevat die in categorie 1 voor acute of chronische toxiciteit zijn ingedeeld, wordt een van de volgende werkwijzen gevolgd:
— de in de punten 4.1.3.5.5.3 en 4.1.3.5.5.4 beschreven gefaseerde aanpak wordt gevolgd, waarbij een gewogen som wordt berekend door de concentraties van de bestanddelen in categorie 1 voor acute en chronische toxiciteit met een factor te vermenigvuldigen, in plaats van de concentraties gewoon bij elkaar op te tellen. Dit betekent dat de concentratie van „categorie 1 voor acute toxiciteit” in de linkerkolom van tabel 4.1.1 en de concentratie voor „categorie 1 voor chronische toxiciteit” in de linkerkolom van tabel 4.1.2 worden vermenigvuldigd met een passende vermenigvuldigingsfactor. Deze factor hangt overeenkomstig tabel 4.1.3 af van de toxiciteits-waarde. Om een mengsel met bestanddelen van categorie 1 voor acute of chronische toxiciteit met behulp van de optelmethode te kunnen indelen, moet de waarde van de M-factor dus bekend zijn;
— de somformule (zie punt 4.1.3.5.2) wordt toegepast, mits toxiciteitsgegevens beschikbaar zijn voor alle zeer toxische bestanddelen van het mengsel en er overtuigend bewijs is dat alle andere bestand-delen, waaronder die waarvoor geen specifieke gegevens over de acute en/of chronische toxiciteit beschikbaar zijn, weinig of niet toxisch zijn en niet significant tot het milieugevaar van het mengsel bijdragen.
Tabel 4.1.3
Vermenigvuldigingsfactoren voor zeer toxische bestanddelen van mengsels
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(a) Niet snel afbreekbaar. (b) Snel afbreekbaar. |
4.1.3.6. Indeling van mengsels met bestanddelen waarover geen bruikbare informatie beschikbaar is
4.1.3.6.1. Wanneer voor een of meer relevante bestanddelen geen bruikbare informatie over het acute gevaar en/of het gevaar op lange termijn voor het aquatisch milieu beschikbaar is, wordt besloten dat het mengsel niet definitief kan worden ingedeeld in een of meer gevarencategorieen. Het mengsel wordt dan uitslui-tend op basis van de bekende bestanddelen ingedeeld, met de volgende toevoeging op het etiket en het veiligheidsinformatieblad: „bevat x % bestanddelen waarvan het gevaar voor het aquatisch milieu niet bekend is”.
4.1.4.
4.1.4.1.
Voorlichting over de gevaren
Voor stoffen en mengsels die aan de criteria voor indeling in deze gevarenklasse voldoen, worden de in tabel 4.1.4 vermelde etiketteringselementen gebruikt.
Tabel 4.1.4
Etiketteringselementen voor gevaar voor het aquatisch milieu
ACUUT AQUATISCH GEVAAR |
||||||||||||||||
|
AQUATISCH GEVAAR OP LANGE TERMIJN |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
„5. DEEL 5: VERDERE GEVAREN
5.1.1. Definities en algemene overwegingen
5.1.1.1. Het ozonafbrekend vermogen (ODP, ozone depleting potential) is een geintegreerde grootheid die voor elke gehalogeneerde koolwaterstof verschilt en de mate van ozonafbraak in de stratosfeer aangeeft die de gehalo-geneerde koolwaterstof naar verwachting op massabasis in vergelijking met CFC-11 zal veroorzaken. De for-mele definitie van de ODP is de verhouding tussen de geintegreerde verstoringen en de totale hoeveelheid ozon, voor een differentiele massa-emissie van een bepaalde verbinding ten opzichte van een even grote emis-sie van CFC-11.
Onder „stoffen die gevaarlijk zijn voor de ozonlaag” worden verstaan stoffen die op basis van de beschikbare gegevens over hun eigenschappen en hun voorspelde of waargenomen gedrag en uiteindelijke plaats en vorm in het milieu een gevaar kunnen vormen voor de structuur en/of werking van de ozonlaag. Hieronder vallen de stoffen die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (*).
5.1.2. IndeUngscriteria voor stoffen
5.1.2.1. Stoffen worden ingedeeld als gevaarlijk voor de ozonlaag (categorie 1) wanneer de beschikbare gegevens over hun eigenschappen en hun voorspelde of waargenomen gedrag en uiteindelijke plaats en vorm in het milieu uitwijzen dat zij een gevaar kunnen vormen voor de structuur en/of werking van de ozonlaag.
5.1.3. Indelmgscriteria voor mengsels
5.1.3.1. Mengsels worden overeenkomstig tabel 5.1 ingedeeld als gevaarlijk voor de ozonlaag (categorie 1) op basis van de afzonderlijke concentratie van de als gevaarlijk voor de ozonlaag (categorie 1) ingedeeld stoffen die zij bevatten.
Tabel 5.1
Algemene concentratiegrenzen voor als gevaarlijk voor de ozonlaag (categorie 1) ingedeelde stoffen (in een mengsel) waarbij het mengsel als gevaarlijk voor de ozonlaag (categorie 1) wordt ingedeeld
Indeling van de stof |
Indeling van het mengsel |
Gevaar voor de ozonlaag (categorie 1) |
C > 0,1 % |
5.1.4. Voorlichting over de gevaren
5.1.4.1. Voor stoffen en mengsels die aan de criteria voor indeling in deze gevarenklasse voldoen, worden de in tabel 5.2 vermelde etiketteringselementen gebruikt.
Tabel 5.2
Etiketteringselementen voor gevaar voor de ozonlaag |
||||||||
|
o PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1.”
BIJLAGE II
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd:
-
1)Deel 2 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)punt 2.8 komt als volgt te luiden:
„2.8 Mengsels die ten minste een als sensibiliserend ingedeelde stof bevatten
Op het etiket van de verpakking van niet als sensibiliserend ingedeelde mengsels die ten minste een als sensibiliserend ingedeelde stof bevatten in een concentratie gelijk aan of groter dan de in tabel 3.4.6 van bijlage I aangegeven concentratie, wordt de volgende vermelding aangebracht:
EUH208 — „Bevat (naam van de sensibiliserende stof). Kan een allergische reactie veroorzaken.”
Op het etiket van als sensibiliserend ingedeelde mengsels die naast de stof op grond waarvan het mengsel is ingedeeld, een of meer andere als sensibiliserend ingedeelde stoffen bevatten in een concentratie gelijk aan of groter dan de in tabel 3.4.6 van bijlage I aangegeven concentratie, wordt de naam van die stof(fen) vermeld.”;
-
b)in punt 2.10 wordt het eerste streepje vervangen door:
„— > 0,1 % of meer van een stof die is ingedeeld als huidallergeen van categorie 1 of 1B, inhalatieallergeen van categorie 1 of 1B of kankerverwekkende stof van categorie 2, of
— > 0,01 % of meer van een stof die is ingedeeld als huidallergeen van categorie 1A of inhalatieallergeen van categorie 1A, of
— > een tiende of meer van de specifieke concentratiegrens voor een stof die is ingedeeld als huidallergeen of inhalatieallergeen met een specifieke concentratiegrens kleiner dan 0,1 %, of”.
-
2)Deel 3, punt 3.2.2.1 komt als volgt te luiden:
„3.2.2.1. Deze bepaling is niet van toepassing op aerosolen die uitsluitend als „ontvlambare aerosol van categorie 1” of „ontvlambare aerosol van categorie 2” ingedeeld en geetiketteerd zijn. Zij is ook niet van toepassing op verplaatsbare gashouders.”.
BIJLAGE III
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd:
-
1)Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)de aanhef komt als volgt te luiden:
„De gevarenaanduidingen worden gebruikt overeenkomstig de delen 2, 3, 4 en 5 van bijlage I.
Bij de keuze van de gevarenaanduidingen overeenkomstig de artikelen 21 en 27 mogen de leveranciers de in deze bijlage opgenomen gecombineerde gevarenaanduidingen gebruiken.
Overeenkomstig artikel 27 kunnen de volgende voorrangsbeginselen voor de gevarenaanduidingen op het etiket worden gehanteerd:
-
a)als de gevarenaanduiding H410 „Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen” wordt toegekend, mag de gevarenaanduiding H400 „Zeer giftig voor in het water levende organismen” worden weggelaten;
-
b)als de gevarenaanduiding H314 „Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel” wordt toegekend, mag de gevarenaanduiding H318 „Veroorzaakt ernstig oogletsel” worden weggelaten.
De gecombineerde gevarenaanduidingen van tabel 1.2 mogen worden gebruikt om de toedienings- of blootstellingsroute aan te geven.”;
-
b)in tabel 1.1 wordt de voetnoot bij code H200 geschrapt;
-
c)tabel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:
-
i)bij code H317 komt de titel van de derde kolom als volgt te luiden:
„3.4 — Huidsensibilisatie, gevarencategorieen 1, 1A en 1B”;
-
ii)bij code H334 komt de titel van de derde kolom als volgt te luiden:
„3.4 — Sensibilisatie van de luchtwegen, gevarencategorieen 1, 1A en 1B”;
-
iii)na code H373 worden de volgende gecombineerde gevarenaanduidingen aan de tabel toegevoegd:
„H300 + H310 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit en acute dermale toxiciteit, gevarencategorie 1 en 2 |
BG |
CMipTOHOceH npu nornmaHe unu npu KomaKT c KoxaTa |
|
ES |
Mortal en caso de ingestion o en contacto con la piel |
|
CS |
Pri poziri nebo pri styku s kuzi muze zpusobit smrt |
|
DA |
Livsfarlig ved indtagelse eller hudkontakt |
|
DE |
Lebensgefahr bei Verschlucken oder Hautkontakt |
|
ET |
Allaneelamisel voi nahale sattumisel surmav |
|
EL |
©avaxp^opo oe nEpimuon KaTanoop^ p oe ma^p pE to Sepya |
|
EN |
Fatal if swallowed or in contact with skin |
|
FR |
Mortel par ingestion ou par contact cutane |
|
GA |
Abhar marfach e seo ma shlogtar e no ma theagmhafonn leis an gcraiceann |
|
IT |
Mortale in caso di ingestione o a contatto con la pelle |
|
LV |
Var izraislt navi, ja nonts vai saskaras ar adu |
|
LT |
Mirtina prarijus arba susilietus su oda |
|
HU |
Lenyelve vagy borrel erintkezve halalos |
|
MT |
Fatali jekk tinbela’ jew tmiss mal-gilda |
|
NL |
Dodelijk bij inslikken en bij contact met de huid |
„H300 + H310 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit en acute dermale toxiciteit, gevarencategorie 1 en 2 |
PL |
Grozi smiercip po poikniyciu lub w kontakcie ze skorp |
|
PT |
Mortal por ingestao ou contacto com a pele |
|
RO |
Mortal in caz de inghitire sau in contact cu pielea |
|
SK |
Pri pozirf alebo styku s kozou moze sposobit’ smrt’ |
|
SL |
Smrtno pri zauzitju ali v stiku s kozo |
|
FI |
Tappavaa nieltyna tai joutuessaan iholle |
|
SV |
Dodligt vid fortaring eller vid hudkontakt |
H300 + H330 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 1 en 2 |
BG |
CMipTOHOceH npu noranaHe unu npu BnumBaHe |
|
ES |
Mortal en caso de ingestion o inhalacion |
|
CS |
Pri pozirf nebo pri vdechovam muze zpusobit smrt |
|
DA |
Livsfarlig ved indtagelse eller indanding |
|
DE |
Lebensgefahr bei Verschlucken oder Einatmen |
|
ET |
Allaneelamisel voi sissehingamisel surmav |
|
EL |
©avarp^opo or urpinTuop KaTanoor|y p or urpinTuop nonvopy |
|
EN |
Fatal if swallowed or if inhaled |
|
FR |
Mortel par ingestion ou par inhalation |
|
GA |
Abhar marfach e seo ma shlogtar no ma ionanalaftear e |
|
IT |
Mortale se ingerito o inalato |
|
LV |
Var izraislt navi, ja nonts vai ieklust elpcelos |
|
LT |
Mirtina prarijus arba jkvepus |
|
HU |
Lenyelve vagy belelegezve halalos |
|
MT |
Fatali jekk tinbela’ jew tittiehed bin-nifs |
|
NL |
Dodelijk bij inslikken en bij inademing |
|
PL |
Grozi smiercip po poikniyciu lub w nastypstwie wdychania |
|
PT |
Mortal por ingestao ou inalayao |
|
RO |
Mortal in caz de inghitire sau inhalare |
|
SK |
Pri pozirf alebo vdychnuri moze sposobit’ smrt’ |
|
SL |
Smrtno pri zauzitju ali vdihavanju |
|
FI |
Tappavaa nieltyna tai hengitettyna |
|
SV |
Dodligt vid fortaring eller inandning |
H310 + H330 |
Taal |
3.1 — Acute dermale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 1 en 2 |
BG |
CMipTOHoceH npu KOHTaKT c KoxaTa mum npu BnumBaHe |
|
ES |
Mortal en contacto con la piel o si se inhala |
|
CS |
Pri styku s kuzi nebo pri vdechovam muze zpusobit smrt |
|
DA |
Livsfarlig ved hudkontakt eller indanding |
|
DE |
Lebensgefahr bei Hautkontakt oder Einatmen |
|
ET |
Nahale sattumisel voi sissehingamisel surmav |
|
EL |
©avaui^opo or rna^p pr to 5£ppa p or urpinTuop nonvopy |
H310 + H330 |
Taal |
3.1 — Acute dermale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 1 en 2 |
EN |
Fatal in contact with skin or if inhaled |
|
FR |
Mortel par contact cutane ou par inhalation |
|
GA |
Abhar marfach e seo ma theagmhafonn leis an gcraiceann no ma ionanalaftear e |
|
IT |
Mortale a contatto con la pelle o in caso di inalazione |
|
LV |
Var izraislt navi, ja saskaras ar adu vai nonak elpcelos |
|
LT |
Mirtina susilietus su oda arba jkvepus |
|
HU |
Borrel erintkezve vagy belelegezve halalos |
|
MT |
Fatali fkuntatt mal-gilda jew jekk tittiehed bin-nifs |
|
NL |
Dodelijk bij contact met de huid en bij inademing |
|
PL |
Grozi smiercip w kontakcie ze skorp lub w nastfpstwie wdychania |
|
PT |
Mortal por contacto com a pele ou inala^ao |
|
RO |
Mortal in contact cu pielea sau prin inhalare |
|
SK |
Pri styku s kozou alebo pri vdychnuri moze sposobit’ smrt’ |
|
SL |
Smrtno v stiku s kozo ali pri vdihavanju |
|
FI |
Tappavaa joutuessaan iholle tai hengitettyna |
|
SV |
Dodligt vid hudkontakt eller inandning |
H300 + H310 + H330 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit, acute dermale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 1 en 2 |
BG |
CMipTOHOceH npu nornmaHe, npu KomaKT c KoxaTa unu npu BgumBaHe |
|
ES |
Mortal en caso de ingestion, contacto con la piel o inhalacion |
|
CS |
Pri poziri, pri styku s kuzi nebo pri vdechovam muze zpusobit smrt |
|
DA |
Livsfarlig ved indtagelse, hudkontakt eller indanding |
|
DE |
Lebensgefahr bei Verschlucken, Hautkontakt oder Einatmen |
|
ET |
Allaneelamisel, nahale sattumisel voi sissehingamisel surmav |
|
EL |
©avatp^opo or nrpimuon KaTanoop^, or rna^p pr to 5rppa p or nrpfflTuop aonvopp |
|
EN |
Fatal if swallowed, in contact with skin or if inhaled |
|
FR |
Mortel par ingestion, par contact cutane ou par inhalation |
|
GA |
Abhar marfach e seo ma shlogtar, ma theagmhafonn leis an gcraiceann no ma ionanalaftear e |
|
IT |
Mortale se ingerito, a contatto con la pelle o se inalato |
|
LV |
Var izraislt navi, ja nonts, saskaras ar adu vai iekjust elpcelos |
|
LT |
Mirtina prarijus, susilietus su oda arba jkvepus |
|
HU |
Lenyelve, borrel erintkezve vagy belelegezve halalos |
|
MT |
Fatali jekk tinbela', tmiss mal-gilda jew tittiehed bin-nifs |
|
NL |
Dodelijk bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing |
|
PL |
Grozi smierci^ po polkni^ciu, w kontakcie ze skor^ lub w nast^pstwie wdycha-nia |
|
PT |
Mortal por ingestao, contacto com a pele ou inala^ao |
|
RO |
Mortal in caz de inghitire, in contact cu pielea sau prin inhalare |
H300 + H310 + H330 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit, acute dermale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 1 en 2 |
SK |
Pri pozirf, pri styku s kozou alebo pri vdychnuri moze sposobit’ smrt’ |
|
SL |
Smrtno pri zauzitju, v stiku s kozo ali pri vdihavanju |
|
FI |
Tappavaa nieltyna, joutuessaan iholle tai hengitettyna |
|
SV |
Dodligt vid fortaring, hudkontakt eller inandning |
H301 + H311 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit en acute dermale toxiciteit, gevarencategorie 3 |
BG |
ToKCuueH npu nornmaHe unu npu KOHTaKT c KoxaTa |
|
ES |
Toxico en caso de ingestion o en contacto con la piel |
|
CS |
Toxicky pri poziri a pri styku s kuzi |
|
DA |
Giftig ved indtagelse eller hudkontakt |
|
DE |
Giftig bei Verschlucken oder Hautkontakt |
|
ET |
Allaneelamisel voi nahale sattumisel murgine |
|
EL |
TO^IKO OR NEPIRNUON KAXANOOPY P OR MA^P PR TO SEPPA |
|
EN |
Toxic if swallowed or in contact with skin |
|
FR |
Toxique par ingestion ou par contact cutane |
|
GA |
Abhar tocsaineach ma shlogtar e no ma theagmhafonn leis an gcraiceann |
|
IT |
Tossico se ingerito o a contatto con la pelle |
|
LV |
Toksisks, ja norits vai saskaras ar adu |
|
LT |
Toksiska prarijus arba susilietus su oda |
|
HU |
Lenyelve vagy borrel erintkezve mergezo |
|
MT |
Tossika jekk tinbela’ jew tmiss mal-gilda |
|
NL |
Giftig bij inslikken en bij contact met de huid |
|
PL |
Dziaia toksycznie po poikniyciu lub w kontakcie ze skorp |
|
PT |
Toxico por ingestao ou contacto com a pele |
|
RO |
Toxic in caz de inghitire sau in contact cu pielea |
|
SK |
Toxicky pri poziri a pri styku s kozou |
|
SL |
Strupeno pri zauzitju ali v stiku s kozo |
|
FI |
Myrkyllista nieltyna tai joutuessaan iholle |
|
SV |
Giftigt vid fortaring eller hudkontakt |
H301 + H331 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 3 |
BG |
ToKCuueH npu nornmaHe unu npu BnumBaHe |
|
ES |
Toxico en caso de ingestion o inhalacion |
|
CS |
Toxicky pri poziri a pri vdechovam |
|
DA |
Giftig ved indtagelse eller indanding |
|
DE |
Giftig bei Verschlucken oder Einatmen |
|
ET |
Allaneelamisel voi sissehingamisel murgine |
|
EL |
TO^IKO OR NEPINRUON KAXANOOPY P OR NRPINXUON AONVOPY |
|
EN |
Toxic if swallowed or if inhaled |
|
FR |
Toxique par ingestion ou par inhalation |
|
GA |
Abhar tocsaineach ma shlogtar no ma ionanalaftear e |
H301 + H331 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 3 |
IT |
Tossico se ingerito o inalato |
|
LV |
Toksisks, ja norits vai iekjust elpcelos |
|
LT |
Toksiska prarijus arba jkvepus |
|
HU |
Lenyelve vagy belelegezve mergezo |
|
MT |
Tossika jekk tinbela’ jew tittiehed bin-nifs |
|
NL |
Giftig bij inslikken en bij inademing |
|
PL |
Dziala toksycznie po poiknifciu lub w nastfpstwie wdychania |
|
PT |
Toxico por ingestao ou inala^ao |
|
RO |
Toxic in caz de inghitire sau prin inhalare |
|
SK |
Toxicky pri pozirf alebo vdychnuri |
|
SL |
Strupeno pri zauzitju ali vdihavanju |
|
FI |
Myrkyllista nieltyna tai hengitettyna |
|
SV |
Giftigt vid fortaring eller inandning |
H311 + H331 |
Taal |
3.1 — Acute dermale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 3 |
BG |
ToKCuueH npu KomaKT c KoxaTa unu npu BnumBaHe |
|
ES |
Toxico en contacto con la piel o si se inhala |
|
CS |
Toxicky pri styku s kuzi a pri vdechovam |
|
DA |
Livsfarlig ved hudkontakt eller indanding |
|
DE |
Giftig bei Hautkontakt oder Einatmen |
|
ET |
Nahale sattumisel voi sissehingamisel murgine |
|
EL |
TO^IKO OR MA^P YR TO 5£PYA R| 0£ nEpinruon nonvopt; |
|
EN |
Toxic in contact with skin or if inhaled |
|
FR |
Toxique par contact cutane ou par inhalation |
|
GA |
Abhar tocsaineach ma theagmhafonn leis an gcraiceann no ma ionanalaftear e |
|
IT |
Tossico a contatto con la pelle o se inalato |
|
LV |
Toksisks saskare ar adu vai ja iekjust elpcelos |
|
LT |
Toksiska susilietus su oda arba jkvepus |
|
HU |
Borrel erintkezve vagy belelegezve mergezo |
|
MT |
Tossika jekk tmiss mal-gilda jew tittieheb bin-nifs |
|
NL |
Giftig bij contact met de huid en bij inademing |
|
PL |
Dziaia toksycznie w kontakcie ze skor^ lub w nastfpstwie wdychania |
|
PT |
Toxico em contacto com a pele ou por inala^ao |
|
RO |
Toxic in contact cu pielea sau prin inhalare |
|
SK |
Toxicky pri styku s kozou alebo pri vdychnuri |
|
SL |
Strupeno v stiku s kozo ali pri vdihavanju |
|
FI |
Myrkyllista joutuessaan iholle tai hengitettyna |
|
SV |
Giftigt vid hudkontakt eller fortaring |
H301 + H311 + H331 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit, acute dermale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 3 |
BG |
ToKcrneH npu nornmaHe, npu KOHTaKT c KOxaTa unu npu BgumBaHe |
|
ES |
Toxico en caso de ingestion, contacto con la piel o inhalacion |
|
CS |
Toxicky pri poziri, pri styku s kuzi a pri vdechovam |
|
DA |
Giftig ved indtagelse, hudkontakt eller indanding |
|
DE |
Giftig bei Verschlucken, Hautkontakt oder Einatmen |
|
ET |
Allaneelamisel, nahale sattumisel voi sissehingamisel murgine |
|
EL |
TO^IKO OE NEPIRNUOR KAXANOOP^, OE MA^P P£ TO SEPPA P OE NEPINRUOP KAXANOORT; |
|
EN |
Toxic if swallowed, in contact with skin or if inhaled |
|
FR |
Toxique par ingestion, par contact cutane ou par inhalation |
|
GA |
Abhar tocsaineach ma shlogtar, ma theagmhafonn leis an gcraiceann no ma ionanalaftear e |
|
IT |
Tossico se ingerito, a contatto con la pelle o se inalato |
|
LV |
Toksisks, ja nonts, saskaras ar adu vai iekjust elpcelos |
|
LT |
Toksiska prarijus, susilietus su oda arba jkvepus |
|
HU |
Lenyelve, borrel erintkezve vagy belelegezve mergezo |
|
MT |
Tossika jekk tinbela’, tmiss mal-gilda jew tittiehed bin-nifs |
|
NL |
Giftig bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing |
|
PL |
Dziala toksycznie po polknifciu, w kontakcie ze skorp lub w nastfpstwie wdy-chania |
|
PT |
Toxico por ingestao, contacto com a pele ou inala^ao |
|
RO |
Toxic in caz de inghitire, in contact cu pielea sau prin inhalare |
|
SK |
Toxicky pri poziri, styku s kozou alebo pri vdychnurf |
|
SL |
Strupeno pri zauzitju, v stiku s kozo ali pri vdihavanju |
|
FI |
Myrkyllista nieltyna, joutuessaan iholle tai hengitettyna |
|
SV |
Giftigt vid fortaring, hudkontakt eller inandning |
H302 + H312 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit en acute dermale toxiciteit, gevarencategorie 4 |
BG |
BpegeH npu nornmaHe unu npu KOHTaKT c KOxaTa |
|
ES |
Nocivo en caso de ingestion o en contacto con la piel |
|
CS |
Zdravi skodlivy pri poziri a pri styku s kuzi |
|
DA |
Livsfarlig ved indtagelse eller hudkontakt |
|
DE |
Gesundheitsschadlich bei Verschlucken oder Hautkontakt |
|
ET |
Allaneelamisel voi nahale sattumisel kahjulik |
|
EL |
Emfi\af!Ec; oe n£pim:uor| Kaxanoop^ p oe Ena^p p£ to SEppa |
|
EN |
Harmful if swallowed or in contact with skin |
|
FR |
Nocif en cas d’ingestion ou de contact cutane |
|
GA |
Abhar dochrach ma shlogtar e no ma theagmhafonn leis an gcraiceann |
|
IT |
Nocivo se ingerito o a contatto con la pelle |
|
LV |
Kaiflgs, ja nonts vai saskaras ar adu |
|
LT |
Kenksminga prarijus arba susilietus su oda |
|
HU |
Lenyelve vagy borrel erintkezve artalmas |
|
MT |
Taghmel hsara jekk tinbela’ jew jekk tmiss mal-gilda |
|
NL |
Schadelijk bij inslikken en bij contact met de huid |
H302 + H312 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit en acute dermale toxiciteit, gevarencategorie 4 |
PL |
Dziala szkodliwie po poiknifciu lub w kontakcie ze skorp |
|
PT |
Nocivo por ingestao ou contacto com a pele |
|
RO |
Nociv in caz de inghitire sau in contact cu pielea |
|
SK |
Zdraviu skodlivy pri poziri alebo pri styku s kozou |
|
SL |
Zdravju skodljivo pri zauzitju ali v stiku s kozo |
|
FI |
Haitallista nieltyna tai joutuessaan iholle |
|
SV |
Skadligt vid fortaring eller hudkontakt |
H302 + H332 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 4 |
BG |
BpegeH npu noranaHe mum npu BgumBaHe |
|
ES |
Nocivo en caso de ingestion o inhalacion |
|
CS |
Zdravi skodlivy pri poziri a pri vdechovam |
|
DA |
Farlig ved indtagelse eller indanding |
|
DE |
Gesundheitsschadlich bei Verschlucken oder Einatmen |
|
ET |
Allaneelamisel voi sissehingamisel kahjulik |
|
EL |
Em^la^a; or urpinTuop Kardnoop^ p or urpinruop aonvop; |
|
EN |
Harmful if swallowed or if inhaled |
|
FR |
Nocif en cas d’ingestion ou d’inhalation |
|
GA |
Abhar dochrach ma shlogtar no ma ionanalaftear e |
|
IT |
Nocivo se ingerito o inalato |
|
LV |
Kaitlgs, ja nonts vai iekjust elpcelos |
|
LT |
Kenksminga prarijus arba jkvepus |
|
HU |
Lenyelve vagy belelegezve artalmas |
|
MT |
Taghmel hsara jekk tinbela’ jew tittiehed bin-nifs |
|
NL |
Schadelijk bij inslikken en bij inademing |
|
PL |
Dziaia szkodliwie po poiknifciu lub w nastfpstwie wdychania |
|
PT |
Nocivo por ingestao ou inala^ao |
|
RO |
Nociv in caz de inghitire sau inhalare |
|
SK |
Zdraviu skodlivy pri poziti alebo vdychnuri |
|
SL |
Zdravju skodljivo pri zauzitju in vdihavanju |
|
FI |
Haitallista nieltyna tai hengitettyna |
|
SV |
Skadligt vid fortaring eller inandning |
H312 + H332 |
Taal |
3.1 — Acute dermale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 4 |
BG |
BpegeH npu KOHTaKT c KoxaTa mum npu BgumBaHe |
|
ES |
Nocivo en contacto con la piel o si se inhala |
|
CS |
Zdravi skodlivy pri styku s k^ a pri vdechovam |
|
DA |
Farlig ved hudkontakt eller indanding |
|
DE |
Gesundheitsschadlich bei Hautkontakt oder Einatmen |
|
ET |
Nahale sattumisel voi sissehingamisel kahjulik |
|
EL |
Em^la^a; or rna^p pr to 5£ppa p or urpinTuop aonvop; |
H312 + H332 |
Taal |
3.1 — Acute dermale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 4 |
EN |
Harmful in contact with skin or if inhaled |
|
FR |
Nocif en cas de contact cutane ou d’inhalation |
|
GA |
Abhar dochrach ma theagmhafonn leis an gcraiceann no ma ionanalaftear e |
|
IT |
Nocivo a contatto con la pelle o se inalato |
|
LV |
Kaiflgs saskare ar adu vai ja ieklust elpcelos |
|
LT |
Kenksminga susilietus su oda arba jkvepus |
|
HU |
Borrel erintkezve vagy belelegezve artalmas |
|
MT |
Taghmel hsara jekk tmiss mal-gilda jew jekk tittiehed bin-nifs |
|
NL |
Schadelijk bij contact met de huid en bij inademing |
|
PL |
Dziala szkodliwie w kontakcie ze skor^ lub w nastfpstwie wdychania |
|
PT |
Nocivo em contacto com a pele ou por inala^ao |
|
RO |
Nociv in contact cu pielea sau prin inhalare |
|
SK |
Zdraviu skodlivy pri styku s kozou alebo pri vdychnuri |
|
SL |
Zdravju skodljivo v stiku s kozo in pri vdihavanju |
|
FI |
Haitallista joutuessaan iholle tai hengitettyna |
|
SV |
Skadligt vid hudkontakt eller inandning |
H302 + H312 + H332 |
Taal |
3.1 — Acute orale toxiciteit, acute dermale toxiciteit en acute toxiciteit bij inademing, gevarencategorie 4 |
BG |
BpeneH npu nornmaHe, npu KOHTaKT c KoxaTa unu npu BnumBaHe |
|
ES |
Nocivo en caso de ingestion, contacto con la piel o inhalacion |
|
CS |
Zdravi skodlivy pri poziri, pri styku s kuzi a pri vdechovam |
|
DA |
Farlig ved indanding, hudkontakt eller indanding |
|
DE |
Gesundheitsschadlich bei Verschlucken, Hautkontakt oder Einatmen |
|
ET |
Allaneelamisel, nahale sattumisel voi sissehingamisel kahjulik |
|
EL |
EmfiXafja; or nrpimuon KaTanoop^, or rna^p yr to 5rpya r| or urpinTuop nonvop^ |
|
EN |
Harmful if swallowed, in contact with skin or if inhaled |
|
FR |
Nocif en cas d’ingestion, de contact cutane ou d’inhalation |
|
GA |
Abhar dochrach ma shlogtar, ma theagmhafonn leis an gcraiceann no ma ionanalaftear e |
|
IT |
Nocivo se ingerito, a contatto con la pelle o se inalato |
|
LV |
Kaitlgs, ja nonts, saskaras ar adu vai nonak elpcelos |
|
LT |
Kenksminga prarijus, susilietus su oda arba jkvepus |
|
HU |
Lenyelve, borrel erintkezve vagy belelegezve artalmas |
|
MT |
Taghmel il-hsara jekk tinbela’, tmiss mal-gilda jew tittihed bin-nifs |
|
NL |
Schadelijk bij inslikken, bij contact met de huid en bij inademing |
|
PL |
Dziala szkodliwie po polknifciu, w kontakcie ze skor^ lub w nastfpstwie wdy-chania |
|
PT |
Nocivo por ingestao, contacto com a pele ou inala^ao |
|
RO |
Nociv in caz de inghitire, in contact cu pielea sau prin inhalare |
|
SK |
Zdraviu skodlivy pri poziri, styku s kozou alebo pri vdychnurf |
|
SL |
Zdravju skodljivo pri zauzitju, v stiku s kozo ali pri vdihavanju |
|
FI |
Haitallista nieltyna, joutuessaan iholle tai hengitettyna |
|
SV |
Skadligt vid fortaring, hudkontakt eller inandning” |
-
d)tabel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
i)
na code H413 wordt de volgende nieuwe gevarenaanduiding aan de tabel toegevoegd: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
-
2)In deel 2 wordt tabel 2.3 geschrapt.
-
3)Deel 3 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)in de titel worden de woorden „stoffen of’ geschrapt;
-
b)onder code EUH201/201A worden alle vermeldingen „201/201A” in de eerste kolom geschrapt;
-
c)onder code EUH209/209A worden alle vermeldingen „209/209A” in de eerste kolom geschrapt.
BIJLAGE IV
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd: 1) Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)tabel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
-
i)code P261 komt als volgt te luiden:
„P261 |
Inademing van stof/ rook/gas/nevel/damp/ spuitnevel vermijden. |
Acute toxiciteit bij inademing (afdeling 3.1) |
3, 4 |
Toepasselijke voorwaarden door fabrikant/leverancier te specificeren.” |
Sensibilisatie van de lucht-wegen (afdeling 3.4) |
1, 1A, 1B |
|||
Huidsensibilisatie (afdeling 3.4) |
1, 1A, 1B |
|||
Specifieke doelorgaan-toxiciteit bij eenmalige blootstelling; irritatie van de luchtwegen (afde-ling 3.8) |
3 |
|||
Specifieke doelorgaan-toxiciteit bij eenmalige blootstelling; narcotische werking (afdeling 3.8) |
3 |
-
ii)code P272 komt als volgt te luiden:
„P272 |
Verontreinigde werk- |
Huidsensibilisatie (afde- |
1, 1A, 1B” |
|
kleding mag de werk-ruimte niet verlaten. |
ling 3.4) |
-
iii)code P280 komt als volgt te luiden:
„P280 |
Beschermende handschoenen/ beschermende kleding/ oogbescherming/ gelaatsbescherming dragen. |
Ontplofbare stoffen (afdeling 2.1) |
Subklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 |
Soort bescherming door fabrikant/leverancier te spe-cificeren. — gelaatsbescherming specificeren. |
Ontvlambare vloeistoffen (afdeling 2.6) |
1, 2, 3 |
Soort bescherming door fabrikant/leverancier te spe-cificeren. — beschermende handschoe-nen en oog-/ |
||
Ontvlambare vaste stoffen (afdeling 2.7) |
1, 2 |
|||
Zelfontledende stoffen en mengsels (afdeling 2.8) |
Typen A, B, C, D, E, F |
gelaatsbescherming speci-ficeren. |
||
Pyrofore vloeistoffen (afdeling 2.9) |
1 |
|||
Pyrofore vaste stoffen (afdeling 2.10) |
1 |
|||
Voor zelfverhitting vatbare stoffen en mengsels (afde-ling 2.11) |
1, 2 |
|||
Stoffen en mengsels die in contact met water ont-vlambare gassen ontwik-kelen (afdeling 2.12) |
1, 2, 3 |
|||
Oxiderende vloeistoffen (afdeling 2.13) |
1, 2, 3 |
Oxiderende vaste stoffen (afdeling 2.14) |
1, 2, 3 |
||
Organische peroxiden (afdeling 2.15) |
Typen A, B, C, D, E, F |
||
Acute dermale toxiciteit (afdeling 3.1) |
1, 2, 3, 4 |
Soort bescherming door fabrikant/leverancier te spe-cificeren. — beschermende handschoenen/kleding specificeren. |
|
Huidcorrosie (afdeling 3.2) |
1A, 1B, 1C |
Soort bescherming door fabrikant/leverancier te spe-cificeren. — beschermende handschoenen/kleding en oog-/gelaatsbescherming specificeren. |
|
Huidirritatie (afdeling 3.2) |
2 |
Soort bescherming door fabrikant/leverancier te spe- |
|
Huidsensibilisatie (afdeling 3.4) |
1, 1A, 1B |
cificeren. — beschermende handschoe-nen specificeren. |
|
Ernstig oogletsel (afdeling 3.3) |
1 |
Soort bescherming door fabrikant/leverancier te spe-cificeren. |
|
Oogirritatie (afdeling 3.3) |
2 |
— oog-/gelaatsbescherming specificeren.” |
-
iv)code P285 komt als volgt te luiden:
„P285 |
Bij ontoereikende ven- |
Sensibilisatie van de lucht- |
1, 1A, 1B |
Bescherming door |
tilatie een geschikte |
wegen (afdeling 3.4) |
fabrikant/leverancier te spe- |
||
adembescherming dragen. |
cificeren.” |
-
v)code P273 wordt als volgt gewijzigd:
— in kolom 3, tweede rij, worden de woorden „chronische aquatische toxiciteit (afdeling 4.1)” vervangen door „aquatisch gevaar op lange termijn (afdeling 4.1)”;
— (niet van toepassing op de Nederlandse tekst);
-
b)tabel 6.3 wordt als volgt gewijzigd:
-
i)code P302 komt als volgt te luiden:
„P302 |
BIJ CONTACT MET DE HUID: |
Pyrofore vloeistoffen (afde-ling 2.9) |
1 |
|
Acute dermale toxiciteit (afdeling 3.1) |
1, 2, 3, 4 |
|||
Huidirritatie (afdeling 3.2) |
2 |
|||
Huidsensibilisatie (afde-ling 3.4) |
1, 1A, 1B” |
-
ii)code P304 komt als volgt te luiden:
„P304 |
NA INADEMING: |
Acute toxiciteit bij inade-ming (afdeling 3.1) |
1, 2, 3, 4 |
|
Huidcorrosie (afdeling 3.2) |
1A, 1B, 1C |
|||
Sensibilisatie van de lucht-wegen (afdeling 3.4) |
1, 1A, 1B |
|||
Specifieke doelorgaan-toxiciteit bij eenmalige blootstelling; irritatie van de luchtwegen (afde-ling 3.8) |
3 |
|||
Specifieke doelorgaan-toxiciteit bij eenmalige blootstelling; narcotische werking (afdeling 3.8) |
3” |
-
iii)code P311 komt als volgt te luiden:
„P311 |
Een VERGIFTIGINGEN-CENTRUM of een arts raadplegen. |
Acute toxiciteit bij inade-ming (afdeling 3.1) |
3 |
|
Sensibilisatie van de lucht-wegen (afdeling 3.4) |
1, 1A, 1B |
|||
Specifieke doelorgaan-toxiciteit bij eenmalige blootstelling (afdeling 3.8) |
1, 2” |
-
iv)code P313 komt als volgt te luiden:
„P313 |
Een arts raadplegen. |
Huidirritatie (afdeling 3.2) |
2, 3 |
|
Oogirritatie (afdeling 3.3) |
2 |
|||
Huidsensibilisatie (afde-ling 3.4) |
1, 1A, 1B |
|||
Mutageniteit in geslachts-cellen (afdeling 3.5) |
1A, 1B, 2 |
|||
Kankerverwekkendheid (afdeling 3.6) |
1A, 1B, 2 |
|||
Voortplantingstoxiciteit (afdeling 3.7) |
1A, 1B, 2 |
|||
Voortplantingstoxiciteit — effecten op of via lactatie |
Aanvul-lende cate- |
|||
(afdeling 3.7) |
gorie” |
-
v)code P321 komt als volgt te luiden:
„P321 |
Specifieke behandeling vereist (zie ... op dit etiket). |
Acute orale toxiciteit (afdeling 3.1) |
1, 2, 3 |
. Verwijzen naar aanvul- lende eerstehulp-maatregel. — indien onmiddellijk een antidotum moet worden toegediend. |
Acute toxiciteit bij inade-ming (afdeling 3.1) |
3 |
. Verwijzen naar aanvul- lende eerstehulp-maatregel. — indien onmiddellijk speci-fieke maatregelen moeten worden genomen. |
Specifieke doelorgaan-toxiciteit bij eenmalige blootstelling (afdeling 3.8) |
1 |
... Verwijzen naar aanvul-lende eerstehulp-maatregel. — indien onmiddellijk maatregelen moeten worden genomen. |
||
Huidsensibilisatie (afdeling 3.4) |
1, 1A, 1B |
... Verwijzen naar aanvul-lende eerstehulp-maatregel. — fabrikant/leverancier kan zo nodig een reinigings- |
||
Huidcorrosie (afdeling 3.2) |
1A, 1B, 1C |
|||
Huidirritatie (afdeling 3.2) |
2 |
middel specificeren." |
-
vi)code P333 komt als volgt te luiden:
„P333 |
Bij huidirritatie of |
Huidsensibilisatie (afde- |
1, 1A, 1B" |
|
uitslag: |
ling 3.4) |
-
vii)code P341 komt als volgt te luiden:
„P341 |
Bij ademhalings- |
Sensibilisatie van de lucht- |
1, 1A, 1B" |
|
moeilijkheden in de frisse lucht brengen en laten rusten in een |
wegen (afdeling 3.4) |
|||
houding die het ade-men vergemakkelijkt. |
-
viii)code P342 komt als volgt te luiden:
P342 |
Bij ademhalings- |
Sensibilisatie van de lucht- |
1, 1A, 1B" |
symptomen: |
wegen (afdeling 3.4) |
-
ix)code P352 komt als volgt te luiden:
„P352 |
Met veel water en |
Acute dermale toxiciteit |
3, 4 |
|
zeep wassen. |
(afdeling 3.1) |
|||
Huidirritatie (afdeling 3.2) |
2 |
|||
Huidsensibilisatie (afde-ling 3.4) |
1, 1A, 1B" |
-
x)code P363 komt als volgt te luiden:
„P363 |
Verontreinigde kle-ding wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. |
Acute dermale toxiciteit (afdeling 3.1) |
1, 2, 3, 4 |
|
Huidcorrosie (afdeling 3.2) |
1A, 1B, 1C |
|||
Huidsensibilisatie (afde-ling 3.4) |
1, 1A, 1B" |
-
xi)code P302 + P352 komt als volgt te luiden:
„P302 + P352 |
BIJ CONTACT MET DE HUID: met veel |
Acute dermale toxiciteit (afdeling 3.1) |
3, 4 |
water en zeep was-sen. |
Huidirritatie (afdeling 3.2) |
2 |
|
Huidsensibilisatie (afde-ling 3.4) |
1, 1A, 1B” |
-
xii)code P304 + P341 komt als volgt te luiden:
„P304 + |
NA INADEMING: bij |
Sensibilisatie van de |
1, 1A, 1B” |
|
P341 |
ademhalings-moeilijkheden in de frisse lucht brengen en laten rusten in een |
luchtwegen (afdeling 3.4) |
||
houding die het ade-men vergemakkelijkt. |
-
xiii)code P333 + P313 komt als volgt te luiden:
„P333 + |
Bij huidirritatie of |
Huidsensibilisatie (afde- |
1, 1A, 1B” |
P313 |
uitslag: een arts raad- |
ling 3.4) |
|
plegen. |
-
xiv)code P342 + P311 komt als volgt te luiden:
„P342 + |
Bij ademhalings- |
Sensibilisatie van de |
1, 1A, 1B” |
P311 |
symptomen: een |
luchtwegen (afdeling 3.4) |
|
VERGIFTIGINGEN- |
|||
CENTRUM of een |
|||
arts raadplegen. |
-
xv)bij code P391, in kolom 3, tweede rij, worden de woorden „chronisch aquatisch gevaar (afdeling 4.1)” ver-vangen door „aquatisch gevaar op lange termijn (afdeling 4.1)”;
-
c)Tabel 6.5 wordt vervangen door:
„Tabel 6.5
Voorzorgsmaatregelen i.v.m. verwijdering
Code (1) |
Voorzorgsmaatregelen i.v.m. verwijdering (2) |
Gevarenklasse (3) |
Gevaren- categorie (4) |
Voorwaarden voor gebruik (5) |
P501 |
Inhoud/verpakking afvoeren naar ... |
Ontplofbare stoffen (afdeling 2.1) |
Ontplofbare stoffen van de subklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 |
. overeenkomstig de plaatselijke/regionale/ nationale/internationale voorschriften (specifice-ren). |
Ontvlambare vloeistoffen (afdeling 2.6) |
1, 2, 3 |
Code (1) |
|
Voorwaarden voor gebruik |
(5)
|
|||||||||||||||
In deel 2, tabel 1.5, wordt na code P501 de volgende voorzorgsmaatregel toegevoegd: |
„P502 |
Language |
|
BG |
06tpHeTe ce k^m npoH3BonHTen^/nocraBHHKa 3a MH^opMauufl othocho Bt3craHOB^BaHeTo/ peuHKnupaHeTo |
|
ES |
Pedir informacion al fabricante o proveedor sobre su recuperacion o reciclado |
|
CS |
Informujte se u vyrobce nebo dodavatele o regeneraci nebo recyklaci |
|
DA |
Indhent oplysninger om genvinding/genanvendelse hos producenten/leverand0ren |
|
DE |
Informationen zur Wiederverwendung/Wiederverwertung beim Hersteller/Lieferanten erfragen |
|
ET |
Hankida valmistajalt/tarnijalt teavet kemikaali taaskasutamise/ringlussevotu kohta |
|
EL |
Antu9uv9aT£ otov napaYMYo/npoyn^EUTp yia t^v avaKrr|or|/avaKUK\uor| |
|
EN |
Refer to manufacturer/supplier for information on recovery/recycling |
|
FR |
Se reporter au fabricant/fournisseur pour des informations concernant la recuperation/le recyclage |
|
GA |
Feach an fhaisneis on monaroir/solathroir maidir le haisghabhail/athchursail |
|
IT |
Chiedere informazioni al produttore o fornitore per il recupero/riciclaggio |
|
LV |
Informacija par rekuperaciju/parstradi sanemama pie razotaja/piegadataja |
|
LT |
Kreiptis j gamintoj^ (tiekj) informacijai apie si^ medziag^ ar preparat^ panaudojim^ arba perdirbim^ gauti |
|
HU |
A gyarto/szalHto hatarozza meg a hasznosftasra es ujrafeldolgozasra vonatkozo informa-ciokat |
|
MT |
Irreferi ghall-manifattur/fornitur rigward informazzjoni dwar l-irkupru/riciklagg |
|
NL |
Raadpleeg fabrikant/leverancier voor informatie over terugwinning/recycling |
|
PL |
Przestrzegac wskazowek producenta lub dostawcy dotycz^cych odzysku lub wtornego wykorzystania |
|
PT |
Solicitar ao fabricante/fornecedor informa^oes relativas a recupera^ao/reciclagem |
|
RO |
Adresati-va producatorului pentru informatii privind recuperarea/reciclarea |
|
SK |
Informujte sa u vyrobcu alebo dodavatela o regeneracii alebo recyklacii |
|
SL |
Za podatke glede obnovitve/reciklaze se obrnite na proizvajalca/dobavitelja |
|
FI |
Hanki valmistajalta/toimittajalta tietoja uudelleenkaytosta/kierratyksesta |
|
SV |
Radfraga tillverkare/leverantor om atervinning/ateranvandning” |
BIJLAGE V
Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd:
-
1)De eerste zin komt als volgt te luiden:
„De gevarenpictogrammen voor elke gevarenklasse, onderverdeling daarvan en gevarencategorie voldoen aan de bepa-lingen van deze bijlage en van bijlage I, punt 1.2, en komen wat gebruikte symbolen en vorm betreft overeen met de hierna gegeven afbeeldingen.”.
-
2)Deel 2, punt 2.3, wordt als volgt gewijzigd:
-
a)in kolom 1 wordt het pictogram GHS07 vervangen door het volgende pictogram:
„GHS07
-
b)in kolom 2 worden de woorden „Huidsensibilisatie, gevarencategorie 1” vervangen door „Huidsensibilisatie, geva-rencategorieen 1, 1A en 1B”.
-
3)In deel 2, punt 2.4, kolom 2, worden de woorden „Sensibilisatie van de luchtwegen, gevarencategorie 1” vervangen door „Sensibilisatie van de luchtwegen, gevarencategorieen 1, 1A en 1B”.
-
4)In deel 3 wordt pictogram GHS09 vervangen door:
„GHS09.
-
5)Het volgende nieuwe deel 4 wordt toegevoegd:
„4. DEEL 4: VERDERE GEVAREN
Pictogram |
Gevarenklasse en gevarencategorie |
(1) |
(2) |
GHS07 |
Sectie 5.1 |
❖ |
Gevaar voor de ozonlaag, gevarencategorie 1” |
BIJLAGE VI
Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd: 1) Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)tabel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
-
i)bij de gevarenklasse „Sensibilisatie van de luchtwegen/de huid” wordt de categoriecode „Sens. luchtw. 1” ver-vangen door „Sens. luchtw. 1, 1A en 1B”;
-
ii)bij de gevarenklasse „Gevaar voor de ozonlaag” wordt de categoriecode „Ozon” vervangen door „Ozon 1”; b) in punt 1.1.2.3 komt de laatste alinea als volgt te luiden:
„Indien voor stoffen die als gevaarlijk voor het aquatisch milieu zijn ingedeeld in de categorieen Aquat. acuut 1 of Aquat. chron. 1 een M-factor geharmoniseerd is, is deze M-factor in tabel 3.1 aangegeven in dezelfde kolom als de specifieke concentratiegrenzen. Indien zowel voor Aquat. acuut 1 als voor Aquat. chron. 1 een M-factor geharmoniseerd is, wordt elke M-factor op dezelfde regel vermeld als de bijbehorende onderverdeling. Indien in tabel 3.1 slechts een M-factor staat en de stof als Aquat. acuut 1 en Aquat. chron. 1 is ingedeeld, gebruikt de fabrikant, importeur of downstreamgebruiker deze M-factor voor de indeling van een mengsel dat deze stof bevat voor acuut aquatisch gevaar en aquatisch gevaar op lange termijn met de optelmethode. Is in tabel 3.1 geen M-factor aange-geven, dan bepaalt de fabrikant, importeur of downstreamgebruiker op basis van de voor de stof beschikbare gege-vens een of meer M-factoren. Voor de bepaling en het gebruik van M-factoren, zie punt 4.1.3.5.5.5 van bijlage I.”;
-
c)in punt 1.1.3.1 worden „Noot H (tabel 3.1)” en „Noot H (tabel 3.2)” geschrapt;
-
d)punt 1.1.4.4 wordt geschrapt.
-
2)Deel 3 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)de eerste twee alinea’s komen als volgt te luiden:
„Tabel 3.1: Lijst van geharmoniseerde indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen.
Tabel 3.2: Lijst van geharmoniseerde indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen van bijlage I bij Richtlijn 67/548/EEG.”;
-
b)in de laatste kolom van de tabellen 3.1 en 3.2 worden alle verwijzingen naar noot H geschrapt;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
L 83/52 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie 30.3.2011
30.3.2011 NL |
Publicatieblad van de Europese Unie L 83/53 |
BIJLAGE VII |
Bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt als volgt gewijzigd:
In de laatste rij van tabel 1.1 wordt de gevarenaanduiding „EUH059” vervangen door „H420”.
In die verordening is rekening gehouden met het wereld-wijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (hierna „het GHS” genoemd) van de Verenigde Naties (VN).
Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.
Momenteel zijn geen erkende en gevalideerde diermodellen beschikbaar voor het testen van overgevoeligheid van de luchtwegen. Onder bepaalde omstandigheden kunnen gegevens uit dierproeven nuttige informatie opleveren bij een beoordeling op basis van de bewijskracht.
(“) De mechanismen waarmee stoffen astmasymptomen veroorzaken, zijn nog niet volledig bekend. Met het oog op preventieve maatregelen worden deze stoffen als inhalatieallergenen beschouwd. Als echter op grond van de gegevens kan worden aangetoond dat deze stoffen alleen bij mensen met bronchiale hyperreactiviteit astmasymptomen veroorzaken door irritatie, worden deze niet als inhalatieallergenen beschouwd.”.
-
14)In punt 3.4.3.3.1 wordt de tekst „tabel 3.4.3” vervangen door „tabel 3.4.5”.
-
15)Punt 3.4.3.3.2 wordt als volgt gewijzigd:
-
a)de tekst „tabel 3.4.1” wordt vervangen door „tabel 3.4.5”;
-
b)de tekst „tabel 3.4.3” wordt vervangen door „tabel 3.4.6”;
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.