Verordening 2007/653 - Gebruik van een gemeenschappelijk Europees formaat voor veiligheidscertificaten en aanvraagdocumenten overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2004/49/EG en betreffende de geldigheid van overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG afgegeven veiligheidscertificaten
14.6.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 153/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 653/2007 VAN DE COMMISSIE
van 13 juni 2007
betreffende het gebruik van een gemeenschappelijk Europees formaat voor veiligheidscertificaten en aanvraagdocumenten overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad en betreffende de geldigheid van overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad afgegeven veiligheidscertificaten
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (Spoorwegveiligheidsrichtlijn) (1), en met name op artikel 15,
Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (Spoorwegbureauverordening) (2), en met name op artikel 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De voorschriften voor veiligheidscertificaten van spoorwegondernemingen zijn in detail uiteengezet in Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen. In artikel 10 van die richtlijn is bepaald dat spoorwegondernemingen in het bezit moeten zijn van een veiligheidscertificaat om toegang te krijgen tot de spoorweginfrastructuur. Het veiligheidscertificaat toont aan dat de spoorwegonderneming in kwestie een systeem voor veiligheidsbeheer heeft opgezet en voldoet aan de eisen van de technische specificaties inzake interoperabiliteit die zijn vastgesteld bij Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem (3), Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (4), en andere Gemeenschapswetgeving, en in nationale regels voor risicobeheersing en veilige exploitatie van het spoornet. |
(2) |
De lidstaten moeten inspanningen leveren om bijstand te verlenen aan aanvragers die als spoorwegonderneming toegang willen krijgen tot de markt, en ze moeten met name informatie verstrekken en onmiddellijk reageren op aanvragen voor veiligheidscertificaten. Voor spoorwegondernemingen die internationale diensten exploiteren, is het belangrijk dat de procedures voor veiligheidscertificering gelijk zijn in alle lidstaten; de gemeenschappelijke delen van het veiligheidscertificaat worden dan ook geharmoniseerd tot een gemeenschappelijk model. Artikel 15 van Richtlijn 2004/49/EG voorziet reeds in de harmonisering van veiligheidscertificaten. In artikel 15 van Verordening (EG) nr. 881/2004 is bepaald dat het Spoorwegbureau een geharmoniseerd model voor het veiligheidscertificaat ontwikkelt, met inbegrip van een elektronische versie, en een geharmoniseerd model voor het aanvragen van veiligheidscertificaten, met inbegrip van een lijst van de belangrijkste over te leggen gegevens. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 33 van Richtlijn 2004/49/EG doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 april 2006 aan deze richtlijn te voldoen. Aangezien veiligheidscertificaten vanaf die datum overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2004/49/EG worden toegekend, moeten onverwijld maatregelen worden genomen om deze veiligheidscertificaten te harmoniseren, zodat de lidstaten zo snel mogelijk op geharmoniseerde wijze kunnen optreden. |
(4) |
In artikel 10 van Richtlijn 2004/49/EG is bepaald dat veiligheidscertificaten uit twee delen bestaan: een deel waarin wordt gecertificeerd dat het veiligheidsbeheersysteem van de spoorwegonderneming in de hele Gemeenschap wordt goedgekeurd (A-certificaat), en een tweede deel waarin wordt gecertificeerd dat de voorzieningen die de spoorwegonderneming heeft getroffen om te voldoen aan specifieke eisen om veilig op het betrokken net te kunnen opereren, zijn goedgekeurd (B-certificaat). De in deze verordening vervatte richtsnoeren en geharmoniseerde aanvraagdocumenten voor veiligheidscertificaten verschaffen spoorwegondernemingen en nationale veiligheidsinstanties advies over wat de aanvragen voor elk deel van het veiligheidscertificaat moeten omvatten. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 6, van Richtlijn 2004/49/EG stellen nationale veiligheidsinstanties het Bureau in kennis van de veiligheidscertificaten die overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, lid 2, onder a), van die richtlijn zijn afgegeven (A-certificaten). Overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 881/2004 moet het bureau echter een openbaar gegevensbestand bijhouden van alle veiligheidscertificaten die overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2004/49/EG zijn afgegeven. Dit betekent dat het Bureau verplicht is zowel A- als B-certificaten te publiceren. Om dit mogelijk te maken moeten de lidstaten het Bureau in kennis stellen van overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder b) van Richtlijn 2004/49/EG afgegeven B-certificaten en van A-certificaten. |
(6) |
De nationale veiligheidsinstanties kunnen het Bureau op drie manieren in kennis stellen van de afgifte, vernieuwing, wijziging of intrekking van veiligheidscertificaten: door gebruik te maken van de internettoepassing van het Bureau, door een elektronisch bestand van het veiligheidscertificaat in te dienen of door het veiligheidscertificaat naar het Bureau te faxen. Om het gebruik van het standaardformulier te vergemakkelijken en om te garanderen dat de meest recente versie van de formulieren wordt gebruikt, wordt nationale veiligheidsinstanties aanbevolen het elektronische formulier op de website van het Bureau te gebruiken of de elektronische bestanden of hoofddocumenten van die website te downloaden. De voorkeur gaat naar het gebruik van de elektronische internetformulieren omdat deze documenten rechtstreeks in de databank van het Bureau kunnen worden opgeslagen. Het indienen van een elektronisch bestand verdient eveneens aanbeveling omdat het Bureau deze documenten als gecodificeerde bestanden kan opslaan en rechtstreeks naar de veiligheidsdatabank van het Bureau kan zenden. |
(7) |
Elk veiligheidscertificaat dat door de lidstaten wordt afgegeven krijgt een uniek nummer; dit nummer vereenvoudigt ook de methode voor de opslag van het veiligheidscertificaat in de door het Bureau op te zetten openbare databank. |
(8) |
Om onnodige financiële en administratieve last te voorkomen zij erop gewezen dat spoorwegondernemingen die overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (5) een veiligheidscertificaat hebben gekregen, vóór 1 januari 2011 geen nieuw certificaat dienen aan te vragen. De bestaande veiligheidscertificaten blijven geldig zolang aan de geldigheidsvoorwaarden is voldaan; als niet meer aan een van de voorwaarden is voldaan (bv. als het certificaat is verstreken of als de geografische werkingssfeer is veranderd) moet een nieuw veiligheidscertificaat worden aangevraagd. Dit sluit echter niet uit dat spoorwegondernemingen die overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG een veiligheidscertificaat hebben gekregen, een certificaat in het nieuwe geharmoniseerde formaat mogen aanvragen. Deze kwestie is overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Richtlijn 2004/49/EG onder de aandacht van de Commissie gebracht. |
(9) |
De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 21 van Richtlijn 96/48/EG opgezette comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Certificaten die worden afgegeven overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), van Richtlijn 2004/49/EG (A-certificaten) volgen het in bijlage I bij deze verordening uiteengezette standaardformaat.
Dat formaat wordt gebruikt telkens als een A-certificaat wordt afgegeven, vernieuwd, bijgewerkt, gewijzigd of ingetrokken.
Artikel 2
Certificaten die worden afgegeven overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder b), van Richtlijn 2004/49/EG (B-certificaten) volgen het in bijlage II bij deze verordening uiteengezette standaardformaat.
Dat formaat wordt gebruikt telkens als een B-certificaat wordt afgegeven, vernieuwd, bijgewerkt, gewijzigd of ingetrokken.
Artikel 3
Aanvragen voor veiligheidscertificaten die zijn ingediend overeenkomstig de artikelen 10 en 12 van Richtlijn 2004/49/EG volgen het in bijlage III bij deze verordening uiteengezette standaardformaat.
Het aanvraagformulier wordt overeenkomstig de in bijlage III bij deze verordening uiteengezette richtsnoeren ingevuld.
Artikel 4
Aan elk veiligheidscertificaat wordt een uniek nummer toegekend, overeenkomstig het in bijlage IV bij deze verordening beschreven protocol.
Artikel 5
De veiligheidsinstantie stelt het Bureau in kennis van de afgifte, vernieuwing, wijziging of intrekking van alle A- en B-certificaten die overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2004/49/EG zijn afgegeven.
Artikel 6
Alle overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG afgegeven veiligheidscertificaten worden vervangen door veiligheidscertificaten die uiterlijk op 1 januari 2011 overeenkomstig Richtlijn 2004/49/EG en de onderhavige verordening worden afgegeven.
De wijziging, bijwerking of vernieuwing van een overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG afgegeven veiligheidscertificaat gebeurt overeenkomstig de onderhavige verordening en Richtlijn 2004/49/EG.
Spoorwegondernemingen die al houder zijn van een overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG afgegeven veiligheidscertificaat hebben het recht bij de nationale veiligheidsinstantie een nieuw certificaat aan te vragen dat overeenkomstig de onderhavige verordening en Richtlijn 2004/49/EG wordt afgegeven.
Artikel 7
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juni 2007.
Voor de Commissie
Jacques BARROT
Vicevoorzitter
-
PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44, gerectificeerd in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 16.
-
PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 3.
-
PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/50/EG van het Europees Parlament en de Raad (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 114, gerectificeerd in PB L 220 van 21.6.2004, blz. 40).
-
PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/50/EG.
-
PB L 75 van 15.3.2001, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/49/EG.
BIJLAGE I
BIJLAGE II
BIJLAGE III
Standaard aanvraagformulier en richtsnoeren
AANVRAAG VEILIGHEIDSCERTIFICAAT |
VOORBLAD VOOR BIJLAGEN BIJ HET AANVRAAGFORMULIER |
RICHTSNOEREN VOOR HET INVULLEN Informatie die op de aanvraagformulieren voor A- of B-veiligheidscertificaten moet worden ingevuld |
INLEIDING
Dit aanvraagformulier moet worden gebruikt door spoorwegondernemingen (ook „de aanvrager” genoemd) die een aanvraag indienen voor een A- of B-veiligheidscertificaat (artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2004/49/EG). Tenzij anders vermeld, wordt in dit document verwezen naar artikelen van Richtlijn 2004/49/EG.
Wanneer spoorwegondernemingen die een aanvraag indienen voor een of beide certificaten gebruikmaken van dit aanvraagformulier om hun verzoek in te dienen bij de veiligheidsinstantie/-organisatie die bevoegd is voor de afgifte van deze certificaten, kan de instantie het verzoek onmiddellijk en in elk geval binnen de in artikel 12, lid 1, gestelde termijnen behandelen.
De spoorwegonderneming moet alle velden van het formulier invullen en alle toepasselijke informatie verstrekken.
A- en B-veiligheidscertificaten
Via dit document kan een spoorwegonderneming een aanvraag indienen voor zowel een A- als een B-veiligheidscertificaat, of voor een van beide; het formulier kan worden gebruikt om een nieuw, vernieuwd of bijgewerkt/gewijzigd A- en/of B-certificaat aan te vragen (zoals bepaald in artikel 10, lid 5).
Het is mogelijk om alleen een nieuw A-certificaat aan te vragen en later, via een tweede aanvraag, het eerste B-certificaat aan te vragen.
Wanneer alleen een aanvraag voor een B-certificaat wordt gedaan, moet de aanvrager al houder zijn van een geldig A-certificaat.
Type en omvang van spoorwegactiviteiten
Overeenkomstig artikel 10, lid 5, wordt een veiligheidscertificaat geheel of gedeeltelijk bijgewerkt wanneer de soort of omvang van de activiteit ingrijpend verandert. De houder van het veiligheidscertificaat stelt de bevoegde veiligheidsinstantie onverwijld in kennis van alle belangrijke wijzigingen in de voorwaarden van het betrokken gedeelte van het veiligheidscertificaat. Het is dan ook belangrijk dat de spoorwegondernemingen het „type” en de „omvang” van de spoorwegdiensten vaststellen en de veiligheidsinstantie daarvan in kennis stellen.
„Type” en „omvang” vormen de basis voor de communautaire geldigheid van het A-certificaat en voor de definitie van „gelijkwaardige spoorwegvervoersactiviteiten” (artikel 10, lid 3) in de hele Gemeenschap.
Met „type” dienst wordt passagiersvervoer, inclusief en exclusief hogesnelheidsdiensten, goederenvervoer, inclusief en exclusief diensten met betrekking tot gevaarlijke goederen, en rangeerdiensten bedoeld. Met „omvang” van de dienst en van de spoorwegonderneming wordt het volume aan passagiers/goederen en de geraamde omvang van de spoorwegonderneming in termen van werknemers in de spoorwegsector bedoeld (micro, klein, middelgroot, groot).
Het „type” en de „omvang” van diensten voor alle B-certificaten, die door dezelfde spoorwegonderneming in een of meer landen worden uitgevoerd, moeten onder het „type” en de „omvang” van de diensten van het A certificaat vallen.
Alle informatie in de velden 2.6 tot 2.19 en 3.6 tot 3.16 is noodzakelijk om na te gaan of de diensten die in het kader van het aangevraagde veiligheidscertificaat zullen worden uitgevoerd al dan niet gelijkwaardig zijn aan andere spoorwegactiviteiten die al door de aanvrager zijn uitgevoerd in het kader van geldige certificaten waarvan hij eerder al houder was.
AANVULLENDE INFORMATIE
Bladzijde 3 van het aanvraagformulier is bedoeld als herinnering aan de documenten die samen met elke aanvraag moeten worden ingediend. Deze bladzijde dient als referentielijst voor de aanvrager en de organisatie/instantie die de certificaten afgeeft en moet daarom als voorblad van de bijlagen bij het aanvraagformulier worden gebruikt (elk vakje moet volgens het specifieke geval worden aangevinkt).
Om het invullen en het maken van verwijzingen te vergemakkelijken, is elk veld van het aanvraagformulier genummerd en toegelicht op de volgende bladzijden.
De persoon die bevoegd is om het aanvraagformulier in te dienen bij de veiligheidsorganisatie/-instantie dient het formulier op de daartoe bestemde plaats te ondertekenen. De naam van deze persoon moet ook voluit worden geschreven.
TOELICHTING EN GEBRUIKSINSTRUCTIES
1.1.-1.2. |
Naam en adres van de veiligheidsinstantie/-organisatie waar de aanvraag naartoe wordt gestuurd. Bijgewerkte informatie kan onder meer worden gevonden op de website van het Europees Spoorwegbureau (www.era.eu.int) of de website van de veiligheidsorganisatie/-instantie die het certificaat afgeeft (voor zover van toepassing). |
2.1. |
In dit veld moet worden gespecificeerd of het ingediende aanvraagformulier betrekking heeft op een A-veiligheidscertificaat. In dat geval moet aanvullende informatie worden verstrekt (door het aanvinken van de vakjes) om het type en de omvang van de diensten van de spoorwegonderneming te bepalen. |
2.2. |
De aanvrager moet dit vakje aanvinken in de volgende gevallen:
|
2.3. |
Het veiligheidscertificaat wordt op verzoek van de spoorwegonderneming en ten minste om de vijf jaar vernieuwd (artikel 10, lid 5). |
2.4. |
Het veiligheidscertificaat wordt geheel of gedeeltelijk bijgewerkt wanneer de soort of omvang van de activiteit ingrijpend verandert. In dat geval moet een bijgewerkt/gewijzigd certificaat worden aangevraagd; bovendien moet de houder van het veiligheidscertificaat onverwijld de bevoegde instantie in kennis stellen van alle belangrijke wijzigingen in de voorwaarden van het betrokken gedeelte van het veiligheidscertificaat. Voorts neemt hij contact op met de bevoegde veiligheidsinstantie wanneer nieuwe categorieën personeel of nieuwe soorten rollend materieel worden geïntroduceerd. (artikel 10, lid 5). |
2.5. |
Vermeld, voor zover van toepassing, het volledige EU-identificatienummer van het vorige A-veiligheidscertificaat met betrekking tot het aanvraagformulier dat bij de in de velden 1.1 en 1.2 vermelde veiligheidsinstantie/-organisatie wordt ingediend. |
2.6.-2.7. |
Wanneer de aanvraag ook/alleen betrekking heeft op passagiersdiensten moet door het aanvinken van het passende vakje worden gespecificeerd of de activiteiten al dan niet hogesnelheidsdiensten omvatten, waarbij slechts één mogelijkheid mag worden geselecteerd. De geselecteerde optie (2.6 of 2.7) omvat echter ook alle andere typen passagiersvervoer (bv. regionaal, over korte, middellange of lange afstand enz.), en alle andere diensten die nodig zijn om de diensten waarvoor een veiligheidscertificaat wordt gevraagd te kunnen uitvoeren (rangeeractiviteiten enz.). Voor de definitie van hogesnelheidsdiensten wordt verwezen naar bijlage I bij Richtlijn 96/48/EG. |
2.8.-2.9. |
Wanneer een aanvraag voor passagiersdiensten (2.6 of 2.7) wordt gedaan, moet door het aanvinken van het passende vakje het geraamde huidige of geplande volume (in passagierskilometers per jaar) van de diensten worden gespecificeerd, waarbij slechts één mogelijkheid mag worden geselecteerd. De categorieën in kwestie zijn in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1192/2003 betreffende de statistieken van het spoorvervoer. |
2.10.-2.11. |
Wanneer de aanvraag ook/alleen betrekking heeft op goederendiensten moet door het aanvinken van het passende vakje worden gespecificeerd of de activiteiten al dan niet het vervoer van gevaarlijke goederen omvatten, waarbij slechts één mogelijkheid mag worden geselecteerd. De geselecteerde optie (2.10 of 2.11) omvat echter ook alle andere typen goederenvervoer die niet expliciet zijn vermeld en alle andere diensten die nodig zijn om de goederendiensten waarvoor een veiligheidscertificaat wordt aangevraagd te kunnen uitvoeren (rangeeractiviteiten enz.). Voor de definities van gevaarlijke goederen wordt verwezen naar Richtlijn 96/49/EG en bijlagen. Exploitanten die goederenvervoersdiensten voor interne spoorwegbehoeften uitvoeren, vallen binnen het toepassingsgebied van de categorie goederenvervoer (bv. bedrijven die de sporen onderhouden en die machines van de ene site naar de andere moeten vervoeren, of bedrijven die meettreinen exploiteren). |
2.12.-2.13. |
Wanneer een aanvraag voor goederendiensten (2.10 of 2.11) wordt gedaan, moet door het aanvinken van het passende vakje het geraamde huidige of geplande volume (in tonkilometers per jaar) van de diensten worden gespecificeerd, waarbij slechts één mogelijkheid mag worden geselecteerd. De categorieën in kwestie zijn in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1192/2003 betreffende de statistieken van het spoorvervoer. |
2.14. |
Wanneer de aanvrager voornemens is uitsluitend rangeeractiviteiten uit te voeren, zonder passagiers- of goederenvervoer, moet dit vakje worden aangevinkt. |
2.15. |
Vermeld hier de datum waarop de exploitatie van de diensten waarvoor de aanvraag wordt ingediend (passagiersdiensten, goederendiensten, uitsluitend rangeeractiviteiten) zal beginnen, in het geval van een vernieuwd of bijgewerkt/gewijzigd certificaat, de datum waarop het certificaat van kracht wordt en het vorige certificaat vervangt. |
2.16. |
Als het aantal werknemers dat actief is in de spoorwegsector of betrokken is bij spoorwegactiviteiten en aanverwante activiteiten, inclusief de aannemers, tussen 0 (d.w.z. dat de ondernemer zelf de enige werknemer is) en 9 ligt, moet de optie „micro-onderneming” worden geselecteerd. Voor de omvang van de ondernemingen wordt verwezen naar de door het DG ENTR gebruikte definities. Slechts één van de mogelijkheden (2.16-2.17-2.18-2.19) mag worden gekozen. |
2.17. |
Als het aantal werknemers dat actief is in de spoorwegsector of betrokken is bij spoorwegactiviteiten en aanverwante activiteiten, inclusief de aannemers, tussen 10 en 49 ligt, moet de optie „kleine onderneming” worden geselecteerd. Voor de omvang van de ondernemingen wordt verwezen naar de door het DG ENTR gebruikte definities. Slechts één van de mogelijkheden (2.16-2.17-2.18-2.19) mag worden gekozen. |
2.18. |
Als het aantal werknemers dat actief is in de spoorwegsector of betrokken is bij spoorwegactiviteiten en aanverwante activiteiten, inclusief de aannemers, tussen 50 en 250 ligt, moet de optie „middelgrote onderneming” worden geselecteerd. Voor de omvang van de ondernemingen wordt verwezen naar de door het DG ENTR gebruikte definities. Slechts één van de mogelijkheden (2.16-2.17-2.18-2.19) mag worden gekozen. |
2.19. |
Als het aantal werknemers dat actief is in de spoorwegsector of betrokken is bij spoorwegactiviteiten en aanverwante activiteiten, inclusief de aannemers, meer dan 250 bedraagt, moet de optie „grote onderneming” worden geselecteerd. Voor de omvang van de ondernemingen wordt verwezen naar de door het DG ENTR gebruikte definities. Slechts één van de mogelijkheden (2.16-2.17-2.18-2.19) mag worden gekozen. |
3.1. |
In dit veld moet worden gespecificeerd of het ingediende aanvraagformulier betrekking heeft op een B-veiligheidscertificaat. In dat geval moet aanvullende informatie worden verstrekt (door het aanvinken van de vakjes) om het type en de omvang van de diensten van de spoorwegonderneming te bepalen. |
3.2. |
De aanvrager moet dit vakje aanvinken in de volgende gevallen:
|
3.3. |
Het veiligheidscertificaat wordt op verzoek van de spoorwegonderneming en ten minste om de vijf jaar vernieuwd (artikel 10, lid 5). |
3.4. |
Het veiligheidscertificaat wordt geheel of gedeeltelijk bijgewerkt wanneer de soort of omvang van de activiteit ingrijpend verandert. In dat geval moet een bijgewerkt/gewijzigd certificaat worden aangevraagd; bovendien moet de houder van het veiligheidscertificaat onverwijld de bevoegde instantie in kennis stellen van alle belangrijke wijzigingen in de voorwaarden van het betrokken gedeelte van het veiligheidscertificaat. Voorts neemt hij contact op met de bevoegde veiligheidsinstantie wanneer nieuwe categorieën personeel of nieuwe soorten rollend materieel worden geïntroduceerd. (artikel 10, lid 5). |
3.5. |
Vermeld, voor zover van toepassing, het volledige EU-identificatienummer van het vorige B-veiligheidscertificaat met betrekking tot het aanvraagformulier dat bij de in de velden 1.1 en 1.2 vermelde veiligheidsinstantie/-organisatie wordt ingediend. |
3.6.-3.7. |
Zie 2.6-2.7 hierboven. |
3.8.-3.9. |
Zie 2.8-2.9 hierboven. |
3.10.-3.11. |
Zie 2.10-2.11 hierboven. |
3.12.-3.13. |
Zie 2.12-2.13 hierboven. |
3.14. |
Zie 2.14 hierboven. |
3.15. |
Zie 2.15 hierboven. |
3.16. |
Een B-veiligheidscertificaat kan het gehele spoorwegnet van een lidstaat dan wel een bepaald deel daarvan bestrijken (artikel 10, lid 1). Daarom moeten duidelijk alle lijnen worden vermeld waarop de diensten (passagiersdiensten, goederendiensten of uitsluitend rangeerbewegingen) zullen worden geëxploiteerd. Spoorwegondernemingen moeten de benamingen/namen van de lijnen gebruiken zoals die in de „Netverklaring” (zie artikel 3 van en bijlage I bij Richtlijn 2001/14/EG) zijn vermeld. Als er niet genoeg ruimte beschikbaar is, moet de aanvrager bijlagen bij het aanvraagformulier voegen en deze bijlagen specificeren in dit veld. |
3.17. |
Deze informatie moet alleen worden verstrekt als de aanvraag betrekking heeft op een nieuw, vernieuwd of bijgewerkt/gewijzigd B-veiligheidscertificaat en als de aanvrager al houder is van een geldig A-certificaat. Alle instanties/organisaties die veiligheidscertificaten afgeven, kennen de EU-identificatienummers toe volgens de vaste codificatieregels van het Europees Spoorwegbureau. De hier vermelde informatie ontslaat de aanvrager niet van de verplichting om samen met de aanvraag een kopie van het A-veiligheidscertificaat in te dienen (8.1). Als het EU-identificatienummer nog niet beschikbaar is, vul dan „NIET VAN TOEPASSING” in. |
3.18. |
Vul hier het land in dat het A-veiligheidscertificaat heeft afgegeven (d.w.z. het land waartoe de autoriteit/organisatie die het certificaat heeft afgegeven behoort). De hier vermelde informatie ontslaat de aanvrager niet van de verplichting om samen met de aanvraag een kopie van het A-veiligheidscertificaat in te dienen (8.1). |
4.1. |
Deze informatie moet alleen worden verstrekt als de aanvrager houder is van een of meer geldige B-veiligheidscertificaten. In dat geval moeten de EU-identificatienummers van de al afgegeven B-veiligheidscertificaten worden gespecificeerd, gescheiden door „/”. De aanvrager hoeft geen kopie van de B-veiligheidscertificaten bij zijn aanvraag te voegen. |
4.2. |
Deze informatie moet alleen worden verstrekt wanneer een spoorwegonderneming die een aanvraag voor een A- of B-certificaat indient al houder is van een geldige vergunning (Richtlijn 95/18/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2001/13/EG). De verstrekte informatie ontslaat de aanvrager niet van de verplichting een kopie van de vergunning bij zijn aanvraag te voegen (7.2 en 8.2). OPMERKING: een spoorwegonderneming, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/14/EG moet over een vergunning beschikken overeenkomstig de toepasselijke Gemeenschapswetgeving; een spoorwegonderneming, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/49/EG, hoeft evenwel niet altijd over een vergunning te beschikken. |
4.3. |
Vul hier het land in dat de vergunning heeft afgegeven (d.w.z. het land waartoe de autoriteit/organisatie die de vergunning heeft afgegeven behoort). De hier verstrekte informatie ontslaat de aanvrager niet van de verplichting een kopie van de vergunning bij zijn aanvraag te voegen (7.2 en 8.2). |
5.1. |
Als de „wettelijke naam” en de „naam van de spoorwegonderneming” niet dezelfde zijn, vermeld ze dan allebei. |
5.2.-5.8. |
Iedere aanvrager verstrekt de nodige informatie die het orgaan dat het certificaat afgeeft in staat stelt contact op te nemen met de spoorwegonderneming (vermeld het telefoonnummer van de centrale, indien van toepassing, en niet van de persoon die verantwoordelijk is voor de certificeringsprocedure; vermeld bij de telefoon- en faxnummers ook steeds de landcode; vermeld het algemene e-mailadres van de spoorwegonderneming). Bij de contactgegevens van de spoorwegonderneming moet het algemene adres worden vermeld, niet de gegevens van een specifieke persoon. Deze informatie moet immers worden vermeld in de punten 6.1 tot 6.5. Het is niet verplicht de website (5.8) te vermelden. |
5.9.-5.10. |
Indien uit hoofde van de nationale wetgeving meerdere registratienummers zijn toegekend aan de spoorwegonderneming die de aanvraag indient, is het mogelijk om op het formulier zowel het btw-nummer (5.10) als een tweede registratienummer (5.9) (bv. handelsregisternummer) in te vullen. |
5.11. |
Indien nodig kan informatie worden toegevoegd die niet expliciet in de andere velden wordt gevraagd. |
6.1.-6.5. |
Deze persoon fungeert tijdens de volledige duur van het certificeringsproces als contactpersoon tussen de spoorwegonderneming die de aanvraag indient en de organisatie/instantie die het certificaat afgeeft. Hij/zij geeft waar nodig ondersteuning, bijstand, informatie en verduidelijkingen en is het aanspreekpunt voor het orgaan dat de aanvraag behandelt. Bij de telefoon- en faxnummers moet de landcode worden vermeld; het is niet verplicht het e-mailadres te vermelden. |
7.1. |
Dit document moet worden ingediend wanneer een (nieuw, vernieuwd of bijgewerkt/gewijzigd) A-veiligheidscertificaat wordt aangevraagd; met „samenvatting van de handleiding van het veiligheidsbeheersysteem” wordt een document bedoeld waarin de hoofdlijnen van het veiligheidsbeheersysteem van de spoorwegonderneming worden uiteengezet. Het document moet gedetailleerde achtergrondinformatie over de verschillende procedures of normen/regels van de onderneming bevatten en aantonen dat deze zijn toegepast (of worden toegepast), waarbij kruiselings moet worden verwezen naar de punten van artikel 9 en bijlage III. |
7.2. |
Een spoorwegonderneming, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/14/EG, moet overeenkomstig de toepasselijke Gemeenschapswetgeving over een vergunning beschikken; volgens de definitie van Richtlijn 2004/49/EG moet een spoorwegonderneming echter niet over een vergunning beschikken; een spoorwegonderneming moet dan ook alleen een kopie van een geldige vergunning indienen als de eerste richtlijn van toepassing is, zoniet moet „niet van toepassing” worden aangevinkt (7.3 en/of 8.3). |
7.3. |
Zie 7.2. |
8.1. |
Wanneer met dit formulier alleen een (nieuw, vernieuwd of bijgewerkt/gewijzigd) B-veiligheidscertificaat wordt aangevraagd, zonder ook een A-veiligheidscertificaat aan te vragen, moet een kopie van een geldig A-veiligheidscertificaat worden ingediend. |
8.2. |
Zie 7.2 hierboven. |
8.3. |
Zie 7.3 hierboven. |
8.4. |
Volgens artikel 9 van Richtlijn 95/18/EG dient een spoorwegonderneming voldoende te zijn verzekerd of gelijkwaardige voorzieningen te hebben getroffen (bv. een financiële garantie) om, overeenkomstig de nationale en internationale wetgeving, haar wettelijke aansprakelijkheid bij ongeval te dekken. Het bewijs dat een spoorwegonderneming waaraan een vergunning is toegekend voldoet aan de nationale verzekeringseisen of gelijkwaardige voorzieningen heeft getroffen om haar aansprakelijkheid te dekken, wordt bij de vergunning gevoegd (Aanbeveling 2004/358/EG van de Commissie). Een kopie van de bij de vergunning gevoegde verzekering of financiële dekking van de aansprakelijkheid moet samen met het aanvraagformulier worden ingediend. |
8.5. |
De aanvrager dient een lijst in van de documentatie over de technische specificaties inzake operabiliteit of delen daarvan en, voor zover van toepassing, van de nationale veiligheidsregels en andere regels die van toepassing zijn op de werknemers, het rollend materieel en, in het algemeen, op de diensten die met het aangevraagde certificaat zullen worden geëxploiteerd. Er moet duidelijk worden verwezen naar de processen waarop de technische specificaties inzake operabiliteit van toepassing zijn, en naar documenten over de toepassing daarvan. Om dubbel werk te vermijden en de hoeveelheid informatie te beperken, moet alleen samenvattende informatie worden ingediend over elementen die voldoen aan de technische specificaties inzake operabiliteit en andere eisen van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG. |
8.6. |
De aanvrager dient een volledige lijst in van de verschillende CATEGORIEËN WERKNEMERS die in vast dienstverband of op contractuele basis betrokken zijn bij de diensten die met het aangevraagde certificaat zullen worden geëxploiteerd. De lijst van CATEGORIEËN WERKNEMERS moet voldoen aan nationale en netwerkspecifieke regels voor het categoriseren van die gegevens. |
8.7. |
De aanvrager dient een beschrijving in van de procedures van het veiligheidsbeheersysteem die betrekking hebben op WERKNEMERS, inclusief bewijzen dat de werknemers voldoen aan de nationale regels en/of toepasselijke technische specificaties inzake operabiliteit en dat de werknemers naar behoren zijn gecertificeerd. |
8.8. |
De aanvrager dient een volledige documentatie in van de verschillende TYPEN ROLLEND MATERIEEL die met het aangevraagde certificaat zullen worden geëxploiteerd. De TYPEN ROLLEND MATERIEEL moeten voldoen aan de nationale en netwerkspecifieke regels voor het categoriseren van die gegevens. |
8.9. |
De aanvrager dient een beschrijving in van de procedures van het veiligheidsbeheersysteem die betrekking hebben op ROLLEND MATERIEEL, inclusief bewijzen dat het rollend materieel voldoet aan de nationale regels en/of toepasselijke technische specificaties inzake operabiliteit en dat het rollend materieel naar behoren is gecertificeerd. |
8.10. |
Op deze plaats kunnen andere documenten die samen met de aanvraag worden ingediend, worden vermeld. Identificeer het nummer en type van het document en geef een korte beschrijving van de inhoud. |
BIJLAGE IV
Code voor het geharmoniseerde nummersysteem voor veiligheidscertificaten, EU-Identificatienummer (EIN) genoemd
Landcode (2 letters) |
Type document (2 cijfers) |
Jaar van afgifte (4 cijfers) |
Teller (4 cijfers) |
||||||||
Voorbeeld:
I |
T |
1 |
1 |
2 |
0 |
0 |
6 |
0 |
0 |
0 |
5 |
Toelichting bij de structuur van het EU-identificatienummer (EIN)
I |
T |
1 |
1 |
2 |
0 |
0 |
6 |
0 |
0 |
0 |
5 |
Landcode (2 letters) |
Type document (2 cijfers) |
Jaar van afgifte (4 cijfers) |
Teller (4 cijfers) |
||||||||
Veld 1 |
Veld 2 |
Veld 3 |
Veld 4 |
VELD 1 — Landcode (2 letters)
De gebruikte landcodes zijn die welke officieel zijn bekendgemaakt en bijgewerkt in de interinstitutionele schrijfwijzer op de Europese website en die gebaseerd zijn op ISO-norm 3166 alpha-2.
Land |
Code |
Oostenrijk |
AT |
België |
BE |
Bulgarije |
BG |
Cyprus |
CY |
Tsjechië |
CZ |
Denemarken |
DK |
Estland |
EE |
Finland |
FI |
Frankrijk |
FR |
Duitsland |
DE |
Griekenland |
EL |
Hongarije |
HU |
IJsland |
IS |
Ierland |
IE |
Italië |
IT |
Letland |
LV |
Liechtenstein |
LI |
Litouwen |
LT |
Luxemburg |
LU |
Noorwegen |
NO |
Malta |
MT |
Nederland |
NL |
Polen |
PL |
Portugal |
PT |
Roemenië |
RO |
Slowakije |
SK |
Slovenië |
SI |
Spanje |
ES |
Zweden |
SE |
Zwitserland |
CH |
Verenigd Koninkrijk |
UK |
De „Channel Tunnel Safety Authority”, tot dusver de enige multinationale veiligheidsinstantie, wordt met de volgende tweelettercode aangeduid:
MULTINATIONALE VEILIGHEIDSINSTANTIE |
Code |
Channel Tunnel Safety Authority |
CT |
VELD 2 — Type document (2 cijfers)
Twee cijfers die het mogelijk maken het type document te identificeren: het eerste cijfer staat voor de algemene classificatie van het document en geeft aan of het om een veiligheidscertificaat (cijfer 1) of een ander document (ander cijfer dan 1) gaat; het tweede cijfer staat voor het subtype document en geeft aan of het om een A-veiligheidscertificaat (cijfer 1) of B-veiligheidscertificaat (cijfer 2) gaat. Op dit ogenblik zijn slechts twee mogelijke combinaties van belang:
[1 1] voor A-veiligheidscertificaten; |
[1 2] voor B-veiligheidscertificaten. |
Wanneer er behoefte is aan andere codes kan dit systeem worden uitgebreid. Hierna volgt de voorgestelde lijst van bekende mogelijke combinaties van twee cijfers en de typen documenten waarop ze betrekking hebben:
Cijfercombinatie voor veld 2 |
Type document |
Subtype document |
[0 1] |
Vergunningen |
Niet van toepassing op deze verordening |
[0 x] |
Vergunningen |
Niet van toepassing op deze verordening |
[1 1] |
Veiligheidscertificaat |
Deel A |
[1 2] |
Veiligheidscertificaat |
Deel B |
[1 x] |
Veiligheidscertificaat |
Niet van toepassing op deze verordening |
[2 1] |
Veiligheidsvergunning |
Niet van toepassing op deze verordening |
[2 2] |
Veiligheidsvergunning |
Niet van toepassing op deze verordening |
[2 x] |
Veiligheidsvergunning |
Niet van toepassing op deze verordening |
[3 x] |
Certificaten voor onderhoudswerkplaatsen |
Niet van toepassing op deze verordening |
[4 x] |
Certificaten voor aangemelde instanties |
Niet van toepassing op deze verordening |
[5 x] … [9 x] |
Reserve (5 documenttypen) |
Niet van toepassing op deze verordening |
VELD 3 — Jaar van afgifte (4 cijfers)
Dit veld geeft het jaar aan (in het gespecificeerde formaat yyyy, d.w.z. 4 cijfers) waarin het certificaat is afgegeven.
VELD 4 — Teller
De teller is een getal dat telkens met één wordt verhoogd wanneer een certificaat wordt afgegeven, ongeacht of het om een nieuw, vernieuwd of bijgewerkt/gewijzigd certificaat gaat. Het getal van een ingetrokken certificaat mag niet opnieuw worden gebruikt.
De teller wordt elk jaar op nul gezet.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.