Nederlandse kunst trekt veel Fransen

Met dank overgenomen van /RNW (RNW), gepubliceerd op woensdag 20 april 2011.

Parijs heeft de afgelopen jaren te maken met een ware hausse aan Nederlandse kunst. De ene tentoonstelling is nog niet voorbij of de volgende opent alweer haar deuren. Dat is opmerkelijk. Ook de bezoekersaantallen zijn verrassend hoog en de reacties zijn lovend.

Als je het op een rijtje ziet, wordt het al snel duidelijk:

Museum Pinacothèque ruimde anderhalf jaar geleden de zalen in met Nederlandse kunstenaars uit de Gouden Eeuw, zoals Johannes Vermeer en Frans Hals

De afgelopen maanden was kunst van Piet Mondriaan te zien in het prestigieuze Centre Pompidou

In het Gemeentemuseum voor Moderne Kunst in Parijs zijn de schilderwerken van Kees van Dongen te zien

Het Louvre organiseert een tentoonstelling rond Rembrandt

Tranen in ogen

De Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw trokken 4.000 bezoekers per dag. De Pinacothèque moest zelfs de deuren 's avonds openen wegens de enorme toeloop. De Franse oud-minister Luc Ferry die de tentoonstelling bezocht, zei 'tranen in de ogen te krijgen' van de schoonheid van de Nederlandse meesters.

De kunstwerken van Piet Mondriaan in het Centre Pompidou trokken zelfs meer dan 4.000 bezoekers per dag: een score waar het museum heel tevreden mee was.

De expositie van Kees van Dongen is een maand open en nu al een succes. 'We zitten op gemiddeld 10.000 mensen per week', vertelt Fabrice Hergott, directeur van het Gemeentemuseum. 'Daar zijn we heel blij mee.'

Conservator Blaise Ducos van het Louvre Museum verwacht ook een grote toeloop voor Rembrandt en diens beeltenissen van Christus: 'De Fransen zijn gek op Hollandse kunst'.

Kunst reist vaker

De liefde van de Fransen voor Nederlandse kunst was er altijd al. Het is daarom geen verklaring voor de recente successen.

'Het heeft er mee te maken dat Nederlandse musea hun kunstschatten tegenwoordig meer laten reizen over de wereld en vaker delen met andere musea. En die uitwisseling is vooral met Frankrijk toegenomen', zegt Jeanne Wikler. Ze is directeur van het Institut Néerlandais in Parijs, dat de Nederlandse kunst en cultuur in Frankrijk vertegenwoordigt.

In 2007 werden de Europese regels voor kunstuitwisseling versimpeld. 'Het is makkelijker en minder duur geworden', aldus Wikler. 'Een groot deel van de Mondriaan-tentoonstelling in het Centre Pompidou kwam uit het Gemeentemuseum in Den Haag. De Pinacothèque kreeg veel werken uit het Rijksmuseum in Amsterdam. De schilderijen van Van Dongen komen voor een deel uit Boijmans in Rotterdam.'

Kunst delen

Ook spelen er economische wetten. Het 'delen' van een tentoonstelling levert de Nederlandse musea geld op. Exposities zijn bijna niet meer te betalen door één museum: het is te duur. 'Je moet je kunst delen met andere musea. Er is een economische realiteit die museumdirecteuren dwingt dit te doen', zegt Wikler.

Vermeer, Van Dongen en Rembrandt zijn kaskrakers, maar het zijn ook niet alleen 'de klassiekers' die aan bod komen in Parijs. De avant-garde is bijvoorbeeld vertegenwoordigd door Aernout Mik. Van deze Nederlandse beeldend kunstenaar zijn in het prestigieuze Jeu de Paume-museum video’s te zien.

Fransen worden internationaler

Jeanne Wikler ziet bij het Franse publiek een verandering, die de belangstelling voor Hollandse kunst verklaart. 'De Franse maatschappij opent zich naar de wereld. Fransen spreken tegenwoordig beter Engels, ze gaan vaker op vakantie naar het buitenland en niet meer altijd in groepsverband met een Franse gids'

Volgens Wikler maakt die meer internationale blik de samenwerking tussen musea makkelijker. 'Maar het leidt ook tot meer interesse bij Fransen voor het buitenland en dus voor buitenlandse kunst.'

Ze moet lachen: 'En vergeet niet, onze kunstenaars zijn natuurlijk gewoon héél goed!'


Met dank overgenomen van /RNW (RNW).
banner Station Europa