Verordening 2008/689 - In- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

1.

Wettekst

31.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 204/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 689/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 juni 2008

betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133 en artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Met Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (3) is het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (4), hierna „het verdrag” genoemd, uitgevoerd, dat op 24 februari 2004 in werking is getreden, en is Verordening (EEG) nr. 2455/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen (5) vervangen.

 

(2)

In zijn arrest van 10 januari 2006 in zaak C-178/03 (Commissie tegen Parlement en Raad) (6) heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen Verordening (EG) nr. 304/2003 nietig verklaard, aangezien deze verordening uitsluitend op artikel 175, lid 1, van het Verdrag was gebaseerd, terwijl in het arrest wordt gesteld dat zowel artikel 133 als artikel 175, lid 1, de passende rechtsgronden waren. Het Hof heeft echter tevens bepaald dat de gevolgen van de verordening moeten worden gehandhaafd totdat binnen een redelijke termijn een nieuwe verordening is vastgesteld die op de passende rechtsgronden is gebaseerd. Dit houdt tevens in dat aan verplichtingen waaraan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 304/2003 reeds is voldaan, niet opnieuw behoeft te worden voldaan.

 

(3)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 304/2003 heeft de Commissie een verslag ingediend bij het Europees Parlement en de Raad over het functioneren van Verordening (EG) nr. 304/2003 van 2003 tot en met 2005. In het algemeen hebben de procedures goed gefunctioneerd. In het verslag worden echter enkele technische aanpassingen genoemd die nodig lijken te zijn. Deze aspecten dienen derhalve in deze verordening te worden opgenomen.

 

(4)

Het verdrag geeft de partijen het recht maatregelen te treffen die de gezondheid van de mens en het milieu een stringentere bescherming bieden dan op grond van het verdrag vereist is, mits dergelijke maatregelen stroken met de verdragsbepalingen en in overeenstemming zijn met het internationaal recht. Teneinde het niveau van bescherming dat uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2455/92 aan het milieu en de bevolking van invoerende landen wordt geboden, niet af te zwakken is het noodzakelijk en passend om in sommige opzichten verder te gaan dan de bepalingen van het verdrag.

 

(5)

Wat de deelname van de Gemeenschap aan het verdrag betreft, is het van wezenlijk belang dat er voor de contacten tussen de Gemeenschap en het secretariaat en de andere partijen bij het verdrag, alsmede met andere landen, één enkel aanspreekpunt wordt vastgesteld. Dit aanspreekpunt zou de Commissie moeten zijn.

 

(6)

De uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen die binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, zou aan een gezamenlijke procedure voor kennisgeving van uitvoer onderworpen moeten blijven. Dientengevolge zouden voor gevaarlijke chemische stoffen, als zodanig of als preparaat of in een voorwerp, die door de Gemeenschap als gewasbeschermingsmiddelen, als bestrijdingsmiddelen voor andere toepassingen of als industriële chemische stoffen voor beroepsmatig gebruik of gebruik door het publiek verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, soortgelijke regels voor kennisgeving van uitvoer moeten gelden als die van toepassing zijn op chemische stoffen die binnen een van de in het verdrag bepaalde gebruikscategorieën, dat wil zeggen bestrijdingsmiddelen of industriële chemische stoffen, of beide categorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn. Bovendien zouden chemische stoffen waarvoor de internationale procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC)-procedure moet worden gevolgd, aan dezelfde regels onderworpen moeten zijn. Deze procedure voor kennisgeving van uitvoer dient van toepassing te zijn op uitvoer van de Gemeenschap naar alle derde landen, ongeacht of zij al dan niet partij bij het verdrag zijn of aan de procedures ervan deelnemen. De lidstaten moeten administratieve heffingen kunnen toepassen om de kosten in verband met deze procedure te dekken.

 

(7)

Exporteurs en importeurs dienen te worden verplicht informatie te verstrekken over de onder deze verordening vallende hoeveelheden chemische stoffen die in het internationale handelsverkeer omgaan, zodat de hierin neergelegde regelingen kunnen worden gevolgd en op hun effect en doeltreffendheid kunnen worden beoordeeld.

 

(8)

Kennisgevingen aan het verdragssecretariaat van definitieve regelgeving van de Gemeenschap of van een lidstaat waarbij chemische stoffen worden verboden of aan strenge beperkingen worden onderworpen, met het oogmerk deze in de internationale PIC-procedure op te nemen, moeten door de Commissie worden ingediend en dienen betrekking te hebben op die gevallen welke beantwoorden aan de dienaangaande in het verdrag neergelegde criteria. Waar nodig dient aanvullende informatie tot staving van dergelijke kennisgevingen te worden ingewonnen.

 

(9)

In gevallen waarin definitieve regelgeving van de Gemeenschap of van een lidstaat niet voor kennisgeving in aanmerking komt omdat deze niet aan de criteria beantwoordt, dienen in het belang van een uitwisseling van informatie toch gegevens over de regelgeving aan het verdragssecretariaat en de andere partijen bij het verdrag te worden meegedeeld.

 

(10)

Voorts is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat de Gemeenschap besluiten neemt ten aanzien van de invoer in de Gemeenschap van chemische stoffen die aan de internationale PIC-procedure zijn onderworpen. Deze besluiten zouden gebaseerd moeten zijn op toepasselijke communautaire wetgeving en daarbij dient rekening te worden gehouden met verboden of strenge beperkingen opgelegd door de lidstaten. Waar zulks gewettigd is, dienen wijzigingen van het Gemeenschapsrecht te worden voorgesteld.

 

(11)

Er zijn regelingen nodig om te verzekeren dat de lidstaten en de exporteurs zich bewust zijn van de besluiten van importerende landen met betrekking tot chemische stoffen die aan de internationale PIC-procedure zijn onderworpen en dat de exporteurs zich aan deze besluiten houden. Om te voorkomen dat toch ongewenste uitvoer plaatsvindt, zouden chemische stoffen die binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn en aan de verdragscriteria beantwoorden of onder de internationale PIC-procedure vallen, niet mogen worden uitgevoerd tenzij uitdrukkelijke toestemming van het betrokken invoerende land is gevraagd en verkregen, ongeacht of dit al dan niet partij bij het verdrag is. Wel moet bij de uitvoer van bepaalde chemische stoffen naar landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een ontheffing van deze verplichting worden toegestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Bovendien is er een procedure nodig voor gevallen waarin ondanks alle redelijkerwijs te verwachten pogingen geen reactie van het invoerende land wordt ontvangen, zodat de uitvoer van bepaalde chemicaliën op een tijdelijke basis onder bepaalde voorwaarden kan plaatsvinden. Tevens dient te worden voorzien in een periodieke toetsing van al deze gevallen en van de gevallen waarin uitdrukkelijke toestemming wordt verkregen.

 

(12)

De door de Commissie ingevoerde databank is een belangrijk instrument om de toepassing van en het toezicht op deze verordening te onderbouwen.

 

(13)

Het is tevens van belang dat alle uitgevoerde chemische stoffen een geschikte gebruiksduur hebben, zodat zij doeltreffend en veilig kunnen worden gebruikt. Met name in het geval van bestrijdingsmiddelen, en vooral die welke naar ontwikkelingslanden worden uitgevoerd, is het absoluut noodzakelijk dat informatie over de juiste opslagvoorwaarden wordt verstrekt en dat de gebruikte verpakkingen van zodanige aard en afmetingen zijn dat de vorming van verouderende voorraden wordt voorkomen.

 

(14)

Artikelen die chemische stoffen bevatten, vallen niet binnen de werkingssfeer van het verdrag. Niettemin moet het juist worden geacht dat op artikelen die chemische stoffen bevatten welke bij gebruik of verwijdering kunnen vrijkomen en welke binnen de Gemeenschap in één of meer van de in het verdrag bepaalde gebruikscategorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, dan wel onderworpen zijn aan de internationale PIC-procedure, tevens de regels inzake kennisgeving van uitvoer van toepassing zijn. Voorts zouden bepaalde chemische stoffen en artikelen die specifieke chemische stoffen bevatten welke buiten de werkingssfeer van het verdrag vallen, maar reden geven tot bijzondere bezorgdheid, in het geheel niet mogen worden uitgevoerd.

 

(15)

In overeenstemming met het verdrag dient desgewenst aan partijen bij het verdrag informatie te worden verstrekt over de doorvoer van chemische stoffen die aan de internationale PIC-procedure zijn onderworpen.

 

(16)

De communautaire voorschriften inzake het verpakken en kenmerken, alsook andere veiligheidsinformatie dienen van toepassing te zijn op alle gevaarlijke chemische stoffen bij voorgenomen uitvoer naar partijen en andere landen, tenzij deze bepalingen, met inachtneming van de desbetreffende internationale normen, met eventuele specifieke vereisten van die landen in strijd zouden zijn.

 

(17)

Teneinde een effectieve controle op en handhaving van de voorschriften te waarborgen, dienen de lidstaten autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, aan te wijzen die tot taak hebben om de in- en uitvoer van chemische stoffen die onder de verordening vallen te controleren. De Commissie en de lidstaten dienen een belangrijke rol te spelen en zouden op doelgerichte en gecoördineerde wijze te werk moeten gaan. De lidstaten dienen passende sancties voor inbreuken op de voorschriften in te stellen. Om de douanecontrole te vergemakkelijken en om de administratieve belasting voor zowel de exporteurs als de overheid te beperken dient een codesysteem voor de bevestiging van de naleving van de voorschriften te worden ingevoerd, dat in aangiften ten uitvoer zal worden gebruikt. Om alle partijen in staat te stellen met dit systeem vertrouwd te raken voordat het verplicht wordt, dient er in een korte overgangsperiode te worden voorzien.

 

(18)

Ter wille van een verantwoord beheer van chemische stoffen dienen informatie-uitwisseling, gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking tussen de Gemeenschap, de lidstaten en derde landen te worden aangemoedigd, ongeacht of die derde landen al dan niet partij bij het verdrag zijn. In het bijzonder dienen de Commissie en de lidstaten direct, dan wel indirect via steun voor projecten van niet-gouvernementele organisaties technische bijstand aan ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie te verlenen, en vooral steun die erop is gericht die landen in staat te stellen uitvoering te geven aan het verdrag.

 

(19)

Om de effectiviteit van de procedures te garanderen, dient er geregeld toezicht te zijn op de uitvoering ervan. Daartoe dienen de lidstaten regelmatig verslag uit te brengen aan de Commissie, die op haar beurt regelmatig verslag zal uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.

 

(20)

Er dienen technische richtsnoeren te worden opgesteld om de bevoegde instanties, bijvoorbeeld de douanediensten die toezicht houden op de uitvoer, bij de toepassing van deze verordening te helpen.

 

(21)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).

 

(22)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven maatregelen vast te stellen om een chemische stof aan de delen 1 of 2 van bijlage I toe te voegen op grond van een definitieve regelgevingsmaatregel op communautair niveau, en maatregelen om een onder Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (8) vallende chemische stof in deel I van bijlage V toe te voegen, maatregelen tot wijziging van bijlage I, waaronder wijzigingen van bestaande vermeldingen, maatregelen om een chemische stof waarvoor reeds een communautair exportverbod geldt in deel 2 van bijlage V toe te voegen, maatregelen tot wijziging van de bijlagen II, III, IV en VI en maatregelen tot wijziging van bestaande vermeldingen in bijlage V vast te stellen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

  • 1. 
    Deze verordening heeft de volgende doelstellingen:
 

a)

uitvoering te geven aan het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, hierna „het verdrag” genoemd;

 

b)

gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen bij de internationale activiteiten met gevaarlijke chemische stoffen te bevorderen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu tegen mogelijke schade;

 

c)

bij te dragen aan een milieuverantwoord gebruik van deze gevaarlijke stoffen.

De in de eerste alinea bedoelde doelstellingen worden verwezenlijkt door de uitwisseling van informatie over de kenmerken van deze chemische stoffen te vergemakkelijken, door een besluitvormingsproces binnen de Gemeenschap voor de in- en uitvoer vast te stellen en door de genomen beslissingen onder de partijen en andere landen te verspreiden.

  • 2. 
    Naast de in lid 1 vermelde doelstellingen moet deze verordening ervoor zorgen dat de bepalingen van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (9) en van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) ten aanzien van de indeling, de verpakking en het kenmerken van stoffen die gevaarlijk zijn voor mens of milieu, wanneer zij in de Gemeenschap op de markt worden gebracht, ook voor al deze chemische stoffen gelden wanneer zij vanuit de lidstaten naar partijen of andere landen worden uitgevoerd, tenzij deze bepalingen strijdig zijn met specifieke voorschriften van die partijen of andere landen.

Artikel 2

Werkingssfeer

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op de volgende stoffen:
 

a)

bepaalde gevaarlijke chemische stoffen die zijn onderworpen aan de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming uit hoofde van het verdrag, hierna „de PIC-procedure” genoemd;

 

b)

bepaalde gevaarlijke chemische stoffen die binnen de Gemeenschap of een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn;

 

c)

chemische stoffen bij uitvoer, voor zover het de indeling, de verpakking en het kenmerken ervan betreft.

  • 2. 
    Deze verordening is niet van toepassing op:
 

a)

verdovende middelen en psychotrope stoffen die vallen onder Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren (11);

 

b)

radioactief materiaal en radioactieve stoffen die vallen onder Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (12);

 

c)

afvalstoffen die vallen onder Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen (13) en Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (14);

 

d)

chemische wapens die vallen onder Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik (15);

 

e)

levensmiddelen en levensmiddelenadditieven die vallen onder Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (16);

 

f)

diervoeders die vallen onder Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (17), met inbegrip van additieven, hetzij verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn voor gebruik als orale voeding voor dieren;

 

g)

genetisch gemodificeerde organismen die vallen onder Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (18);

 

h)

behalve voor zover daarop artikel 3, punt 4, onder b), van deze verordening van toepassing is, farmaceutische specialiteiten of geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die vallen onder Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (19) en Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (20);

 

i)

chemische stoffen in zodanig geringe hoeveelheden dat het onwaarschijnlijk is dat de gezondheid van de mens of het milieu daardoor nadelig wordt beïnvloed, en in elk geval niet meer dan 10 kg, mits deze voor onderzoek of analyse worden in- of uitgevoerd.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

1.

„chemische stof”: een stof zoals gedefinieerd in Richtlijn 67/548/EEG, als zodanig of in een preparaat of als preparaat, vervaardigd of uit de natuur gewonnen, waarin echter geen levende organismen zijn verwerkt, die tot een van de volgende categorieën behoort:

 

a)

bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddel-formuleringen;

 

b)

industriële chemische stoffen;

 

2.

„preparaat”: een mengsel of een oplossing, bestaande uit twee of meer stoffen;

 

3.

„artikel”: een eindproduct dat een chemische stof bevat waarvan het gebruik krachtens de communautaire wetgeving in dat speciale product verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is;

 

4.

„bestrijdingsmiddelen”: chemische stoffen in een van de twee volgende subcategorieën:

 

a)

bestrijdingsmiddelen die worden gebruikt als gewasbeschermingsmiddelen die onder Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (21) vallen;

 

b)

overige bestrijdingsmiddelen, zoals biociden in de zin van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (22) en desinfecterende middelen, insecticiden en parasietenbestrijdingsmiddelen uit hoofde van Richtlijn 2001/82/EG en Richtlijn 2001/83/EG;

 

5.

„industriële chemische stoffen”: chemische stoffen in een van de twee volgende subcategorieën:

 

a)

chemische stoffen voor beroepsmatig gebruik;

 

b)

chemische stoffen voor gebruik door het publiek;

 

6.

„aan kennisgeving van uitvoer onderworpen chemische stof”: een chemische stof die in één of meer categorieën of subcategorieën binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is en elke aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof, opgenomen in bijlage I, deel 1;

 

7.

„voor PIC-kennisgeving in aanmerking komende chemische stof”: een chemische stof die in één of meer categorieën binnen de Gemeenschap of een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is; chemische stoffen die in één of meer categorieën in de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, zijn in bijlage I, deel 2, opgenomen;

 

8.

„aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof”: een chemische stof die in bijlage III bij het verdrag en in bijlage I, deel 3, bij deze verordening is opgenomen;

 

9.

„verboden chemische stof”:

 

a)

een chemische stof waarvan ter bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu alle toepassingen in één of meer categorieën of subcategorieën op grond van definitieve regelgeving door de Gemeenschap zijn verboden; of

 

b)

een chemische stof waarvoor de aanvraag voor toelating voor het eerste gebruik is afgewezen, die door de industrie in de Gemeenschap uit de handel is genomen of waarvoor de aanvraag in de loop van de kennisgevings-, registratie- of toelatingsprocedure is ingetrokken en waarvan kan worden aangetoond dat hij reden tot bezorgdheid voor de gezondheid van de mens of het milieu geeft;

 

10.

„aan strenge beperkingen onderworpen chemische stof”:

 

a)

een chemische stof waarvan ter bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu nagenoeg alle toepassingen in één of meer categorieën of subcategorieën op grond van definitieve regelgeving van de Gemeenschap zijn verboden, maar waarvan bepaalde specifieke toepassingen nog zijn toegestaan; of

 

b)

een chemische stof waarvoor de aanvraag voor toelating voor nagenoeg alle toepassingen is afgewezen, die door de industrie voor nagenoeg alle toepassingen in de Gemeenschap uit de handel is genomen of waarvoor de aanvraag in de loop van de kennisgevings-, registratie- of toelatingsprocedure voor nagenoeg alle toepassingen is ingetrokken en waarvan kan worden aangetoond dat hij reden tot bezorgdheid voor de gezondheid van de mens of het milieu geeft;

 

11.

„chemische stof die in een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is”: elke chemische stof die ingevolge definitieve nationale regelgeving van een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is;

 

12.

„definitieve regelgeving”: een wetgevingsbesluit dat tot doel heeft een chemische stof te verbieden of aan strenge beperkingen te onderwerpen;

 

13.

„zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering”: een voor gebruik als bestrijdingsmiddel geformuleerde chemische stof die ernstige gevolgen voor de gezondheid of het milieu heeft, die, na eenmalige of herhaalde blootstelling bij gebruik, op korte termijn kunnen worden geconstateerd;

 

14.

„uitvoer”:

 

a)

de definitieve of tijdelijke uitvoer van een chemische stof die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoet;

 

b)

de wederuitvoer van een chemische stof die niet aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoet en die onder een andere douaneregeling dan de externe communautaire transitoregeling voor het vervoer van goederen door het douanegebied van de Gemeenschap is geplaatst;

 

15.

„invoer”: het binnen het douanegebied van de Gemeenschap brengen van een chemische stof die onder een andere douaneregeling dan de externe communautaire transitoregeling voor het vervoer van goederen door het douanegebied van de Gemeenschap is geplaatst;

 

16.

„exporteur”: een van de volgende natuurlijke of rechtspersonen:

 

a)

de persoon namens wie een aangifte ten uitvoer wordt gedaan, dat wil zeggen de persoon die op het tijdstip van de aangifte houder is van de overeenkomst met de geconsigneerde in een land dat partij is of in een ander land en de bevoegdheid heeft om te beslissen over verzending van de chemische stof uit het douanegebied van de Gemeenschap;

 

b)

indien er geen uitvoerovereenkomst is gesloten of indien de houder van de overeenkomst niet in eigen naam handelt, de persoon die de bevoegdheid heeft om te beslissen over verzending van de chemische stof uit het douanegebied van de Gemeenschap;

 

c)

indien het recht over de chemische stof te beschikken toekomt aan een persoon die blijkens de overeenkomst waarop de uitvoer is gebaseerd, buiten de Gemeenschap is gevestigd, de in de Gemeenschap gevestigde partij bij de overeenkomst;

 

17.

„importeur”: elke natuurlijke of rechtspersoon die op het tijdstip van invoer naar het douanegebied van de Gemeenschap de geconsigneerde voor de chemische stof is;

 

18.

„partij bij het verdrag” of „partij”: een staat of een regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door het verdrag te worden gebonden en waarvoor het verdrag in werking is getreden;

 

19.

„ander land”: elk land dat geen partij is.

Artikel 4

Aangewezen nationale instanties

Elke lidstaat wijst de instantie of instanties aan, hierna de „aangewezen nationale instantie” of „aangewezen nationale instanties” genoemd, die de bij deze verordening vereiste administratieve taken zullen vervullen, tenzij dat reeds voor de inwerkingtreding van deze verordening is gebeurd.

De lidstaat stelt de Commissie uiterlijk op 1 november 2008 van die aanwijzing in kennis.

Artikel 5

Deelneming van de Gemeenschap aan het verdrag

  • 1. 
    De deelneming van de Gemeenschap aan het verdrag is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Commissie en de lidstaten, met name voor technische bijstand, de uitwisseling van informatie en aangelegenheden in verband met de regeling van geschillen, deelneming in ondersteunende organen en stemmingen.
  • 2. 
    Voor wat de deelneming van de Gemeenschap aan het verdrag betreft, treedt de Commissie voor de administratieve functies van het verdrag in verband met de PIC-procedure en de kennisgeving van uitvoer op als gemeenschappelijk aangewezen instantie namens alle aangewezen nationale instanties en in nauwe samenwerking en overleg met de aangewezen nationale instanties van de lidstaten.

De Commissie is in het bijzonder verantwoordelijk voor:

 

a)

de doorzending van communautaire kennisgevingen van uitvoer aan partijen en andere landen overeenkomstig artikel 7;

 

b)

de voorlegging aan het secretariaat van het verdrag, hierna „het secretariaat” genoemd, van kennisgevingen van relevante definitieve regelgeving inzake chemische stoffen die in aanmerking komt voor PIC-kennisgeving overeenkomstig artikel 10;

 

c)

de toezending van informatie over andere definitieve regelgeving inzake chemische stoffen die niet in aanmerking komt voor PIC-kennisgeving overeenkomstig artikel 11;

 

d)

de ontvangst van algemene informatie van het secretariaat.

Tevens verstrekt de Commissie aan het secretariaat communautaire reacties inzake de invoer voor chemische stoffen die ingevolge artikel 12 onder de PIC-procedure vallen.

Bovendien coördineert de Commissie de inbreng van de Gemeenschap op het gebied van alle technische zaken die verband houden met een van de volgende onderwerpen:

 

a)

het verdrag;

 

b)

de voorbereiding van de bij artikel 18 van het verdrag ingestelde Conferentie van de partijen;

 

c)

de bij artikel 18, lid 6, van het verdrag ingestelde Commissie ter beoordeling van chemische stoffen;

 

d)

andere ondersteunende organen.

Waar nodig wordt een netwerk van rapporteurs van de lidstaten in het leven geroepen die de voorbereiding van technische documenten zoals de in artikel 7, lid 3, van het verdrag bedoelde leidraden voor besluiten, hierna „leidraad voor besluiten” genoemd, op zich nemen.

  • 3. 
    De Commissie en de lidstaten ontplooien de nodige initiatieven om te waarborgen dat de Gemeenschap afdoende wordt vertegenwoordigd in de verschillende organen ter uitvoering van het verdrag.

Artikel 6

Aan kennisgeving van uitvoer onderworpen chemische stoffen, voor PIC-kennisgeving in aanmerking komende chemische stoffen en aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen

  • 1. 
    De chemische stoffen die vallen onder de bepalingen van deze verordening met betrekking tot respectievelijk kennisgeving van uitvoer, PIC-kennisgeving en de PIC-procedure worden vermeld in bijlage I.
  • 2. 
    De in bijlage I vermelde chemische stoffen kunnen in één of meer van de drie groepen chemische stoffen zijn ingedeeld welke zijn opgenomen in deel 1, 2 en 3 van bijlage I.

De in deel 1 van bijlage I opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan de procedure voor kennisgeving van uitvoer, zoals vastgesteld in artikel 7, waarbij gedetailleerde informatie wordt vermeld over de identiteit van de stof, de aan beperkingen onderworpen gebruikscategorie en/of -subcategorie, het type beperking en, indien van toepassing, aanvullende informatie over met name ontheffingen van de vereisten voor kennisgeving van uitvoer.

De in deel 2 van bijlage I opgenomen chemische stoffen zijn niet alleen onderworpen aan de procedure voor kennisgeving van uitvoer uit hoofde van artikel 7, maar komen ook in aanmerking voor de procedure voor PIC-kennisgeving, zoals vastgesteld in artikel 10, waarbij gedetailleerde informatie wordt vermeld over de identiteit van de stof en de gebruikscategorie.

De in deel 3 van bijlage I opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan de PIC-procedure, waarbij de gebruikscategorie wordt vermeld en indien van toepassing aanvullende informatie over met name vereisten voor de kennisgeving van uitvoer.

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde lijsten worden via elektronische media ter beschikking van het publiek gesteld.

Artikel 7

Aan partijen en andere landen toegezonden kennisgevingen van uitvoer

  • 1. 
    Wanneer het gaat om stoffen die in bijlage I, deel 1, zijn opgenomen of preparaten die deze stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen inzake kenmerking uit hoofde van Richtlijn 1999/45/EG, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen, zijn de leden 2 tot en met 8 van toepassing.
  • 2. 
    Wanneer een in lid 1 bedoelde chemische stof voor het eerst op of na de datum waarop deze verordening erop van toepassing wordt, door een exporteur uit de Gemeenschap naar een partij of ander land zal worden uitgevoerd, stelt de exporteur de aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarin hij is gevestigd, uiterlijk 30 dagen voordat de uitvoer van de chemische stof zou moeten plaatsvinden, van die uitvoer in kennis. Vervolgens stelt de exporteur de aangewezen nationale instantie uiterlijk 15 dagen vóór de uitvoer in kennis van de eerste uitvoer van de chemische stof in elk kalenderjaar. De kennisgeving moet voldoen aan de voorschriften van bijlage II.

De aangewezen nationale instantie controleert of de informatie overeenstemt met bijlage II en zendt de van de exporteur ontvangen kennisgeving onverwijld door aan de Commissie.

De Commissie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de aangewezen nationale instantie van de invoerende partij of de bevoegde instantie van het invoerende andere land ten minste 15 dagen vóór de eerste voorgenomen uitvoer van de chemische stof en daarna vóór de eerste uitvoer in elk hierop volgend kalenderjaar een kennisgeving van uitvoer ontvangen. Deze bepaling is van toepassing ongeacht het verwachte gebruik van de chemische stof in de invoerende partij of het invoerende andere land.

Elke kennisgeving van uitvoer wordt met een daaraan toegekend exportreferentie-identificatienummer in een databank van de Commissie geregistreerd en een bijgewerkte lijst van de betrokken chemische stoffen en de invoerende partijen en andere landen voor elk kalenderjaar wordt ter beschikking van het publiek gesteld en indien nodig aan de aangewezen nationale instanties van de lidstaten toegezonden.

  • 3. 
    Indien de Commissie niet binnen 30 dagen na verzending van de eerste kennisgeving van uitvoer na opneming van de betrokken chemische stof in bijlage I, deel 1, een ontvangstbevestiging van de invoerende partij of het invoerende andere land heeft ontvangen, zendt zij een tweede kennisgeving. De Commissie doet wat redelijkerwijs van haar kan worden verwacht om ervoor te zorgen dat de instantie van de invoerende partij of de bevoegde instantie van het invoerende andere land de tweede kennisgeving ontvangt.
  • 4. 
    Een nieuwe kennisgeving van uitvoer overeenkomstig lid 2 wordt gedaan voor uitvoer die plaatsvindt nadat de communautaire wetgeving betreffende het in de handel brengen, het gebruik of het kenmerken van de betrokken stoffen is gewijzigd of wanneer de samenstelling van het betrokken preparaat is veranderd zodat het kenmerken van dat preparaat een wijziging ondergaat. De nieuwe kennisgeving moet voldoen aan de voorschriften van bijlage II en een vermelding bevatten dat het gaat om een herziening van een eerdere kennisgeving.
  • 5. 
    Wanneer de uitvoer van een chemische stof geschiedt in verband met een noodsituatie waarin uitstel gevaarlijk kan zijn voor de volksgezondheid of het milieu in de invoerende partij of het invoerende andere land, kan de aangewezen nationale instantie van de uitvoerende lidstaat, in overleg met de Commissie, vrijelijk beslissen een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de voorschriften van de leden 2, 3 en 4 te verlenen.
  • 6. 
    De in de leden 2, 3 en 4 omschreven verplichtingen komen te vervallen wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 

a)

de chemische stof is een aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof geworden;

 

b)

het invoerende land is partij bij het verdrag en heeft het secretariaat overeenkomstig artikel 10, lid 2, van het verdrag geantwoord of het de invoer van de chemische stof al dan niet toestaat;

 

c)

de Commissie is door het secretariaat op de hoogte gesteld van het antwoord en heeft deze informatie naar de lidstaten doorgezonden.

De eerste alinea is niet van toepassing wanneer het invoerende land partij bij het verdrag is en expliciet continuering van de kennisgeving van uitvoer door uitvoerende partijen vereist, bijvoorbeeld door middel van zijn besluit over de invoer of anderszins.

De in de leden 2, 3 en 4 omschreven verplichtingen komen tevens te vervallen wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

a)

de aangewezen nationale instantie van de invoerende partij of de betrokken instantie van het invoerende andere land heeft afgezien van de verplichting om vóór de uitvoer van de chemische stof daarvan in kennis te worden gesteld;

 

b)

de Commissie heeft de informatie van het secretariaat of van de aangewezen nationale instantie van de invoerende partij of de betrokken instantie van het invoerende andere land ontvangen, naar de lidstaten doorgezonden en via het internet ter beschikking gesteld.

  • 7. 
    De Commissie, de betrokken aangewezen nationale instanties van de lidstaten en de exporteurs verstrekken de invoerende partijen en andere landen op verzoek beschikbare aanvullende informatie over de uitgevoerde chemische stoffen.
  • 8. 
    De lidstaten kunnen regelingen invoeren die de exporteur verplichten tot het betalen van een administratieve heffing voor elke ingediende kennisgeving van uitvoer en voor elk verzoek om uitdrukkelijke toestemming, welke in overeenstemming is met de kosten die zij maken bij de uitvoering van de in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel en in artikel 13, leden 3, 6 en 7, beschreven procedures.

Artikel 8

Van de partijen en van andere landen ontvangen kennisgevingen van uitvoer

  • 1. 
    Door de Commissie van de aangewezen nationale instantie van een partij of de betrokken instantie van een ander land ontvangen kennisgevingen betreffende de uitvoer naar de Gemeenschap van een chemische stof waarvan de vervaardiging, de toepassing, de hantering, het verbruik, het vervoer of de verkoop krachtens de wetgeving van die partij of dat andere land verboden dan wel aan strenge beperkingen onderworpen zijn, worden langs elektronische weg via de door de Commissie onderhouden databank beschikbaar gesteld.

De Commissie bevestigt de ontvangst van de eerste kennisgeving van uitvoer welke van iedere partij of ander land voor elke chemische stof is ontvangen.

De aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarvoor die invoer bestemd is, ontvangt een afschrift van een ontvangen kennisgeving met alle beschikbare informatie. De andere lidstaten kunnen desgevraagd afschriften ontvangen.

  • 2. 
    Indien de aangewezen nationale instanties van de lidstaten direct of indirect van de aangewezen nationale instanties van de partijen of de betrokken instanties van andere landen kennisgevingen van uitvoer ontvangen, doen zij die kennisgevingen met alle beschikbare informatie onverwijld aan de Commissie toekomen.

Artikel 9

Informatie betreffende de invoer en uitvoer van chemische stoffen

  • 1. 
    Elke exporteur van:
 

stoffen die in bijlage I zijn opgenomen,

 

preparaten die dergelijke stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen inzake kenmerking uit hoofde van Richtlijn 1999/45/EG, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen, of

 

artikelen die stoffen in niet verder gereageerde vorm bevatten welke in bijlage I, delen 2 en 3, zijn vermeld of preparaten die dergelijke stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen inzake kenmerking uit hoofde van Richtlijn 1999/45/EG, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen,

stelt de aangewezen nationale instantie van zijn lidstaat in het eerste kwartaal van elk jaar in kennis van de hoeveelheid van de chemische stof, als zodanig of als preparaat of in voorwerpen die in het voorgaande jaar naar elke partij of ander land is vervoerd. Deze informatie gaat vergezeld van een lijst van de namen en adressen van de importeurs waarheen vervoer in die tijdsperiode heeft plaatsgevonden. In deze informatie wordt de export overeenkomstig lid 7 van artikel 13 apart vermeld.

Elke importeur binnen de Gemeenschap verstrekt dezelfde informatie voor de in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden.

  • 2. 
    Op verzoek van de Commissie of de aangewezen nationale instantie van zijn lidstaat verstrekt de exporteur of importeur alle aanvullende informatie over chemische stoffen die ter uitvoering van deze verordening nodig is.
  • 3. 
    Elke lidstaat verstrekt de Commissie elk jaar de geaggregeerde informatie overeenkomstig bijlage III. De Commissie vat deze informatie op communautair niveau samen en stelt de niet-vertrouwelijke informatie via haar databank op het internet ter beschikking aan het publiek.

Artikel 10

Kennisgeving van verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen uit hoofde van het verdrag

  • 1. 
    De Commissie stelt het secretariaat schriftelijk in kennis van chemische stoffen die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen.
  • 2. 
    Wanneer meer chemische stoffen voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen en aan bijlage I, deel 2, worden toegevoegd, stelt de Commissie het secretariaat hiervan in kennis. De kennisgeving wordt zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de desbetreffende definitieve regelgeving van de Gemeenschap waarbij de chemische stof wordt verboden of aan strenge beperkingen wordt onderworpen, ingediend en wel uiterlijk 90 dagen na de datum waarop de definitieve regelgeving van toepassing moet worden.
  • 3. 
    De kennisgeving bevat alle overeenkomstig bijlage IV vereiste relevante informatie.
  • 4. 
    Bij het vaststellen van de prioriteiten voor kennisgevingen houdt de Commissie rekening met de vraag of de chemische stof al dan niet reeds in bijlage I, deel 3, is opgenomen, met de vraag in hoeverre aan de in bijlage IV vermelde informatievereisten kan worden voldaan, alsmede met de ernst van de aan de chemische stof verbonden risico’s, vooral voor ontwikkelingslanden.

Wanneer een chemische stof voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt, maar de informatie niet toereikend is om aan de vereisten van bijlage IV te voldoen, verstrekken geïdentificeerde exporteurs of importeurs op verzoek van de Commissie, binnen 60 dagen na het verzoek, alle relevante informatie waarover zij beschikken, met inbegrip van die van andere nationale of internationale regelingen voor toezicht op chemische stoffen.

  • 5. 
    De Commissie brengt het secretariaat schriftelijk op de hoogte wanneer krachtens lid 1 of lid 2 aangemelde definitieve regelgeving wordt gewijzigd, en wel zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de nieuwe definitieve regelgeving en uiterlijk 60 dagen na de datum waarop deze regelgeving van toepassing moet worden.

De kennisgeving bevat alle relevante informatie die niet beschikbaar was op het moment dat de oorspronkelijke kennisgeving krachtens lid 1 of lid 2 werd ingediend.

  • 6. 
    Op verzoek van een partij of van het secretariaat verstrekt de Commissie, voor zover dat in haar vermogen ligt, aanvullende informatie over de chemische stof of over de definitieve regelgeving.

Waar nodig assisteren de lidstaten de Commissie op haar verzoek bij het inwinnen van de informatie.

  • 7. 
    De Commissie zendt de informatie die zij van het secretariaat ontvangt over chemische stoffen die andere partijen als verboden of aan strenge beperkingen onderworpen hebben aangemeld, onmiddellijk door aan de lidstaten.

Indien van toepassing beoordeelt de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de noodzaak om maatregelen op communautair niveau voor te stellen om onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid van de mens en het milieu binnen de Gemeenschap te voorkomen.

  • 8. 
    Wanneer een lidstaat in overeenstemming met de relevante communautaire wetgeving definitieve nationale regelgeving vaststelt om een chemische stof te verbieden of aan strenge beperkingen te onderwerpen, verstrekt deze de Commissie de relevante informatie ter zake. De Commissie stelt deze informatie beschikbaar aan de lidstaten. Binnen vier weken na het beschikbaar stellen van die informatie kunnen de lidstaten aan de Commissie en de lidstaat die nationale regelgeving heeft aangemeld opmerkingen over een mogelijke PIC-kennisgeving toezenden, met inbegrip van met name relevante informatie over hun nationale definitieve regelgevingssituatie inzake die chemische stof. Na behandeling van de opmerkingen deelt de indienende lidstaat de Commissie mee of laatstgenoemde:
 

overeenkomstig dit artikel kennisgeving dient te doen aan het secretariaat, of

 

overeenkomstig artikel 11 de informatie aan het secretariaat dient te verstrekken.

Artikel 11

Aan het secretariaat te verstrekken informatie over verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen die niet voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen

Indien een chemische stof alleen in bijlage I, deel 1, wordt vermeld respectievelijk naar aanleiding van een mededeling van een lidstaat overeenkomstig artikel 10, lid 8, tweede streepje, verstrekt de Commissie het secretariaat de informatie over de desbetreffende definitieve regelgeving, zodat deze informatie aan de andere partijen bij het verdrag kan worden doorgegeven.

Artikel 12

Verplichtingen met betrekking tot de invoer van chemische stoffen

  • 1. 
    De Commissie zendt een van het secretariaat ontvangen leidraad voor een besluit onmiddellijk door naar de lidstaten.

De Commissie neemt volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure een invoerbesluit, in de vorm van een definitieve of voorlopige reactie namens de Gemeenschap, over de toekomstige invoer van de betrokken chemische stof. Zij deelt het secretariaat haar besluit zo spoedig mogelijk mee en in elk geval uiterlijk negen maanden na de datum van verzending van de leidraad voor een besluit door het secretariaat.

Wanneer een chemische stof op grond van communautaire wetgeving aan bijkomende of gewijzigde beperkingen wordt onderworpen, herziet de Commissie het invoerbesluit volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure en deelt zij het herziene invoerbesluit aan het secretariaat mee.

  • 2. 
    Wanneer een chemische stof door een of meer lidstaten verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is, houdt de Commissie op schriftelijk verzoek van de betrokken lidstaten bij haar invoerbesluit rekening met die informatie.
  • 3. 
    Het in lid 1 bedoelde invoerbesluit betreft de voor de chemische stof in de leidraad voor een besluit vermelde categorie of categorieën.
  • 4. 
    Wanneer de Commissie haar invoerbesluit aan het secretariaat meedeelt, geeft zij een beschrijving van de wettelijke of bestuursrechtelijke maatregel waarop het is gebaseerd.
  • 5. 
    Iedere aangewezen nationale instantie in de Gemeenschap stelt de krachtens lid 1 tot stand gekomen invoerbesluiten overeenkomstig haar wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen beschikbaar aan de belanghebbenden in haar rechtsgebied.
  • 6. 
    In voorkomende gevallen beoordeelt de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten en rekening houdend met de in de leidraad voor een besluit vervatte informatie de noodzaak om maatregelen op communautair niveau voor te stellen om onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid van de mens en het milieu binnen de Gemeenschap te voorkomen.

Artikel 13

Andere verplichtingen met betrekking tot de uitvoer van chemische stoffen dan de vereisten in verband met de kennisgeving van uitvoer

  • 1. 
    De Commissie zendt de lidstaten en Europese industriefederaties onverwijld de informatie die zij van het secretariaat ontvangt over aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen en de besluiten van invoerende partijen betreffende de voorwaarden van toepassing op de invoer van deze chemische stoffen, zulks in de vorm van circulaires of anderszins. Zij stelt de lidstaten ook onverwijld in kennis van informatie over gevallen waarin een reactie overeenkomstig artikel 10, lid 2, van het verdrag is uitgebleven. De Commissie houdt alle informatie betreffende invoerbesluiten, die alle een importreferentie-identificatienummer krijgen, beschikbaar in haar databank, die op het internet voor het publiek toegankelijk is, en verstrekt eenieder op verzoek die informatie.
  • 2. 
    De Commissie kent aan iedere in bijlage I opgenomen chemische stof een code in de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschap toe. Deze codes worden waar nodig herzien in het licht van wijzigingen van de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie of in de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschap voor de betrokken chemische stoffen.
  • 3. 
    Elke lidstaat deelt de overeenkomstig lid 1 door de Commissie toegezonden reacties mee aan de belanghebbenden in haar rechtsgebied.
  • 4. 
    Exporteurs voldoen uiterlijk zes maanden na de datum waarop het secretariaat de Commissie overeenkomstig lid 1 voor het eerst van de reactie op de hoogte heeft gebracht, aan de in een reactie vervatte besluiten.
  • 5. 
    De Commissie en de lidstaten geven de invoerende partijen op verzoek en waar nodig advies en hulp bij het verkrijgen van nadere informatie om hen te helpen bij de indiening van een reactie betreffende de invoer van een bepaalde chemische stof bij het secretariaat.
  • 6. 
    Stoffen die in bijlage I, deel 2 of deel 3, zijn opgenomen of preparaten die deze stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen inzake kenmerking uit hoofde van Richtlijn 1999/45/EG, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen, mogen niet worden uitgevoerd tenzij aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 

a)

de exporteur heeft via zijn aangewezen nationale instantie, in overleg met de Commissie en de aangewezen nationale instantie van de invoerende partij of een bevoegde instantie in een invoerend ander land, om uitdrukkelijke toestemming voor de invoer gevraagd en deze verkregen;

 

b)

in het geval van chemische stoffen die in bijlage I, deel 3, zijn opgenomen, blijkt uit de meest recente overeenkomstig lid 1 door het secretariaat uitgegeven circulaire dat de invoerende partij toestemming voor invoer heeft gegeven.

Voor chemische stoffen die in bijlage I, deel 2, zijn opgenomen en naar OESO-landen worden uitgevoerd, kan de aangewezen nationale instantie van de exporteur in overleg met de Commissie en per geval beslissen dat er geen uitdrukkelijke toestemming nodig is als voor de chemische stof ten tijde van de invoer naar het betrokken OESO-land een vergunning, registratie of toelating is verleend in dat OESO-land.

Wanneer er overeenkomstig punt a) om uitdrukkelijke toestemming is gevraagd, zendt de Commissie, als de Commissie of de aangewezen nationale instantie van de exporteur niet binnen 30 dagen een reactie op dit verzoek heeft ontvangen, een herinnering. Indien van toepassing kan de Commissie, als er binnen nog eens 30 dagen nog steeds geen reactie is ontvangen, indien nodig nogmaals herinneringen zenden.

  • 7. 
    De aangewezen nationale instantie van de exporteur kan, in het geval van in delen 2 en 3 van bijlage I vermelde chemische stoffen, in overleg met de Commissie per geval beslissen dat de uitvoer doorgang kan vinden als er na alle redelijkerwijs te verwachten pogingen geen reactie op een verzoek om uitdrukkelijke toestemming overeenkomstig lid 6, onder a), is ontvangen binnen 60 dagen en er bewijsmateriaal van officiële bronnen in de invoerende partij of het andere land is dat er voor de chemische stof een vergunning, registratie of toelating is verleend.

Als een besluit wordt genomen over de export van in deel 3 van bijlage I vermelde chemische stoffen, neemt de aangewezen nationale instantie in overleg met de Commissie de mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid of het milieu van het gebruik van de chemische stof door de invoerende partij of het andere land in aanmerking.

  • 8. 
    De geldigheid van elke overeenkomstig lid 6, onder a), verkregen uitdrukkelijke toestemming of overeenkomstig lid 7 verleende ontheffing is afhankelijk van de volgende periodieke toetsing door de Commissie in overleg met de betrokken lidstaten:
 

a)

voor elke overeenkomstig lid 6, onder a), verkregen uitdrukkelijke toestemming wordt aan het eind van het derde kalenderjaar na de verlening van de toestemming een nieuwe uitdrukkelijke toestemming verlangd, tenzij in de voorwaarden van die toestemming anders wordt bepaald;

 

b)

tenzij inmiddels een reactie op een verzoek is ontvangen, wordt elke overeenkomstig lid 7 verleende ontheffing voor een periode van ten hoogste twaalf maanden verleend en wordt na het verstrijken van deze periode een uitdrukkelijke toestemming verlangd.

In de onder a) van dit lid bedoelde gevallen mag de uitvoer echter in afwachting van een reactie op een nieuw verzoek om uitdrukkelijke toestemming na het verstrijken van de desbetreffende periode nog eens 12 maanden worden voortgezet.

Alle nieuwe verzoeken worden via de Commissie ingediend.

  • 9. 
    De Commissie registreert alle verzoeken om uitdrukkelijke toestemming, ontvangen reacties en verleende ontheffingen in haar databank. Elke verkregen uitdrukkelijke toestemming of ontheffing daarvan krijgt een referentie-identificatienummer voor uitdrukkelijke toestemming en wordt vermeld met alle relevante informatie over eventuele gestelde voorwaarden, geldigheidsdata enz. De niet-vertrouwelijke informatie is via het internet voor het publiek toegankelijk.
  • 10. 
    Een chemische stof mag niet op een later tijdstip dan zes maanden vóór zijn uiterste gebruiksdatum — zo deze expliciet wordt aangegeven, dan wel van de productiedatum kan worden afgeleid — worden uitgevoerd, tenzij de intrinsieke eigenschappen van de chemische stof dit onuitvoerbaar maken. Met name in het geval van bestrijdingsmiddelen zorgen de exporteurs ervoor dat omvang en verpakking van houders zijn geoptimaliseerd om aldus de risico’s van het ontstaan van verouderde voorraden tot een minimum te beperken.
  • 11. 
    Bij de uitvoer van bestrijdingsmiddelen zien de exporteurs erop toe dat het etiket specifieke informatie bevat over opslagomstandigheden en de stabiliteit bij opslag in de klimaatsomstandigheden van de invoerende partij of het invoerende andere land. Bovendien zien zij erop toe dat de uitgevoerde bestrijdingsmiddelen voldoen aan de desbetreffende zuiverheidsspecificatie van de communautaire wetgeving.

Artikel 14

Uitvoer van bepaalde chemische stoffen en artikelen die chemische stoffen bevatten

  • 1. 
    Artikelen die in bijlage I, deel 2 of deel 3, vermelde stoffen in niet verder gereageerde vorm bevatten of preparaten die dergelijke stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen inzake kenmerking uit hoofde van Richtlijn 1999/45/EG, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen, worden onderworpen aan de procedure voor kennisgeving van uitvoer van artikel 7.
  • 2. 
    Chemische stoffen en artikelen waarvan het gebruik in de Gemeenschap voor de bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu is verboden, zoals vermeld in bijlage V, mogen niet worden uitgevoerd.

Artikel 15

Informatie over transitovervoer

  • 1. 
    De partijen bij het verdrag die informatie over het transitovervoer van aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen verlangen, alsook de door de partijen bij het verdrag via het secretariaat gevraagde informatie, zijn vermeld in bijlage VI.
  • 2. 
    Wanneer een in bijlage I, deel 3, genoemde chemische stof wordt vervoerd over het grondgebied van een in bijlage VI vermelde partij bij het verdrag, verstrekt de exporteur voor zover mogelijk de aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarin hij is gevestigd, uiterlijk 30 dagen voordat het eerste transitovervoer plaatsvindt en uiterlijk 8 dagen vóór elk volgend transitovervoer, de overeenkomstig bijlage VI door de partij bij het verdrag verlangde informatie.
  • 3. 
    De aangewezen nationale instantie van de lidstaat zendt de krachtens lid 2 van de exporteur ontvangen informatie met eventueel beschikbare aanvullende informatie door naar de Commissie.
  • 4. 
    De Commissie zendt de krachtens lid 3 ontvangen informatie met eventueel beschikbare aanvullende informatie uiterlijk 15 dagen voorafgaand aan het eerste en vóór elk volgend transitovervoer door naar de aangewezen nationale instanties van partijen bij het verdrag die om deze informatie hebben verzocht.

Artikel 16

Bij uitgevoerde chemische stoffen te voegen informatie

  • 1. 
    Voor uitvoer bestemde chemische stoffen zijn onderworpen aan de voorschriften inzake het verpakken en kenmerken die in of krachtens Richtlijn 67/548/EEG, Richtlijn 1999/45/EG, Richtlijn 91/414/EEG en Richtlijn 98/8/EG of andere specifieke communautaire wetgeving zijn vastgesteld.

De eerste alinea laat specifieke voorschriften van de invoerende partij of het invoerende andere land waarbij de desbetreffende internationale normen in acht worden genomen, onverlet.

  • 2. 
    Wanneer zulks relevant is, worden de uiterste gebruiksdatum en de productiedatum van de in lid 1 bedoelde of in bijlage I opgenomen chemische stoffen op het etiket aangegeven en wordt deze uiterste gebruiksdatum indien nodig voor verschillende klimaatzones vermeld.
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde chemische stoffen gaan bij uitvoer vergezeld van een veiligheidsinformatieblad overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (23). De exporteur zendt dit veiligheidsinformatieblad aan elke importeur toe.
  • 4. 
    De gegevens op het etiket en het veiligheidsinformatieblad worden voor zover praktisch uitvoerbaar vermeld in de officiële talen of één of meer van de hoofdtalen van het land van bestemming of van het gebied waar de chemische stof naar verwachting zal worden gebruikt.

Artikel 17

Verplichtingen van de autoriteiten van de lidstaten en de exporteurs inzake het toezicht op in- en uitvoer

  • 1. 
    Elke lidstaat wijst autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, aan die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in- en uitvoer van de in bijlage I opgenomen chemische stoffen, tenzij dit al voor de inwerkingtreding van de verordening is gebeurd.

De Commissie en de lidstaten zien er op doelgerichte en gecoördineerde wijze op toe dat de exporteurs deze verordening naleven.

Elke lidstaat vermeldt in zijn krachtens artikel 21, lid 1, vereiste periodieke verslagen over de werking van de procedures bijzonderheden betreffende de werkzaamheden van zijn autoriteiten ter zake.

  • 2. 
    Exporteurs vermelden in hun aangifte ten uitvoer (vak 44 van het enig document of van een corresponderend onderdeel van een electronische uitvoeraangifte) zoals bedoeld in artikel 161, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (24), de in artikel 7, lid 2, of artikel 13, lid 1 of lid 9, van deze verordening, bedoelde referentie-identificatienummers en bevestigen daarmee dat de verplichtingen waarop deze betrekking hebben worden nageleefd.

Artikel 18

Sancties

De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat deze bepalingen op de juiste wijze ten uitvoer worden gelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Al zij dit niet reeds vóór de inwerkingtreding van deze verordening hebben gedaan, stellen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2009 in kennis van deze maatregelen. Tevens stellen zij haar zo spoedig mogelijk na de vaststelling van latere wijzigingen in kennis van deze wijzigingen.

De lidstaten stellen op verzoek alle informatie omtrent sancties beschikbaar.

Artikel 19

Uitwisseling van informatie

  • 1. 
    De Commissie en de lidstaten vergemakkelijken waar mogelijk het verstrekken van wetenschappelijke, technische, economische en juridische informatie over de chemische stoffen die onder deze verordening vallen, met inbegrip van toxicologische, ecotoxicologische en veiligheidsinformatie.

De Commissie zorgt, waar nodig met de steun van de lidstaten, voor:

 

a)

het verstrekken van voor het publiek beschikbare informatie over regelgeving die relevant is voor de doelstellingen van het verdrag; en

 

b)

het rechtstreeks of via het secretariaat verstrekken van informatie aan partijen en andere landen over regelgeving die één of meer toepassingen van een chemische stof aan aanzienlijke beperkingen onderwerpt.

  • 2. 
    De Commissie en de lidstaten beschermen vertrouwelijke informatie die zij van een partij of een ander land hebben ontvangen, zoals onderling is overeengekomen.
  • 3. 
    Wat de overdracht van informatie uit hoofde van deze verordening betreft, wordt ten minste de volgende informatie onverminderd Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (25) niet als vertrouwelijk aangemerkt:
 

a)

de in bijlage II en bijlage IV vermelde informatie;

 

b)

de informatie in het in artikel 16, lid 3, bedoelde veiligheidsinformatieblad;

 

c)

de uiterste gebruiksdatum van een chemische stof;

 

d)

de productiedatum van een chemische stof;

 

e)

informatie over voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van de gevarencategorie, de aard van het risico en de relevante veiligheidsaanbevelingen;

 

f)

de beknopte resultaten van een toxicologische en ecotoxicologische proeven;

 

g)

informatie over behandeling van een verpakking nadat chemische stoffen zijn verwijderd.

De Commissie stelt op basis van de bijdragen van de lidstaten periodiek een overzicht van de overgedragen informatie op.

Artikel 20

Technische bijstand

De Commissie en de aangewezen nationale instanties van de lidstaten werken, daarbij met name de behoeften van ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie in aanmerking nemend, samen om de verlening van technische bijstand te bevorderen, onder meer in de vorm van opleiding, voor de ontwikkeling van de infrastructuur, de capaciteiten en de deskundigheid die nodig zijn voor een goed beheer van chemische stoffen gedurende de gehele levenscyclus.

Om deze landen in staat te stellen het verdrag uit te voeren, wordt technische bijstand met name bevorderd door het verstrekken van technische informatie over chemische stoffen, het bevorderen van de uitwisseling van deskundigen, het verlenen van steun voor het oprichten of in stand houden van aangewezen nationale instanties en het verschaffen van technische deskundigheid voor de identificatie van gevaarlijke bestrijdingsmiddelformuleringen en voor het opstellen van kennisgevingen aan het secretariaat.

De Commissie en de lidstaten nemen actief deel aan het door het Intergouvernementeel Forum voor de veiligheid van chemische stoffen opgezette informatienetwerk voor capaciteitsopbouw, door informatie te verstrekken over de projecten die zij ter verbetering van het beheer van chemische stoffen in ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie steunen of financieren.

De Commissie en de lidstaten overwegen ook de ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties.

Artikel 21

Toezicht en rapportage

  • 1. 
    De lidstaten zenden de Commissie periodiek informatie over de werking van de krachtens deze verordening ingevoerde procedures, met inbegrip van informatie over douanetoezicht, inbreuken, sancties en herstelmaatregelen.
  • 2. 
    De Commissie stelt periodiek een verslag op over de in deze verordening geregelde taken waarvoor zij verantwoordelijk is, en neemt dit op in een samenvattend verslag met de uit hoofde van lid 1 door de lidstaten verstrekte informatie. Een samenvatting van het verslag zal aan het Europees Parlement en aan de Raad worden gezonden en op het internet worden gepubliceerd.
  • 3. 
    Ten aanzien van de krachtens de leden 1 en 2 verstrekte informatie vervullen de lidstaten en de Commissie de desbetreffende verplichtingen om het vertrouwelijke karakter van gegevens en het eigendomsrecht te beschermen.

Artikel 22

Bijwerking van de bijlagen

  • 1. 
    De lijst van chemische stoffen in bijlage I wordt door de Commissie op basis van de ontwikkelingen op het gebied van het communautair recht en van het verdrag ten minste jaarlijks opnieuw beoordeeld.
  • 2. 
    Om te bepalen of definitieve regelgeving op communautair niveau een verbod of een strenge beperking inhoudt, wordt het effect van die maatregel op het niveau van de subcategorieën binnen de categorieën „bestrijdingsmiddelen” en „industriële chemische stoffen” beoordeeld. Indien het gebruik van een chemische stof op grond van de definitieve regelgeving in een van de subcategorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen wordt, wordt deze stof in bijlage I, deel 1, opgenomen.

Om te bepalen of definitieve regelgeving op communautair niveau een verbod of een strenge beperking betreft, zodat de betrokken chemische stof voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt overeenkomstig artikel 10, wordt het effect van die maatregel op het niveau van de categorieën „bestrijdingsmiddelen” en „industriële chemische stoffen” beoordeeld. Indien een chemische stof op grond van de definitieve regelgeving in één of meer van de categorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen wordt, wordt deze stof ook in bijlage I, deel 2, opgenomen.

  • 3. 
    Het besluit over de opneming van chemische stoffen in bijlage I of over een eventuele wijziging van de vermelding van die stoffen wordt zo snel mogelijk genomen.
  • 4. 
    De volgende maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing:
 

a)

maatregelen om een chemische stof aan de delen 1 of 2 van bijlage I toe te voegen overeenkomstig paragraaf 2, op grond van een definitieve regelgevingsmaatregel op communautair niveau;

 

b)

maatregelen om een onder Verordening (EG) nr. 850/2004 vallende stof in deel I van bijlage V toe te voegen;

 

c)

andere maatregelen tot wijziging van bijlage I, waaronder wijzigingen van bestaande vermeldingen;

 

d)

maatregelen om een stof waarvoor reeds een communautair exportverbod geldt in deel 2 van bijlage V toe te voegen;

 

e)

maatregelen tot wijziging van de bijlagen II, III, IV en VI;

 

f)

maatregelen tot wijziging van bestaande vermeldingen in bijlage V.

Artikel 23

Technische richtsnoeren

De Commissie stelt volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure technische richtsnoeren op om de dagelijkse toepassing van deze verordening te vergemakkelijken.

Deze technische richtsnoeren worden in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.

Artikel 24

Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 3 en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 25

Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 304/2003

Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 304/2003 worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 17, lid 2, is echter van toepassing met ingang van 1 november 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 17 juni 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    LENARČIČ
 

  • (2) 
    Advies van het Europees Parlement van 15 januari 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 5 juni 2008.
  • (6) 
    ECR[2006], blz. I-107.
 

BIJLAGE I

LIJST VAN CHEMISCHE STOFFEN

(bedoeld in artikel 6)

DEEL 1

Lijst van chemische stoffen die aan de procedure van kennisgeving van uitvoer zijn onderworpen

(bedoeld in artikel 7)

Er dient te worden opgemerkt dat voor chemische stoffen die in dit deel van de bijlage zijn vermeld en aan de PIC-procedure zijn onderworpen, de in artikel 7, leden 2, 3 en 4, opgenomen verplichtingen ten aanzien van de kennisgeving van uitvoer niet van toepassing zijn, mits is voldaan aan de voorwaarden die in artikel 7, lid 6, onder b) en c), zijn vastgesteld. Deze chemische stoffen, die in de lijst hieronder worden aangeduid met het teken #, zijn gemakshalve ook in deel 3 van deze bijlage opgenomen.

Ook dient te worden opgemerkt dat chemische stoffen die in dit deel van de bijlage zijn vermeld en vanwege de aard van de communautaire definitieve regelgeving in aanmerking komen voor PIC-kennisgeving, ook in deel 2 van deze bijlage zijn opgenomen. Deze chemische stoffen worden in de lijst hieronder aangeduid met het teken +.

 

Chemische stof

CAS-nummer

Einecs-nummer

GN-code

Subcategorie (1)

Gebruiksbeperking (2)

Landen waarvoor geen kennisgeving vereist is

1,1,1-Trichloorethaan

71-55-6

200-756-3

2903 19 10

i(2)

v

 

1,2-Dibroomethaan (ethyleendibromide) #

106-93-4

203-444-5

2903 31 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

1,2-Dichloorethaan (ethyleendichloride) #

107-06-2

203-458-1

2903 15 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

 

i(2)

v

 

1,3-dichloorpropeen (cis) ((Z)-1,3-dichloorprop-1-een)

10061-01-5

233-195-8

2903 29 00

p(1)-p(2)

v-v

 

2-aminobutaan

13952-84-6

237-732-7

2921 19 80

p(1)-p(2)

v-v

 

2-Naftylamine (2-aminonaftaleen) en de zouten daarvan +

91-59-8, 553-00-4, 612-52-2 en andere

202-080-4, 209-030-0, 210-313-6 en andere

2921 45 00

i(1)

v

 
 

i(2)

v

 

2,4,5-T en de zouten en esters daarvan #

93-76-5 en andere

202-273-3 en andere

2918 91 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

4-Aminobifenyl (p-bifenylamine) en de zouten daarvan +

92-67-1, 2113-61-3 en andere

202-177-1 en andere

2921 49 80

i(1)

v

 
 

i(2)

v

 

4-Nitrobifenyl +

92-93-3

202-204-7

2904 20 00

i(1)

v

 
 

i(2)

v

 

Acefaat +

30560-19-1

250-241-2

2930 90 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Acifluorfen

50594-66-6

256-634-5

2916 39 00

p(1)-p(2)

v-v

 

Alachloor +

15972-60-8

240-110-8

2924 29 95

p(1)

   

Aldicarb +

116-06-3

204-123-2

2930 90 85

p(1)-p(2)

sb-v

 

Ametryn

834-12-8

212-634-7

2933 69 80

p(1)-p(2)

v-v

 

Amitraz +

33089-61-1

251-375-4

2925 29 00

p(1)

sb

 

Arseenverbindingen

     

p(2)

sb

 

Asbestvezels +:

1332-21-4 en andere

       

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Crocidoliet #

12001-28-4

 

2524 10 00

i

v

 

Amosiet #

12172-73-5

 

2524 90 00

i

v

 

Anthofylliet #

77536-67-5

 

2524 90 00

i

v

 

Actinoliet #

77536-66-4

 

2524 90 00

i

v

 

Tremoliet #

77536-68-6

 

2524 90 00

i

v

 

Chrysotiel +

12001-29-5 of 132207-32-0

 

2524 90 00

i

v

 

Atrazine +

1912-24-9

217-617-8

2933 69 10

p(1)-p(2)

sb-v

 

Azinfos-ethyl

2642-71-9

220-147-6

2933 99 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Azinfosmethyl

86-50-0

201-676-1

2933 99 90

p(1)

   

Bensultap

17606-31-4

 

2930 90 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Benzeen (3)

71-43-2

200-753-7

2902 20 00

i(2)

sb

 

Benzidine en de zouten daarvan +

Benzidinederivaten +

92-87-5, 36341-27-2 en andere

202-199-1, 252-984-8 en andere

2921 59 90

i(1)-i(2)

i(2)

sb-v

v

 
 

       

Binapacryl #

485-31-4

207-612-9

2916 19 50

p(1)-p(2)

i(2)

v-v

v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Cadmium en cadmiumverbindingen

7440-43-9 en andere

231-152-8 en andere

8107

3206 49 30 en andere

i(1)

sb

 

Cadusafos +

95465-99-9

n.v.t.

2930 90 85

p(1)

   

Calciferol

50-14-6

200-014-9

2936 29 90

p(1)

v

 

Captafol #

2425-06-1

219-363-3

2930 50 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Carbaryl +

63-25-2

200-555-0

2924 29 95

p(1)-p(2)

v-v

 

Carbofuran+

1563-66-2

216-353-0

2932 99 85

p(1)

   

Tetrachloorkoolstof

56-23-5

200-262-8

2903 14 00

i(2)

v

 

Carbosulfan +

55285-14-8

259-565-9

2932 99 85

p(1)

   

Cartap

15263-53-3

 

2930 20 00

p(1)-p(2)

v-v

 

Chinomethionaat

2439-01-2

219-455-3

2934 99 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Chloordecon

143-50-0

205-601-3

2914 70 00

p(2)

sb

 

Chloordimeform #

6164-98-3

228-200-5

2925 21 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Chloorfenapyr +

122453-73-0

 

2933 99 90

p(1)

v

 

Chloorfenvinfos

470-90-6

207-432-0

2919 90 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Chloormefos

24934-91-6

246-538-1

2930 90 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Chloorbenzilaat #

510-15-6

208-110-2

2918 18 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Chloroform

67-66-3

200-663-8

2903 13 00

i(2)

v

 

Chlozolinaat +

84332-86-5

282-714-4

2934 99 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Cholecalciferol

67-97-0

200-673-2

2936 29 90

p(1)

v

 

Cumafuryl

117-52-2

204-195-5

2932 29 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Creosoot en aan creosoot verwante stoffen

8001-58-9

232-287-5

2707 91 00

     
 

61789-28-4

263-047-8

       
 

84650-04-4

283-484-8

3807 00 90

     
 

90640-84-9

292-605-3

       
 

65996-91-0

266-026-1

 

i(2)

v

 
 

90640-80-5

292-602-7

       
 

65996-85-2

266-019-3

       
 

8021-39-4

232-419-1

       
 

122384-78-5

310-191-5

       

Crimidine

535-89-7

208-622-6

2933 59 95

p(1)

v

 

Cyanazine

21725-46-2

244-544-9

2933 69 80

p(1)-p(2)

v-v

 

Cyhalothrin

68085-85-8

268-450-2

2926 90 95

p(1)

v

 

DBB (di-μ-oxo-di-N-butylstanniohydroxyboraan/2,2-dibutyl-1,3,2,4-dioxastannaboretaan-4-ol)

75113-37-0

401-040-5

2931 00 95

i(1)

v

 

Diazinon

333-41-5

206-373-8

2933 59 10

p(1)

v

 

Dichloorvos

62-73-7

200-547-7

2919 90 90

p(1)

   

Dicofol met < 78 % p,p’-dicofol of 1 g/kg DDT en aan DDT verwante verbindingen +

115-32-2

204-082-0

2906 29 00

p(1)-p(2)

v-v

 

Dimethenamid +

87674-68-8

n.v.t.

2934 99 90

p(1)

v

 

Dinitro-ortho-kresol (DNOC) en de zouten daarvan (zoals het ammonium-, het kalium- en het natriumzout) #

534-52-1

2980-64-5

5787-96-2

2312-76-7

208-601-1

221-037-0

219-007-7

2908 99 90

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Dinobuton

973-21-7

213-546-1

2920 90 10

p(1)-p(2)

v-v

 

Dinoseb en de zouten en esters daarvan #

88-85-7

en andere

201-861-7

en andere

2908 91 00

2915 36 00

p(1)-p(2)

i(2)

v-v

v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Dinoterb +

1420-07-1

215-813-8

2908 99 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Diuron

330-54-1

006-015-00

2924 21 90

p(1)

v

 

Stuifpoederformuleringen die een combinatie bevatten van:

   

3808 99 90

   

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

7 % of meer benomyl,

17804-35-2

241-775-7

2933 99 90

p(1)

v

 

10 % of meer carbofuran en

1563-66-2

216-353-0

2932 99 85

p(2)

v

 

15 % of meer thiram #

137-26-8

205-286-2

2930 30 00

     

Endosulfan +

115-29-7

204-079-4

2920 90 85

p(1)

v

 

Ethion

563-12-2

209-242-3

2930 90 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Ethyleenoxide (oxiraan) #

75-21-8

200-849-9

2910 10 00

p(1)

v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Fenitrothion

122-14-5

204-524-2

2920 19 00

p(1)

v

 

Fenpropathrin

39515-41-8

254-485-0

2926 90 95

p(1)-p(2)

v-v

 

Fenthion +

55-38-9

200-231-9

2930 90 85

p(1)

sb

 

Fentinacetaat +

900-95-8

212-984-0

2931 00 95

p(1)-p(2)

v-v

 

Fentinhydroxide +

76-87-9

200-990-6

2931 00 95

p(1)-p(2)

v-v

 

Fenvaleraat

51630-58-1

257-326-3

2926 90 95

p(1)

v

 

Ferbam

14484-64-1

238-484-2

2930 20 00

p(1)-p(2)

v-v

 

Fluoraceetamide #

640-19-7

211-363-1

2924 12 00

p(1)

v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Flurenol

467-69-6

207-397-1

2918 19 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Furathiocarb

65907-30-4

265-974-3

2932 99 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Haloxyfop-R +

95977-29-0

n.v.t.

2933 39 99

p(1)

v

 

(Haloxyfop-P methylester)

(72619-32-0)

(406-250-0)

(2933 39 99)

     

HCH (hexachloorcyclohexaan) (mengsel van isomeren) #

608-73-1

210-168-9

2903 51 00

p(1)-p(2)

v-sb

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Hexachloorethaan

67-72-1

200-666-4

2903 19 80

i(1)

sb

 

Hexazinon

51235-04-2

257-074-4

2933 69 80

p(1)-p(2)

v-v

 

Iminoctadine

13516-27-3

236-855-3

2925 29 00

p(1)-p(2)

v-v

 

Isoxathion

18854-01-8

242-624-8

2934 99 90

p(1)

v

 

Lindaan (γ-HCH) #

58-89-9

200-401-2

2903 51 00

p(1)-p(2)

v-sb

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Malathion

121-75-5

204-497-7

2930 90 85

p(1)

v

 

a)

Maleïnehydrazide en de zouten daarvan, met uitzondering van de choline-, kalium- en natriumzouten;

123-33-1

204-619-9

2933 99 90

p(1)

v

 

b)

Choline-, kalium- en natriumzouten van maleïnehydrazide met meer dan 1 mg vrij hydrazine/kg, uitgedrukt op basis van het zuurequivalent

61167-10-0, 51542-52-0, 28330-26-9

257-261-0, 248-972-7

2933 99 90

     

Kwikverbindingen, inclusief anorganische kwikverbindingen, alkylkwikverbindingenen alkyloxyalkyl- en arylkwikverbindingen #

10112-91-1, 21908-53-2 en andere

233-307-5, 244-654-7 en andere

2852 00 00

p(1)-p(2)

v-sb

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Methamidofos (oplosbare vloeibare formuleringen van de stof met meer dan 600 g werkzame stof/l) #

10265-92-6

233-606-0

2930 50 003808 50 00

p(2)

v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Methidathion

950-37-8

213-449-4

2934 99 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Methylparathion + #

298-00-0

206-050-1

2920 11 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Metoxuron

19937-59-8

243-433-2

2924 21 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Monocrotofos #

6923-22-4

230-042-7

2924 12 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Monolinuron

1746-81-2

217-129-5

2928 00 90

p(1)

v

 

Monomethyldibroomdifenylmethaan

Handelsnaam: DBBT +

99688-47-8

402-210-1

2903 69 90

i(1)

v

 

Monomethyldichloordifenylmethaan

Handelsnaam: Ugilec 121 of Ugilec 21 +

400-140-6

2903 69 90

i(1)-i(2)

v-v

 

Monomethyltetrachloordifenylmethaan

Handelsnaam: Ugilec 141 +

76253-60-6

278-404-3

2903 69 90

i(1)-i(2)

v-v

 

Monuron

150-68-5

205-766-1

2924 21 90

p(1)

v

 

Nitrofeen +

1836-75-5

217-406-0

2909 30 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Nonylfenolen C6H4(OH)C9H19 +

25154-52-3 (fenol, nonyl-),

246-672-0

2907 13 00

i(1)

sb

 
 

84852-15-3 (fenol, 4-nonyl-, vertakt)

284-325-5

       
 

11066-49-2 (isononylfenol),

234-284-4

       
 

90481-04-2, (fenol, nonyl-, vertakt),

291-844-0

       
 

104-40-5(p-nonylfenol) en andere

203-199-4 en andere

       

Nonylfenolethoxylaten (C2H4O)nC15H24O +

9016-45-9, 26027-38-3, 68412-54-4, 37205-87-1, 127087-87-0 en andere

 

3402 13 00

i(1)

p(1)-p(2)

sb

v-v

 

Octabroomdifenylether +

32536-52-0

251-087-9

2909 30 38

i(1)

sb

 

Omethoaat

1113-02-6

214-197-8

2930 90 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Oxydemeton-methyl +

301-12-2

206-110-7

2930 90 85

p(1)

v

 

Parathion #

56-38-2

200-271-7

2920 11 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Pebulaat

1114-71-2

214-215-4

2930 20 00

p(1)-p(2)

v-v

 

Pentabroomdifenylether +

32534-81-9

251-084-2

2909 30 31

i(1)

sb

 

Pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan #

87-86-5 en andere

201-778-6 en andere

2908 11 00

2908 19 00 en andere

p(1)-p(2)

v-sb

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Perfluoroctaan sulfonaat

1763-23-1

n.v.t.

2904 90 20

i(1)

sb

 

(PFOS)

2795-39-3

 

2904 90 20

     

C8F17SO2X

en andere

 

en andere

     

(X = OH, metaalzout(O-M+), halogenide, amide en andere derivaten zoals polymeren + (a)

           

Permethrin

52645-53-1

258-067-9

2916 20 00

p(1)

v

 

Phosalon +

2310-17-0

218-996-2

2934 99 90

p(1)

v

 

Fosfamidon (oplosbare vloeibare formuleringen van de stof met meer dan 1 000 g werkzame stof/l) #

13171-21-6 (mengsel, (E)-en (Z)- isomeren)

236-116-5

2924 12 00

3808 50 00

p(1)-p(2)

v-v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

 

23783-98-4 ((Z)-isomeer)

         
 

297-99-4 ((E)-isomeer)

         

Polybroombifenylen (PBB’s) #

13654-09-6 36355-01-8 27858-07-7 en andere

237-137-2

252-994-2

248-696-7

2903 69 90 en andere

i(1)

sb

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Polychloorterfenylen (PCT’s) #

61788-33-8

262-968-2

2903 69 90

i(1)

v

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Profam

122-42-9

204-542-0

2924 29 95

p(1)

v

 

Pyrazofos +

13457-18-6

236-656-1

2933 59 95

p(1)-p(2)

v-v

 

Quintozeen +

82-68-8

201-435-0

2904 90 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Scilliroside

507-60-8

208-077-4

2938 90 90

p(1)

v

 

Simazine +

122-34-9

204-535-2

2933 69 10

p(1)

sb

 

Strychnine

57-24-9

200-319-7

2939 99 00

p(1)

v

 

Tecnazeen +

117-18-0

204-178-2

2904 90 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Terbufos

13071-79-9

235-963-8

2930 90 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Tetraethyllood #

78-00-2

201-075-4

2931 00 95

i(1)

sb

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Tetramethyllood #

75-74-1

200-897-0

2931 00 95

i(1)

sb

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Thalliumsulfaat

7446-18-6

231-201-3

2833 29 90

p(1)

v

 

Thiocyclam

31895-22-4

250-859-2

2934 99 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Thiodikarb +

59669-26-0

261-848-7

2930 90 85

p(1)

v

 

Triazofos

24017-47-8

245-986-5

2933 99 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Trichloorfon +

52-68-6

200-149-3

2931 00 95

p(1)-p(2)

v-v

 

Tridemorf

24602-86-6

246-347-3

2934 99 90

p(1)-p(2)

v-v

 

Triorganotinverbindingen +

2931 00 95 en andere

p(2) i(2)

sb sb

 

Tris (2,3-dibroompropyl)fosfaat #

126-72-7

204-799-9

2919 10 00

i(1)

sb

Zie PIC-circulaire op www.pic.int/

Trisaziridinylfosfineoxide (1,1′,1″-fosforyltriaziridine) +

545-55-1

208-892-5

2933 99 90

i(1)

sb

 

Vamidothion

2275-23-2

218-894-8

2930 90 85

p(1)-p(2)

v-v

 

Vinchlozolin

50471-44-8

256-599-6

2934 99 90

p(1)

v

 

Zineb

12122-67-7

235-180-1

2930 20 00 of 3824 90 97

p(1)

v

 

CAS-nummer

=

registratienummer van Chemical Abstract Service.

 

#

Chemische stof die geheel of gedeeltelijk onder de PIC-procedure valt.

+

Chemische stof die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt.

(a)

Te vermelden met ingang van 27 juni 2008.

DEEL 2

Lijst van chemische stoffen die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen

(bedoeld in artikel 10)

Deze lijst bevat chemische stoffen die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen. In het algemeen zijn geen chemische stoffen opgenomen die al aan de PIC-procedure zijn onderworpen; deze worden in deel 3 van deze bijlage vermeld.

 

Chemische stof

CAS-nummer

Einecs-nummer

GN-code

Categorie (4)

Gebruiksbeperking (5)

2-Naftylamine (2-aminonaftaleen) en de zouten daarvan

91-59-8, 553-00-4, 612-52-2 en andere

202-080-4, 209-030-0, 210-313-6 en andere

2921 45 00

i

v

4-Aminobifenyl (p-bifenylamine) en de zouten daarvan

92-67-1, 2113-61-3 en andere

202-177-1 en andere

2921 49 80

i

v

4-Nitrobifenyl

92-92-3

202-204-7

2904 20 00

i

v

Acefaat

30560-19-1

250-241-2

2930 90 85

p

v

Alachloor

15972-60-8

240-110-8

2924 29 95

p

v

Aldicarb

116-06-3

204-123-2

2930 90 85

p

sb

Amitraz

33089-61-1

251-375-4

2925 29 00

p

sb

Asbestvezels: Chrysotiel

12001-29-5 of 132207-32-0

 

2524 90 00

i

v

Atrazine

1912-24-9

217-617-8

2933 69 10

p

sb

Benzidine en de zouten daarvan

92-87-5, 36341-27-2 en andere

202-199-1, 252-984-8 en andere

2921 59 90

i

sb

Benzidinederivaten

     

Cadusafos

95465-99-9

n.v.t.

2930 90 85

p

v

Carbaryl

63-25-2

200-555-0

2924 29 95

p

v

Carbofuran

1563-66-2

216-353-0

2932 99 85

p

v

Carbosulfan

55285-14-8

259-565-9

2932 99 85

p

v

Chloorfenapyr

122453-73-0

 

2933 99 90

p

sb

Chlozolinaat

84332-86-5

282-714-4

2934 99 90

p

v

Dicofol met < 78 % p,p’-dicofol of 1 g/kg DDT en aan DDT verwante verbindingen

115-32-3

204-082-0

2906 29 00

p

v

Dimethenamid

87674-68-8

n.v.t.

2934 99 90

p

v

Dinoterb

1420-07-1

215-813-8

2908 90 90

p

v

Endosulfan

115-29-7

204-079-4

2920 90 85

p

v

Fenthion

55-38-9

200-231-9

2930 90 85

p

sb

Fentinacetaat

900-95-8

212-984-0

2931 00 95

p

v

Fentinhydroxide

76-87-9

200-990-6

2931 00 95

p

v

Haloxyfop-R

95977-29-0

n.v.t.

2933 39 99

p

v

(Haloxyfop-P methylester)

(72619-32-0)

(406-250-0)

(2933 39 99)

   

Methylparathion #

298-00-0

206-050-1

2920 11 00

p

v

Monomethyldibroomdifenylmethaan

Handelsnaam: DBBT

99688-47-8

401-210-1

2903 69 90

i

v

Monomethyldichloordifenylmethaan

Handelsnaam: Ugilec 121 of Ugilec 21

400-140-6

2903 69 90

i

v

Monomethyltetrachloordifenylmethaan

Handelsnaam: Ugilec 141

76253-60-6

278-404-3

2903 69 90

i

v

Nitrofeen

1836-75-5

217-406-0

2909 30 90

p

v

Nonylfenolen C6H4(OH)C9H19

25154-52-3 (fenol, nonyl-),

246-672-0

2907 13 00

i

sb

 

84852-15-3 (fenol, 4-nonyl-, vertakt),

284-325-5

     
 

11066-49-2 (isononylfenol),

234-284-4

     
 

90481-04-2, (fenol, nonyl-, vertakt),

291-844-0

     
 

104-40-5 (p-nonylfenol) en andere

203-199-4 en andere

     

Nonylfenolethoxylaten (C2H4O)nC15H24O

9016-45-9, 26027-38-3, 68412-54-4, 37205-87-1, 127087-87-0 en andere

 

3402 13 00

i

p

sb

v

Octabroomdifenylether

32536-52-0

251-087-9

2909 30 38

i

sb

Oxydemeton-methyl

301-12-2

206-110-7

2930 90 85

p

v

Pentabroomdifenylether

32534-81-9

251-084-2

2909 30 31

i

sb

Perfluoroctaan sulfonaat

1763-23-1

n.v.t.

2904 90 20

i

sb

(PFOS)C8F17SO2X (X = OH, metaalzout(O-M+), halogenide, amide en andere derivaten zoals polymeren

2795-39-3

en andere

 

2904 90 20

en andere

   

Phosalon

2310-17-0

218-996-2

2934 99 99

p

v

Pyrazofos

13457-18-6

236-656-1

2933 59 95

p

v

Quintozeen

82-68-8

201-435-0

2904 90 85

p

v

Simazine

122-34-9

204-535-2

2933 69 10

p

sb

Tecnazeen

117-18-0

204-178-2

2904 90 85

p

v

Thiodikarb

59669-26-0

261-848-7

2930 90 85

p

v

Trichloorfon

52-68-6

200-149-3

2931 00 95

p

v

Triorganotinverbindingen, met name tributyltinverbindingen, waaronder bis(tributyltin)oxide

56-35-9 en andere

200-268-0 en andere

2931 00 95 en andere

p

sb

CAS-nummer

=

registratienummer van de Chemical Abstract Service.

 

#

Chemische stof die geheel of gedeeltelijk onder de internationale PIC-procedure valt.

DEEL 3

Lijst van chemische stoffen die krachtens het Verdrag van Rotterdam onder de PIC-procedure vallen

(bedoeld in de artikelen 12 en 13)

(De vermelde categorieën zijn dezelfde als die in het verdrag.)

 

Chemische stof

Relevant(e) CAS-nummer(s)

HS-code

Zuivere stof

HS-code

Mengsels, bereidingen die een dergelijke stof bevatten

Categorie

2,4,5-T en de zouten en esters daarvan

93-76-5 #

2918.91

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Aldrin (6)

309-00-2

2903.52

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Binapacryl

485-31-4

2916.19

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Captafol

2425-06-1

2930.50

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Chloordaan (6)

57-74-9

2903.52

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Chloordimeform

6164-98-3

2925.21

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Chloorbenzilaat

510-15-6

2918.18

3808.50

Bestrijdingsmiddel

DDT (6)

50-29-3

2903.62

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Dieldrin (6)

60-57-1

2910.40

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Dinitro-ortho-kresol (DNOC) en de zouten daarvan (zoals het ammonium-, het kalium- en het natriumzout)

534-52-1, 2980-64-5, 5787-96-2, 2312-76-7

2908.99

3808.91

3808.92

3808.93

Bestrijdingsmiddel

Dinoseb en de zouten en esters daarvan

88-85-7 #

2908.91

3808.50

Bestrijdingsmiddel

1,2-Dibroomethaan (EDB)

106-93-4

2903.31

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Ethyleendichloride (1,2-dichloorethaan)

107-06-2

2903.15

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Ethyleenoxide

75-21-8

2910.10

3808.50

3824.81

Bestrijdingsmiddel

Fluoraceetamide

640-19-7

2924.12

3808.50

Bestrijdingsmiddel

HCH (mengsel van isomeren)

608-73-1

2903.51

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Heptachloor (6)

76-44-8

2903.52

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Hexachloorbenzeen (6)

118-74-1

2903.62

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Lindaan

58-89-9

2903.51

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Kwikverbindingen, met inbegrip van anorganische kwikverbindingen, alkylkwikverbindingen en alkyloxyalkyl- en arylkwikverbindingen

10112-91-1, 21908-53-2 en andere

Zie ook www.pic.int/

2852.00

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Monocrotofos

6923-22-4

2924.12

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Parathion

56-38-2

2920.11

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan

87-86-5 #

2908.11

2908.19

3808.50

3808.91

3808.92

3808.93

3808.94

3808.99

Bestrijdingsmiddel

Toxafeen (6)

8001-35-2

3808.50

Bestrijdingsmiddel

Stuifpoeder-formuleringen die een combinatie bevatten van:

7 % of meer benomyl,

10 % of meer carbofuran en

15 % of meer thiram

17804-35-2

1563-66-2

137-26-8

3808.92

Zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering

Methamidofos (oplosbare vloeibare formuleringen van de stof met meer dan 600 g werkzame stof/l)

10265-92-6

2930.50

3808.50

Zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering

Methylparathion (emulgeerbare concentraten (EC) met 19,5 % of meer werkzame stof en poeder met 1,5 % of meer werkzame stof)

298-00-0

2920.11

3808.50

Zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering

Fosfamidon (oplosbare vloeibare formuleringen van de stof met meer dan 1 000 g werkzame stof/l)

 

2924.12

3808.50

Zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering

(mengsel, (E)- en (Z)-isomeren)

13171-21-6

     

((Z)-isomeer)

23783-98-4

     

((E)-isomeer)

297-99-4

     

Asbestvezels

 

2524.10

2524.90

6811.40

6812.80

6812.91

6812.92

6812.93

6812.99

6813.20

Industriële chemische stof

Crocidoliet

12001-28-4

2524.10

   

Actinoliet

77536-66-4

2524.90

   

Anthofylliet

77536-67-5

2524.90

   

Amosiet

12172-73-5

2524.90

   

Tremoliet

77536-68-6

2524.90

   

Polybroombifenylen (PBB’s)

       

(hexa)

36355-01-8

3824.82

 
       

Industriële chemische stof

(octa)

27858-07-7

     

(deca)

13654-09-6

     

Polychloorbifenylen (PCB’s) (6)

1336-36-3

3824.82

Industriële chemische stof

Polychloorterfenylen (PCT’s)

61788-33-8

3824.82

Industriële chemische stof

Tetraethyllood

78-00-2

2931.00

3811.11

Industriële chemische stof

Tetramethyllood

75-74-1

2931.00

3811.11

Industriële chemische stof

Tris(2,3-dibroompropyl)fosfaat

126-72-7

2919.10

3824.93

Industriële chemische stof

#

Alleen de CAS-nummers van de oorspronkelijke verbindingen zijn vermeld.

 

  • (1) 
    Subcategorie: p(1) = bestrijdingsmiddel in de groep gewasbeschermingsmiddelen, p(2) = andere bestrijdingsmiddelen met inbegrip van biociden, i(1) = industriële chemische stof voor beroepsmatig gebruik, i(2) = industriële chemische stof voor gebruik door het publiek.
  • (2) 
    Gebruiksbeperking volgens de communautaire wetgeving (voor de betrokken subcategorie(ën)): sb = strenge beperking, v = verbod.
  • (3) 
    Met uitzondering van motorbrandstoffen die onder Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58) vallen. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
 

CAS-nummer

=

registratienummer van Chemical Abstract Service.

 

#

Chemische stof die geheel of gedeeltelijk onder de PIC-procedure valt.

+

Chemische stof die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt.

(a)

Te vermelden met ingang van 27 juni 2008.

  • (4) 
    Categorie: p = bestrijdingsmiddel, i = industriële chemische stof.
  • (5) 
    Gebruiksbeperking (voor de betrokken categorie(ën)): sbs = strenge beperking, v = verbod.
 

CAS-nummer

=

registratienummer van de Chemical Abstract Service.

 

#

Chemische stof die geheel of gedeeltelijk onder de internationale PIC-procedure valt.

  • (6) 
    Voor deze stoffen geldt een uitvoerverbod overeenkomstig de bepalingen van artikel 14, lid 2, en bijlage V van de verordening.
 

#

Alleen de CAS-nummers van de oorspronkelijke verbindingen zijn vermeld.

 

BIJLAGE II

KENNISGEVING VAN UITVOER

Vereiste informatie krachtens artikel 7

 

1.

De identiteit van de uit te voeren stof:

 

a)

de naam volgens de nomenclatuur van de International Union of Pure and Applied Chemistry;

 

b)

andere benamingen (zoals de ISO-naam, gangbare namen, handelsnamen en afkortingen);

 

c)

het nummer van de Europese inventaris van bestaande chemische handelsstoffen (Einecs-nummer) en het nummer van de Chemical Abstracts Service (CAS-nummer);

 

d)

het CUS-nummer (volgens de Europese douanelijst van chemische stoffen) en de code van de gecombineerde nomenclatuur;

 

e)

de voornaamste verontreinigingen van de stof, indien deze met name relevant zijn.

 

2.

De identiteit van het uit te voeren preparaat:

 

a)

de handelsnaam en/of omschrijving van het preparaat;

 

b)

voor elk van de in bijlage I opgenomen stoffen het percentage en de bij punt 1 bedoelde gegevens;

 

c)

het CUS-nummer (volgens de Europese douanelijst van chemische stoffen) en de code van de gecombineerde nomenclatuur.

 

3.

Identiteit van het uit te voeren artikel:

 

a)

de handelsnaam en/of omschrijving van het artikel;

 

b)

voor elk van de in bijlage I opgenomen stoffen het percentage en de bij punt 1 bedoelde gegevens.

 

4.

Informatie over de uitvoer:

 

a)

het land van bestemming;

 

b)

het land van herkomst;

 

c)

de verwachte datum van eerste uitvoer dit jaar;

 

d)

de geraamde hoeveelheid van de chemische stof die dit jaar naar het betrokken land zal worden uitgevoerd;

 

e)

het voorgenomen gebruik in het land van bestemming, indien bekend, met informatie over de categorie(ën) uit hoofde van het Verdrag van Rotterdam waaronder het gebruik valt;

 

f)

de naam, het adres en andere relevante gegevens van de importeur of het importbedrijf;

 

g)

de naam, het adres en andere relevante gegevens van de exporteur of het exportbedrijf.

 

5.

Aangewezen nationale instanties:

 

a)

de naam, het adres, het telefoon- en telexnummer, het faxnummer of het e-mailadres van de aangewezen instantie in de Europese Unie, waar nadere inlichtingen kunnen worden ingewonnen;

 

b)

de naam, het adres, het telefoon- en telexnummer, het faxnummer of het e-mailadres van de aangewezen instantie in het invoerende land.

 

6.

Informatie over te nemen voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van de gevaren- en risicocategorie en veiligheidsaanbevelingen.

 

7.

Een overzicht van de fysisch-chemische, toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen.

 

8.

Toepassing van de chemische stof in de Europese Unie:

 

a)

toepassingen, categorie(ën) in het kader van het Verdrag van Rotterdam en communautaire subcategorie(ën) waarvoor beperkende maatregelen (verbod of strenge beperking) gelden;

 

b)

toepassingen waarvoor de chemische stof niet aan strenge beperkingen onderworpen of verboden is;

(gebruikscategorieën en -subcategorieën zoals gedefinieerd in bijlage I bij de verordening);

 

c)

een raming van de hoeveelheden van de chemische stof die worden geproduceerd, ingevoerd, uitgevoerd en gebruikt, indien beschikbaar.

 

9.

Informatie over voorzorgsmaatregelen ter vermindering van de blootstelling aan en emissie van de chemische stof.

 

10.

Een overzicht van de beperkende voorschriften en de redenen daarvoor.

 

11.

Een overzicht van de in bijlage IV, punt 2, onder a), c) en d), bedoelde informatie.

 

12.

Aanvullende informatie die door de uitvoerende partij wordt verstrekt omdat deze van belang wordt geacht, of nadere informatie, zoals gespecificeerd in bijlage IV, op verzoek van de invoerende partij.

 

BIJLAGE III

Door de aangewezen nationale instanties van de lidstaten krachtens artikel 9 aan de Commissie te verstrekken informatie

 

1.

Een overzicht van de hoeveelheden onder bijlage I vallende chemische stoffen (in de vorm van stoffen, preparaten en voorwerpen) die tijdens het voorgaande jaar zijn uitgevoerd:

 

a)

het jaar waarin uitvoer plaatsvond;

 

b)

een tabel met een overzicht van hoeveelheden uitgevoerde chemische stoffen (in de vorm van stoffen, preparaten en voorwerpen), zoals hieronder is aangegeven.

 

Chemische stof

Invoerend land

Hoeveelheid

   

   

   
 

2.

Een lijst van de importeurs

 

Chemische stof

Invoerend land

Importeur of importbedrijf

Adres en andere relevante gegevens van de importeur of het importbedrijf

       
       
       
 

BIJLAGE IV

Kennisgeving van een verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stof aan het secretariaat van het verdrag

Vereiste informatie voor kennisgevingen krachtens artikel 10

De kennisgeving omvat:

 

1.

eigenschappen, identificatie en toepassingen:

 

a)

de gangbare naam;

 

b)

de chemische naam volgens een internationaal erkende nomenclatuur (bijvoorbeeld van de International Union of Pure and Applied Chemistry (IUPAC)), indien beschikbaar;

 

c)

de handelsnamen en namen van preparaten;

 

d)

codenummers: het nummer van de Chemical Abstracts Service (CAS), de douanecode van het geharmoniseerde systeem en andere nummers;

 

e)

informatie over de indeling in een gevarencategorie indien voor de chemische stof eisen inzake de indeling gelden;

 

f)

de toepassing(en) van de chemische stof:

 

in de Europese Unie,

 

elders (voor zover bekend);

 

g)

de fysisch-chemische, toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen;

 

2.

definitieve regelgeving:

 

a)

specifieke informatie over de definitieve regelgeving:

 

i)

een samenvatting van de definitieve regelgeving;

 

ii)

de referentie van het regelgevingsdocument;

 

iii)

de datum van inwerkingtreding van de definitieve regelgeving;

 

iv)

een vermelding of de definitieve regelgeving al dan niet op basis van een evaluatie van de risico’s of gevaren is vastgesteld en, zo ja, informatie over deze evaluatie met een referentie van de betrokken documentatie;

 

v)

redenen voor de definitieve regelgeving die verband houden met de gezondheid van de mens, met inbegrip van de gezondheid van consumenten en werknemers, of het milieu;

 

vi)

een overzicht van de gevaren en risico’s van de chemische stof voor de gezondheid van de mens, met inbegrip van de gezondheid van consumenten en werknemers, of het milieu en de verwachte effecten van de definitieve regelgeving;

 

b)

de categorie(ën) waarvoor de definitieve regelgeving is vastgesteld en per categorie:

 

i)

de op grond van de definitieve regelgeving verboden toepassing(en);

 

ii)

de nog niet verboden toepassing(en);

 

iii)

een raming van de hoeveelheden van de chemische stof die worden geproduceerd, ingevoerd, uitgevoerd en gebruikt, indien beschikbaar;

 

c)

een indicatie, voor zover mogelijk, of de definitieve regelgeving ook voor andere staten en regio’s van nut kan zijn;

 

d)

overige relevante informatie zoals:

 

i)

een beoordeling van de sociaaleconomische effecten van de definitieve regelgeving;

 

ii)

informatie over alternatieven en de risico’s daarvan, indien beschikbaar, zoals:

 

strategieën voor geïntegreerde plaagbestrijding;

 

industriële methoden en processen, waaronder schonere technologie.

 

BIJLAGE V

Chemische stoffen en artikelen waarvoor een uitvoerverbod geldt

(bedoeld in artikel 14)

Deel 1

Persistente organische verontreinigende stoffen zoals opgesomd in de bijlagen A en B bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen.

 

Beschrijving van chemische stof/artikel waarvoor een uitvoerverbod geldt

Eventuele bijkomende details (bv. naam van de chemische stof, Einecs-nummer, CAS-nummer, enz.)

 

Aldrin

Einecs-nr. 206-215-8,

CAS-nr. 309-00-2,

GN-code 2903 52 00

Chloordaan

Einecs-nr. 200-349-0,

CAS-nr. 57-74-9,

GN-code 2903 52 00

Dieldrin

Einecs-nr. 200-484-5,

CAS-nr. 60-57-1,

GN-code 2910 40 00

DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan

Einecs-nr. 200-024-3,

CAS-nr. 50-29-3,

GN-code 2903 62 00

Endrin

Einecs-nr. 200-775-7,

CAS-nr. 72-20-8,

GN-code 2910 90 00

Heptachloor

Einecs-nr. 200-962-3,

CAS-nr. 76-44-8,

GN-code 2903 52 00

 

Hexachloorbenzeen

Einecs-nr. 200-273-9,

CAS-nr. 118-74-1,

GN-code 2903 62 00

Mirex

Einecs-nr. 219-196-6,

CAS-nr. 2385-85-5,

GN-code 2903 59 80

Toxafeen (camfechloor)

Einecs-nr. 232-283-3,

CAS-nr. 8001-35-2,

GN-code 3808 50 00

Polychloorbifenylen (PCB’s)

Einecs-nr. 215-648-1 en andere, CAS-nr. 1336-36-3 en andere,

GN-code 2903 69 90

Deel 2

Andere chemische stoffen dan persistente organische verontreinigende stoffen zoals opgesomd in de bijlagen A en B bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen.

 

Beschrijving van chemische stof/artikel waarvoor een uitvoerverbod geldt

Eventuele bijkomende details (bv. naam van de chemische stof, Einecs-nummer, CAS-nummer, enz.)

Kwikhoudende cosmetische zeep

GN-codes 3401 11 00, 3401 19 00, 3401 20 10, 3401 20 90, 3401 30 00

 

BIJLAGE VI

Lijst van de partijen bij het verdrag die informatie vereisen over het transitovervoer van chemische stoffen die onder de PIC-procedure vallen

(bedoeld in artikel 15)

 

Land

Vereiste informatie

   
   
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.