Artikel 68: Inlichtingenplicht ministers, staatssecretarissen; interpellatie
De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.
In andere talen:
Inhoudsopgave van deze pagina:
Het belangrijkste controlerecht van Tweede i en Eerste Kamer i is het recht van elk individueel Kamerlid om van ministers en staatssecretarissen via vragen inlichtingen te krijgen. Ministers i en staatssecretarissen i zijn verplicht mondeling of schriftelijk de verlangde inlichtingen te geven.
Alleen als het verstrekken van informatie het belang van de staat kan schenden, kan daarop een uitzondering worden gemaakt. Gedacht kan worden aan gevoelige informatie over overheidsopdrachten aan bedrijven of informatie in het kader van terreurbestrijding. Informatie kan ook vertrouwelijk worden verstrekt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de commissie voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Het inlichtingenrecht strekt zich uit tot alle vragen die worden gesteld, bijvoorbeeld in debatten of bij de schriftelijke voorbereiding van de behandeling van wetsvoorstellen.
Daarnaast kennen de Kamers in hun reglementen van orde i regelingen voor het stellen en beantwoorden van schriftelijke vragen i, voor het recht van interpellatie i en voor het recht van onderzoek (enquête) i. Wekelijks kunnen Tweede Kamerleden tijdens het zogenoemde vragenuurtje gedurende een uur mondeling vragen stellen over actuele onderwerpen.
In de grondwetsparagraaf over de werkwijze van de kamers zijn belangrijke (controlerende) bevoegdheden geformuleerd die aan beide kamers toekomen.
De meest gehanteerde bevoegdheid is het recht van elk individueel kamerlid om van ministers en staatssecretarissen inlichtingen te vragen. Dezen zijn verplicht mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen te geven waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.
Ministers en staatssecretarissen moeten de Eerste en Tweede Kamer alles vertellen of schrijven wat kamerleden willen weten. Dit hoeft alleen niet als het tegen het belang van de staat is.
Uitleg
Dit artikel is één van de belangrijkste artikelen van onze democratie. Ministers en staatssecretarissen moeten alles eerlijk vertellen aan de Eerste en Tweede Kamer. Ze moeten dat doen als kamerleden daarom vragen. Zelfs als het maar één kamerlid is.
Een minister of een staatssecretaris heeft dan ook een groot probleem als hij de kamer niet alles vertelt, of zelfs liegt. Vaak ontslaan de kamerleden de minister of de staatssecretaris, als ze daar achter komen.
Maar een minister of een staatssecretaris kan wel beslissen dat hij niets wil zeggen. Dat mag als dat in het belang is van de staat. Voor de veiligheid van het land kan het slecht zijn om de kamer dingen te vertellen. Of als het gaat om geheime informatie van een bedrijf of van een rechtbank.
De belangrijkste regel van onze democratie is de 'vertrouwensregel'. Deze regel staat niet in de Grondwet! En ook niet in een andere wet. En toch is het de belangrijkste regel.
Wat betekent de vertrouwensregel? Dit betekent dat een minister of een staatssecretaris zijn werk niet goed kan doen, als de Eerste en Tweede Kamer geen vertrouwen in hem hebben. De Eerste en Tweede Kamer kunnen een minister of een staatssecretaris dus ontslaan.
In 2008 heeft prof. dr. C.A.J.M. Kortmann een voorstel gedaan voor een "goede grondwet die inzichtelijk en bij de tijd is". Voor dit artikel deed hij de volgende suggestie:
Artikel 11.1
De ministers geven het parlement de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.
Artikel 12.2
Het parlement heeft het recht van onderzoek, te regelen bij de wet.
-
Controle door de Tweede Kamer
Een belangrijke taak van de Tweede Kamer i is het beoordelen van besluiten van het kabinet i (en van individuele bewindspersonen) en van voorgenomen beleid. Bij die controlerende taak wordt gebruikgemaakt van het recht op inlichtingen, een recht dat ieder individueel Tweede Kamerlid heeft en dat is vastgelegd in de Grondwet. De regering is verplicht om ieder individueel Kamerlid de inlichtingen te geven waar hij of zij om vraagt. Alleen als het belang van de staat in het geding is, mag de regering weigeren de informatie te verschaffen. Via het recht van onderzoek i kan de Kamer zelf een nader onderzoek instellen.
-
Controle door de Eerste Kamer
Eerste Kamerleden i hebben, net als hun collega's in de Tweede Kamer i, recht op inlichtingen. Kamerleden kunnen daarnaast vragen stellen bij de behandeling van wetsvoorstellen i en tijdens debatten over begrotingen. Verder zijn in het reglement van orde i van de Eerste Kamer bepalingen opgenomen over het vragenrecht i en het recht van interpellatie i. Bovendien heeft de Eerste Kamer ook het recht van enquête i, hoewel dat in de praktijk nog nooit is ingezet.
-
Recht van enquête
De Tweede Kamer i, de Eerste Kamer i en de Verenigde Vergadering i hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
Hetzelve dient, aan beide de Kamers van het Vertegenwoordigend Lichaam, van consideratiën en advies, of ook van berigt, in alle gevallen, waarin zulks van hetzelve gevorderd word.
De Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben alleenlijk eene raadgevende stem, ten ware zij tot leden der vergadering mogten benoemd zijn.
De hoofden der ministeriële departementen hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben alleen eene raadgevende stem, ten ware zij tot leden der vergadering mogten benoemd zijn.
Zij geven aan de Kamers, het zij mondeling, het zij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verleenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang en de zekerheid van het Rijk, de koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen.
Zij kunnen door elke der Kamers worden uitgenoodigd om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn.
De hoofden der ministerieele departementen hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben alleen eene raadgevende stem, ten ware zij tot leden der vergadering mogten benoemd zijn. Zij kunnen zich in de vergadering doen bijstaan door de ambtenaren, daartoe door hen aangewezen.
Zij geven aan de Kamers, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verleenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang van den Staat.
Zij kunnen door elke der Kamers worden uitgenoodigd om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn.
De ministers en de staatssecretarissen geven aan de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang van de staat.
De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.