Artikel 71: Parlementaire onschendbaarheid
De leden van de Staten-Generaal, de ministers, de staatssecretarissen en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergaderingen van de Staten-Generaal of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.
In andere talen:
Inhoudsopgave van deze pagina:
Kamerleden, ministers en staatssecretarissen kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd en zijn niet civielrechtelijk aansprakelijk voor wat zij in de Kamer hebben gezegd of aan de Kamer schriftelijk hebben medegedeeld.
Deze 'onschendbaarheid' geldt zowel voor plenaire als voor commissievergaderingen, maar is niet van toepassing als de vergadering is gesloten. In 1939 werd het Rooms-Katholieke Tweede Kamerlid Ruyter i vervolgd, omdat hij na sluiting van een (tumulteuze) Kamervergadering de NSB'er Rost van Tonningen i had uitgemaakt voor landverrader.
Kamerleden, ministers en staatssecretarissen kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor wat zij in de vergaderingen hebben gezegd of schriftelijk hebben medegedeeld.
Iedereen die meedoet aan een vergadering in de Eerste Kamer of de Tweede Kamer mag zeggen wat hij wil. Ook mag hij aan de Eerste of Tweede Kamer schrijven wat hij wil. De rechter kan hen niet straffen voor wat zij zeggen in de Eerste of de Tweede Kamer of wat zij daaraan schrijven.
Uitleg
In artikel 7 i van de Grondwet staat dat iedereen mag zeggen of schrijven wat hij wil. Maar je mag geen dingen zeggen die van de wet niet mogen. Als je dat wel doet, dan kan de rechter je achteraf straffen. Of je verplichten een schadevergoeding te betalen.
In een vergadering van de Eerste en de Tweede Kamer mogen Kamerleden, ministers, staatssecretarissen en anderen ook zeggen en schrijven wat ze willen. En de rechter kan hen achteraf ook niet straffen voor wat ze in de vergadering zeggen of aan de vergadering schrijven.
Betekent dit dat Kamerleden, ministers en staatssecretarissen echt alles mogen zeggen? Nee. De voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer moeten erop letten dat Kamerleden, ministers, staatssecretarissen geen dingen zeggen en schrijven die echt fout zijn. De voorzitters zullen het niet goed vinden dat Kamerleden elkaar uitschelden. Of vloeken. Of racistische opmerkingen maken, bijvoorbeeld.
In 2008 heeft prof. dr. C.A.J.M. Kortmann een voorstel gedaan voor een "goede grondwet die inzichtelijk en bij de tijd is". Voor dit artikel deed hij de volgende suggestie:
Artikel 7.4
De leden van het parlement en andere ambtsdragers en personen die deelnemen aan de beraadslaging, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor wat zij in een vergadering van het parlement of van een commissie daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.
De Leden van het Vertegenwoordigend Lichaam kunnen nimmer agterhaald, beschuldigd, of geöordeeld worden, over hetgeen zij, in de uitoefening van hunnen Post, gezegd of geschreven hebben.
De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogenden en van den Staatsraad zijn nimmer verantwoordelijk voor de door hun uitgebragte advisen.
De Ministers van Staat en Leden van alle Administrative Raden zijn alle aan den Koning verantwoording schuldig; ingevalle zij deswegens in regten mogten betrokken worden, zullen zij voor het Hoog Nationaal Geregtshof worden aangesproken.
De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogenden, de Ministers van Staat, de Leden van den Staatsraad, en de Hooge Ambtenaren van Staat, zullen voor het Hoog Nationaal Geregtshof ten allen tijde teregt staan wegens misdrijven, welke zij in de waarneming van hunne Posten mogten hebben begaan; alsmede wegens misdaden, welke zij mogten hebben bedreven, gedurende den tijd dat zij deze Posten bekleeden; doch tot het gewone leven terug gekeerd, zullen zij wegens laatstgemelde voor hunnen gewonen Burgerlijken Regter worden teregt gesteld.
De leden der Kamers zijn niet geregtelijk vervolgbaar wegens de advijzen, door hen in de vergadering uitgebragt.
De leden der Staten-Generaal zijn niet geregtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergadering hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd.
De leden der Staten-Generaal, alsmede de ministers, de commissarissen bedoeld in artikel 111, tweede lid i, en de ambtenaren, bedoeld in artikel 95, eerste lid i, zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergadering hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd.
De leden van de Staten-Generaal, de ministers, de staatssecretarissen en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergaderingen van de Staten-Generaal of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.