Richtlijn 2001/13 - Wijziging van Richtlijn 95/18/EG betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen
Inhoudsopgave van deze pagina:
|
Richtlijn 2001/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen
Publicatieblad Nr. L 075 van 15/03/2001 blz. 0026 - 0028
Richtlijn 2001/13/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 26 februari 2001
tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 71,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 22 november 2000 door het Bemiddelingscomité is goedgekeurd,
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap(5) voorziet in bepaalde toegangsrechten tot het internationaal spoorwegvervoer voor spoorwegondernemingen en internationale samenwerkingsverbanden van spoorwegondernemingen.
-
(2)Met het oog op een betrouwbare en adequate dienstverlening is het noodzakelijk via een gemeenschappelijke vergunningsregeling te waarborgen, dat de spoorwegondernemingen te allen tijde voldoen aan bepaalde eisen inzake goede naam, financiële draagkracht en beroepsbekwaamheid, dit om de klanten en derden te beschermen en om diensten van een hoog veiligheidsniveau te bereiken.
-
(3)Om een eenvormige en niet-discriminerende toepassing van de toegangsrechten tot de spoorweginfrastructuur in de gehele Gemeenschap te waarborgen, is bij Richtlijn 95/18/EG van de Raad(6) een vergunningregeling ingesteld voor spoorwegondernemingen die de in artikel 10 van Richtlijn 91/440/EEG bedoelde diensten verlenen. De vergunning is voor de exploitatie van deze diensten verplicht en is geldig voor de gehele Gemeenschap.
-
(4)Omdat sommige lidstaten toegangsrechten hebben vastgesteld die verder reiken dan Richtlijn 91/440/EEG, lijkt het noodzakelijk de eerlijke, doorzichtige en niet-discriminerende behandeling van alle spoorwegondernemingen die in deze markt kunnen opereren te waarborgen door de vergunningsbeginselen van Richtlijn 95/18/EG uit te breiden tot alle ondernemingen in de sector.
-
(5)Om de informatieplicht beter te kunnen nakomen, dienen de lidstaten en de Commissie te zorgen voor betere informatie voor alle lidstaten en de Commissie; uitgaande van de gangbare praktijk en een logische interpretatie van Richtlijn 95/18/EG dient de door de lidstaten en de Commissie te verstrekken informatie ook afgegeven vergunningen te betreffen.
-
(6)Het is wenselijk ervoor te zorgen dat spoorwegondernemingen met een vergunning die internationaal goederenvervoer verrichten, de toepasselijke douane- en belastingvoorschriften in acht nemen, met name inzake douanedoorvervoer.
-
(7)Gelet op het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van deze richtlijn - namelijk het vaststellen van de algemene beginselen voor de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en de wederzijdse erkenning van die vergunningen in de gehele Gemeenschap - onvoldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt wegens de duidelijk internationale dimensie van die verlening, en kunnen zij derhalve, vanwege de grensoverschrijdende implicaties, beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze richtlijn gaat niet verder dan hetgeen nodig is voor het bereiken van deze doelstellingen.
-
(8)Richtlijn 95/18/EG dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 95/18/EG wordt hierbij als volgt gewijzigd:
-
1.artikel 1 wordt vervangen door:
"Artikel 1
-
1.Deze richtlijn betreft de criteria voor de verlening, verlenging of wijziging, door een lidstaat, van vergunningen voor spoorwegondernemingen die in de Gemeenschap gevestigd zijn of zich daar zullen vestigen.
-
2.De lidstaten kunnen van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitsluiten:
-
a)ondernemingen die uitsluitend spoorwegvervoersdiensten voor reizigers op een lokale of regionale, op zichzelf staande spoorweginfrastructuur exploiteren;
-
b)spoorwegondernemingen die uitsluitend spoorwegvervoersdiensten voor reizigers in het stads- of voorstadsverkeer exploiteren;
-
c)spoorwegondernemingen waarvan de activiteit beperkt is tot het verlenen van regionale spoorwegvervoersdiensten voor goederen en die niet onder de werkingssfeer van Richtlijn 91/440/EEG vallen;
-
d)ondernemingen die uitsluitend goederenvervoer verrichten op een particuliere spoorweginfrastructuur welke enkel door de eigenaar van de infrastructuur voor zijn eigen goederenvervoer wordt gebruikt.
-
3.Ondernemingen waarvan de activiteiten beperkt zijn tot het verrichten van pendeldiensten voor wegvoertuigen door de Kanaaltunnel zijn uitgesloten van de werkingssfeer van deze richtlijn.";
-
2.artikel 2, onder a), wordt vervangen door:
"a) 'Spoorwegonderneming': elke privaat- of publiekrechtelijke onderneming waarvan de voornaamste activiteit bestaat in het leveren van spoorwegvervoersdiensten voor goederen en/of reizigers, waarbij die onderneming voor de tractie moet zorgen; hiertoe behoren ook ondernemingen die uitsluitend voor tractie zorgen.";
-
3.artikel 3 wordt vervangen door:
"Artikel 3
Elke lidstaat wijst de instantie aan die voor het verlenen van vergunningen en voor het uitvoeren van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn verantwoordelijk is. De vergunningen worden verleend door een instantie die zelf geen spoorwegvervoersdiensten levert en die onafhankelijk is van instanties of ondernemingen die wel zulke diensten leveren.";
-
4.aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:
"5. Een vergunning geldt voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap.";
-
5.artikel 6, vierde streepje, wordt als volgt gewijzigd:
"- niet zijn veroordeeld wegens ernstige of herhaalde inbreuken op verplichtingen die voortvloeien uit het sociaal recht of uit het arbeidsrecht, met inbegrip van verplichtingen uit de wetten inzake arbeidsbescherming, of, in het geval van ondernemingen die grensoverschrijdend goederenvervoer wensen te verrichten waarvoor douaneprocedures gelden, uit de douaneregelgeving.";
-
6.artikel 11, lid 8, wordt vervangen door:
"8. Wanneer de vergunningverlenende autoriteiten een vergunning hebben verleend, geschorst, ingetrokken of aangepast, dient de betrokken lidstaat de Commissie onverwijld hiervan in kennis te stellen. De Commissie brengt de andere lidstaten onmiddellijk op de hoogte.";
-
7.de artikelen 12 en 13 worden vervangen door:
"Artikel 12
-
1.Behalve aan de vereisten van deze richtlijn dient de spoorwegonderneming ook te voldoen aan de nationale wetten en voorschriften die verenigbaar zijn met de communautaire wetgeving en op niet-discriminerende wijze worden toegepast, met name met betrekking tot:
-
a)specifieke technische en exploitatie-eisen voor de spoorwegvervoersdiensten,
-
b)veiligheidseisen die van toepassing zijn op het personeel, het rollend materieel en de interne organisatie van de onderneming,
-
c)bepalingen met betrekking tot de gezondheid, de veiligheid, de sociale voorwaarden en de rechten van de werknemers en de consumenten,
-
d)vereisten die voor alle ondernemingen in de betreffende spoorwegsector gelden en bedoeld zijn om de consument voordelen of bescherming te bieden.
-
2.Een spoorwegonderneming kan te allen tijde aan de Commissie de vraag voorleggen, of de vereisten van het nationale recht verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, alsook of die vereisten op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Als de Commissie van oordeel is dat aan de voorschriften van deze richtlijn niet is voldaan, geeft zij een advies over de juiste interpretatie van de richtlijn, onverminderd artikel 226 van het Verdrag.
Artikel 13
Spoorwegondernemingen dienen zich te houden aan de op internationale spoorwegvervoersdiensten toepasselijke overeenkomsten die van kracht zijn in de lidstaten waar zij hun activiteiten uitoefenen. Tevens nemen zij de ter zake dienende douane- en belastingbepalingen in acht.".
Artikel 2
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 15 maart 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 26 februari 2001.
Voor het Europees Parlement
De voorzitster
-
N.Fontaine
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.Lindh
-
(1)PB C 321 van 20.10.1998, blz. 8, en
PB C 116 E van 26.4.2000, blz. 38.
-
(2)PB C 209 van 22.7.1999, blz. 22.
-
(3)PB C 57 van 29.2.2000, blz. 40.
-
(4)Publicatie van het Europees Parlement op 10 maart 1999 (PB C 175 van 21.6.1999, blz. 119), bevestigd op 16 september 2000 (PB C 54 van 25.2.2000, blz. 56), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 maart 2000 (PB C 178 van 27.6.2000, blz. 23) en besluit van het Europees Parlement van 5 juli 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), besluit van het Europees Parlement van 1 februari 2001 en besluit van de Raad van 20 december 2000.
-
(5)PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
-
(6)PB L 143 van 27.6.1995, blz. 70.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.