Artikel 13: Briefgeheim
-
1.Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn brief- en telecommunicatiegeheim.
-
2.Beperking van dit recht is mogelijk in de gevallen bij de wet bepaald met machtiging van de rechter of, in het belang van de nationale veiligheid, door of met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen.
In andere talen:
Inhoudsopgave van deze pagina:
Dit artikel regelt het brief-, en telecommunicatiegeheim. Met telecommunicatie wordt het overbrengen van informatie op afstand bedoeld, ongeacht de gebruikte overdrachtsmiddelen. Te denken is niet alleen aan het bestaande (mobiele-) telefoonverkeer, e-mail en internetplatforms, maar ook nieuwe in de toekomst te ontwikkelen telecommunicatiemiddelen.
Er kunnen redenen van algemeen belang zijn die een beperking rechtvaardigen, zoals het voorkomen, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de bescherming van de nationale veiligheid. De wet bepaalt in welke gevallen een inbreuk op het brief- of telecommunicatiegeheim gemaakt mag worden. Dan mogen brieven worden opengemaakt en telefoons en internetverkeer worden afgeluisterd. Strafrechtelijke opsporingsautoriteiten en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen dan kennisnemen van (de inhoud van) communicatie. Wel is een daar machtiging van de rechter of een machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen voor nodig.
-
1.De overheid mag brieven van burgers niet openmaken. De overheid mag de telefoon en andere telecommunicatiemiddelen niet afluisteren.
-
2.De overheid mag dit wel doen als dit in de wet staat en als de rechter of een bij de wet aangewezen persoon zegt dat het wel mag.
Uitleg
Net als de artikelen 11 i en 12 i hoort dit artikel ook bij artikel 10 i. Ook dit artikel beschermt de burger tegen de overheid. De overheid mag brieven van burgers niet openmaken (Natuurlijk wel als de overheid die brief van jou krijgt!) En de overheid mag ook de telefoon en andere telecommunicatiemiddelen zoals e-mail en internetplatforms van de burgers niet afluisteren of hacken. Eigenlijk geldt dit artikel voor elke manier waarop burgers met elkaar praten of schrijven: de overheid mag niet afluisteren en niet meelezen.
Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Deze staan in de wet. De overheid mag brieven lezen als dat in de wet staat en als de rechter denkt dat dat nodig is. Bijvoorbeeld als de politie denkt dat iemand een brief schrijft over een misdaad die hij voorbereidt. Als de nationale veiligheid gevaar loopt, bijvoorbeeld als men bang is voor een terreuraanslag, mogen ook andere personen die in de wet genoemd worden, toestemming geven om brieven open te maken en telecommunicatiemiddelen te onderscheppen.
Al sinds jaar en dag werd in artikel 13 i van de Grondwet de onschendbaarheid van het briefgeheim en de onschendbaarheid van het telefoon- en telegraafgeheim genoemd. Door de technologische vooruitgang was dat achterhaald. Met name de telegraaf raakte aan het einde van de 20e eeuw geheel in onbruik en maakte plaatst voor nieuwe communicatiemiddelen zoals smartphoneverkeer en e-mail. Het kabinet-Rutte II i diende daarom in juli 2014 een voorstel tot wijziging van dit Grondwetsartikel in.
Het geheim der aan de post of andere openbare instelling van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar, behalve op last des regters, in de gevallen in de wet omschreven.
-
1.Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van de rechter.
-
2.Het telefoon- en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, door of met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen.
-
1.Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn brief- en telecommunicatiegeheim.
-
2.Beperking van dit recht is mogelijk in de gevallen bij de wet bepaald met machtiging van de rechter of, in het belang van de nationale veiligheid, door of met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen.